GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Rechtvaardigheid Gods uit geloof tot geloof

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rechtvaardigheid Gods uit geloof tot geloof

Eenige bijdragen tot opening der Schriften (III) |

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eenige bijdragen tot opening der i chriften (III) |

Zooals we reeds zagen, moet de opvatting van „geloof" als „geioovigen" in de uitdrukking „tot geloof" (Rom. 1 : 17) zakehjk wel zeer aannemelijk geacht worden, als we daarnaast leggen wat 3 : 22 geeft, n.l. „tot allen die gelooven”.

Intusschen bhjft dan de vraag, of deze geUjkstelling formeel geen bezwaar ontmoet.

We meenen van niet. Men heeft hier n.l. te doen met een uitdrukkingswijze die niet alleen in het Grieksch, maar b.v. ook in het Nederlandsch zeer gebruikelijk is. Haar eigenaardigheid bestaat hierin, dat men een groep (concrete) personen samenvat onder een woord dat — strikt genomen — de (abstracte) eigenschap aanduidt die hen allen kenmerkt, of wel de handeling die ze allen uitvoeren.

We doen uit de tallooze voorbeelden maar een greep. Een redac t e u r is een persoon die een blad redigeert; terwijl „redactie" daarentegen eigenlijk beteekent: de handeling van het redigeeren. En toch kan ik zeggen: „de redactie vergadert"; oJf „de redactie deelt dit en dat mee". Men ziet, dat in zoo'n geval „redactie" • staat voor „redacteuren". „Jeugd" wil zeggen: de lagere leeftijd (abstract dus); zoo b.v. in een zin als deze: „In zijn jeugd woonde hij te X.". Maar ik kan het woord ook con-, creet gebruiken, n.l. als samenvatting van „alle jonge mensohen", b.v. wanneer ik zeg: „Die dominé bemoeit zich veel met de jeugd”.

Zoo zou men kunnen doorgaan: „De handel (in plaats van „de handelaars") was ontevreden over dien maatregel". „Ook de sport (i.p.v. „de sportbeoefenaars") was vertegenwoordigd bij de plechtigheid in de Nieuwe Kerk", enz. enz.

Ook het N.T. biedt van zulk een zegsvyljze meer dan één voorbeeld. Reeds ontmoetten wij er één (zonder er bij stil te staan) in den loop van ons voorafgaand betoog. Bedoeld is Kom. 3 : 30. Daar bedient de apostel zich van de abstracta „besnijdenis" en „onbesnedenheid" (Statenvertaling: voorhuid"), terwijl hij toch duidelijk „besnedenen" en „onbesnedenen" (personen dus) op het oog heeft.

Een nog interessanter voorbeeld vinden we in 2 Cor. 5 : 21b, waar het heet: opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem". Hier worden wij dus betiteld met het abstracte „rechtvaardigheid Gods" in plaats van met het concrete „gerechtvaardigden door God”.

Belangrijk is deze plaats mee daarom, dat ze de door ons verdedigde opvatting van den term „rechtvaardigheid Gods", zooals die voorkwam in Rom. 1 : 17, in 't licht stelt als volkomen in overeenstemming met Paulus' spraakgebruik elders. Hier (in 2 Cor. 5 : 21b) is n.l. geen twijfel mogelijk, of „rechtvaardigheid Gods" is bedoeld ia transitieven zin.

Tot slot nog een voorbeeld, dat ons langer moet bezighouden, omdat ook daar — evenals in Rom. 1 VS 17 — het niet onderkennen van het hier gesignaleerde spraakgebniik tot ernstig misverstand mee aanleiding heeft gegeven. De poging tot opheffing daarvan moge dan — al valt ze eigenlijk buiten het kader van Romeinen — de voor ditmaal resteerende ruimte vullen.

Waarschijnlijk zullen velen van ons met name in de donkere bezettingsjaren in het gebed deze woorden hebben beluisterd of ook zelf gebezigd: Laat Uw barmhartigheden roemen tegen Uw oordeelen". Dat men zich aldus (al dan niet bevsmst) aansloot bij de woorden uit Jac. 2 : 13, is duidelijk. Kenneüjk was de bedoeling van de bede deze: In de toom gedenk des ontfermens" (om het nu maar weer in schriftwoorden uit te drukken). Men zag het blijkbaar zoo: n de rampen, die de oorlog over ons brengt, moeten wij de stem hooren van Gods oordeel over de zonde; maar moge nu daartegen in Gk)ds barmhairtigheid haar stem verheffen, zoodat ze het oordeel overstemt.

Bezien we nu echter den inhoud van Jac. 2 : 13 nauwkeurig, dan blijkt, yne zoo bad een op zichzelf , juiste bede gekleedste hehben in bewoordingen die iets totaal anders bedoelen.

De tekst in kwestie luidt: Want het oordeel (is) onbannhartig voor wie geen barmhartigheid gedaan heeft; barmhartigheid roemt tegen het oordeel". Om te beginnen vragen we ons af: at beteekent de uitdrukking „roemen tegen"? De vertaling is niet bizonder gelukkig. Het woord n.l. dat we in den Griekschen tekst vinden, is een samenstelling. Nu beteekent het enkelvoudige werkwoord (kauchaomai): pochen". We treffen het o.a. aan in den brief aan de Romeinen (b.v. 2 : 17), evenals ook het op dit werkwoord correspondeerende zelfstandig naamwoord (kauchêsis,

3 : 27, of kauchêma, 4:2).

Wat nu het voorzetsel (kata) betreft, waairaee dit werkwoord in onzen tekst is samengesteld: dit geeft aan, dat de handeling geschiedt „van boven naar beneden". In overdrachtelijk gebruik geeft het dus te kennen, dat men vanuit de hoogte, minachtend, met zelfverheffing denkt, spreekt of handelt. Ter verduidelijking zij gewezen op Rom. 11 r 18, waar we dezelfde samenstelling vinden. Daar wordt het wel duidelijk, dat „roemen tegen" moet beteekenen: „vol trots zich geringschattend uitlaten ove r”.

Keeren we met deze kennis gewapend terug naar Jacobus, dan doen we goed, eerst even aandacht te schenken aan de (volkomen duidehjke) uitspraak waarmee dit vers begint. Daar staat n.l., dat iemand, die geen barmhartigheid heeft betracht, een oordeel staat te wachten dat hem niet zal sparen. (We denken hierbij als vanzelf aan de gelijkenis uit het slot van Matth. 18.) Nu volgen daarop zonder verbindingswoord de woorden die ons moeite geven. En dikwijls heeft dat weglaten van het koppelwoord tusschen twee zinnen ten doel, de tegenstelling tusschen die beide te beklemtoonen. Wij verwachten dus nu in de tweede vershelft de tegenhanger van de eerste. Op het eerste gezicht kan het inderdaad moeilijk schijnen, die erait te halen. Zijn we echter eenmaal verdacht op de figuur die we daareven ontmoetten, n.l. het gebruik van een abstracte eigenschap als aanduiding van een groep concrete personen, dan is de moeilijkheid overwonnen. „Barmhartigheid" is n.l. alleen maar te verklaren als een gewijzigde uitdrukking voor: „al wie barmhartigheid doet”.

„Barmhartigheid roemt tegen het oordeel" wil dus zeggen: wie, barmhaitigheid betracht zegt zelfverzekerd: „Ik bén boven het oordeel verheven; het raakt mij niet!”

Het zal duidelijk zijn, wat de fouten zijn in die opvatting van deze woorden welke doorschemerde in de zooeven geciteerde gebedspassage. Men heeft om te beginnen „roemen tegen" verstaan als: „ergens tegenin spreken". En zoo zag men „barmhaitigheid" tegenover „oordeel" staan en meende dus, hier aan barmhartigheid Gods te moeten denken, ds& r immers ook het oordeel van God uitgaat.

Het is onbegrijpelijk, hoe een exegeet als Grosheide, na in den Bottenburg-cormnentaar (van 1927) een even voortreffehjken als korten uitleg van dit vers te hebben gegeven, in de K.V. (van 1935) de zaak radicaal verprutst. Hij schrijft daar (pag. 37):

„De laatste woorden van dit vers kan men tot de paradoxen rekenen. B a r m h a r t i g h e i d en oordeel schijnen elkander uit te sluiten. Maar Jacobus leert het ons anders. Wij zullen allen geoordeeld worden, 2 Kor. 5 : 10. en dat oordeel zou veroordeeling voor ons zondaren beteekenen, ware het niet, dat GOD in Christus ZIJN BARMHARTIGHEID heeft geopenbaard. DIE BARMHARTIGHEID doet ons in het oordeel bestaan en dsiarom kan ze zich roemend TEGEN­ OVER het oordeel verheffen. De barmhartigheid doet het oordeel te niet.

We lieten in dit citaat enkele woorden kapitaal zetten, omdat daar de ontsporing duidelijk wordt. Heeft zijns ondanks de Nederlandsche vertaling („roemen tegen") Grosheide hier op een dwaalspoor geleid? In elk geval: e Grieksche tekst leert ons wel, dat deze opvatting onhoudbaar is. Trouwens, de conclusie waartoe men dan — wel haast noodzakelijk — komt, n.l. dat hier gesproken wordt van G o ds barmhartigheid, doet vreemd aan. De barmhartigheid immers waarover Jacobus in de eerste vershelft sprak, was die welke de mensch in practijk brengt. En past ook niet zóó alleen dit vers in het kader van een betoog, dat wil duidehjk maken: e mensch wordt in het oordeel gerechtvaardigd uit de w e r k e n die h ij doet, waaronder met name die der barmhartigheid? , 2 : 12—26.1)

Nu zou men kunnen vragen: Maar als dan barmhartigheid hier zakehjk denzelfden inhoud heeft als het voorafgaande „wie barmhartigheid gedaan heeft", waarom heeft Jacobus een duidelijke uitdrukking vervangen door een meer duistere? " Dezelfde kwestie zou men ook ten aanzien van Rom. 1 : 17 kunnen opwerpen. En daarbij zijn we dan toch weer bij ons uitgangspunt terug.

Nu, dan gelooven we, dat naast een mogelijke stilistische overweging — variatie üi uitdrukkingswijze maakt iimners een stuk prettiger te lezen — een nog sterker motief te ontdekken valt. We moeten er n.l. op letten, dat zoowel Jacobus als Paulus dat wat ze in 't vervolg breed uiteenzetten (resp. in Jac. 2 : 14—26^ en — na een voorbereidend betoog — in Rom. 4 vs* 1—13) in 't kort reeds aanstonds als thema vooropzetten. Daarom is kernachtigheid van uitdrukking op die plaatsen (rësp. Jac. 2 : 13 en Rom. 1 : 17) zeer gewenscht. Hier past een slagzin, die de lezers (hoorders) bijblijft.

En zoo zien we hen daar dan ook allereerst het lidwoord (de, het) weglaten; en voorts een „evenvidcht" aanbrengen door naast het eemnaal gegeven abstracte zelfstandig naamwoord (resp. „oordeel" en „(uit) geloof") nu ook de betrokken personen onder zoo'n abstractum te vangen (resp. „barmhartigheid" en „(tot) geloof").


1) Waarom besluit men eigenlijk, als men Jac. 2 wil tndeelen, de eerste perlcoop met vers 13 in plaats van met vers 11? , .

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 december 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

Rechtvaardigheid Gods uit geloof tot geloof

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 december 1948

De Reformatie | 8 Pagina's