GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

DB E. MASSBLINK CONTRA DB F. W. GEOSHEIDB.

Reeds hoorden we in deze rubriek via een artikel van ds K. Doornbos iets over de poging van dr F. W. Grosheide om te verhinderen, dat over de WER­ KELIJKE en OFFICIEEL, als gronden voor vonnissen AANGEGEVEN oorzaken en redenen der uiteenscheuring van 1944 een gesprek geopend zou worden ter vergadering van zijn S5Tiode. Ook dr E. Masselink (synodocr.) schrijft daarover in Geref. Kb. Rotterdam. Hij begint met een betoog over den zwaren last der kerkehjke verdeeldheid, en zegt dan:

Tegen deze achtergrond gezien, kunt u zich mijn teleurstelling voorstellen over een artikel van prof. Grosheide in „Belijden en Beleven" van 8 Juli j.l. Hij verheugt er zich over dat op de komende Synode ook het stuk van' de mogelijke hereniging met de Vrijgemaakten aan de orde zal komen, , , want deze droeve zaak mag ons geen ogenblik met rust laten". En even verder: „wij behoren tot hen die oordelen, dat het béter is vandaag dan morgen deze zaak in orde te brengen".

Accoord! Accoord! Maar in datzelfde artikeil betwijfelt hij of het wel nuttig Is deze kwestie tlians aan de orde te stellen.

Waarom dat niet nuttig is? Wel, er is onder ons groot verschil, welke weg hierbij bewandeld moet worden. De éne groep vrtl het verleden laten rusten en begraven; als twee factisoh bestaande kerkformaties moeten we tot eenheid zien te komen. Een andere groep 'Wil ook over het verleden nog wel praten, en zo mogelijk de , , ergernissen" weg doen.

Deze laatste weg, het verleden ook in het gesprek betrekken, , acht prof. Grosheide „een boze weg, die nooit naar het doel kan leiden". Eerst moeten wij het onderling eens zijn, dan kunnen we met , , Art. 31" praten. „Doch naar onze mening is het de tijd des Heeren nog niet, en is het viijzer de zaak der vereniging wat te laten rusten".

Natuurlijk kan , , het verleden niet blijven rusten". Waaróm b.v. was nu prof. Greijdanus een man. die zich heeft schuldig gemaakt aan het aanrichten (!) van scheuring (!) en tweedracht (!) en aan herhaalde-(Ujke) overtreding van het vijfde (!) en negende gebod ? Als niet op het verleden ingegaan wordt, en dan uitsluitend aan de hand van de officieele stukken,

dan kan ieder, die in de kerk helpt, morgen weer zoo'n „vonnis" naar het hoofd geslingerd krijgen!

Dr Masselink schrijft, na dr Grosheide te hebben geciteerd:

Hierover bedroef ik me.

Hierover bedroef ik me. Ik ga de uitlatingen niet polemisch 'te 'ijf. Het stukje doet trouwens meer dan één geluid horen. Maar dat geluid, dat het nu de tijd niet zou zijn, bevredigt me helemaal niet.

Wanneer wij de jongste kerkelijke breuk voor God in het gebed brengen, ja dan hebben we heel wat te belijden en te zuchten en te bidden. Maar dat we het bidvertrek zouden uitgaan met de overtuiging, het Is nu de tijd nog niet, daar geloof ik precies niets van.

Ik geloof dat het fijne puntje dit is: dr Grosheide zegt (begrijp ik het goed): eerst moeten we 't onderling eens zij n. Er zijn er nog te veel, die opdeofficieelestukken af willen. Natuurlijk, want dat is de eenige manier om werkelijk vooruit te komen; en juist daarom zal het voorstel-Amersfoort ook nimmer wezenlijk kunnen helpen. Het is alleen maar een poging, om door wat wezenlijk gebeurd is, niet meer te worden gehinderd. M.a.w. om aan de willekeur nóg het vrije spel te kunnen laten.

Dr Masselink vervolgt:

Wij hebben ons er dus over bedroefd, dat Prof. Grosheide in „Belijden en Beleven" van 8 Juli schreef, dat naar zijn gevoelen, het thans nog niet de tijd des Heeren was voor de Hereniging met de Vrijgemaakten.

Vooral van Prof. Grosheide bevreemdt ons dit, omdat hij in de meest critieke maanden, Junl-Juli 1944, een belangrijke fimctie had te vervullen in dienst van de Synode (in dienst van de kerken dus!) en daarbij op een bepaald punt accenten heeft gelegd, die zo spoedig mogelijk weggenomen dienen te worden.

Prof. Grosheide had toen met anderen, namens de 'Synode te onderhandelen met en te rapporteren over cand. Schilder, en schreef in een rapport aan de Synode: „Hij weigert te aanvaarden, dat de Sacramenten, gelijk In art. 33 N.G.B, v/ordt geleerd, aanwezig geloof verzekeren". Tussen haakjes: deze zin is ter synodevergadering in het rapport opgenomen; maar dat doet niet ter zake.

Enkele dagen later, ook begin Juni 1944, rapporteerde Prof. Grosheide ter synode o.m.: „Wat nu de vragen van cand. Schilder betreft, kan worden opgemerkt, dat bij de besprekingen met hem voldoende is uitgekomen, dat het standpunt door hem ingenomen, inhoudende, dat de Sacramenten geen aanwezig geloof verzegelen, in strijd is met art. 33 onzer Belijdenis".

En om nog twee uitlatingen van Prof. Grosheide te noemen, eind Juni schreef deze hoogleraar aan cand. Schilder: „Ik merk nog op, dat mijn opvatting van art. 33 niet mijn persoonlijke opvatting is, maar de herhaaldelijk ter Synode ultgesprokene". „De kwestie is, dat U niet wilt aannemen, dat het sacrament aanwezig geloof versterkt en dat art. 33 zegt, dat het sacrament geloof voedt en onderhoudt, dus aanwezig geloof aanneemt".

Dat Prof. Groshelde als deputaat namens de Synode (namens de kerken dus) reden had, om van de sacramenten ook de (verste) strekking en de geestelijke werking te accentueren, geloven wij voetstoots. De correlatie sacrament-geloof mag niet buiten beschouwing ge­ laten worden, wanneer we over onze saoramentsleer spreken. Alleen, dat het geloof er Is of zijn moet op het moment van de doopsbediening, dat leert Gods Woord ons niet. A¥el eist het sacrament, de doop, voor zijn volle werking het (eventueel toekomstig) geloof. Zo Calvijn.

Daarom is Prof. Grosheide met zijn goede bedoeling en juist daardoor te ver gegaan.

De conclusie, , , dat dus art. 33 aanwezig geloof aanneemt" gaat te ver en brengt ons tot de onbehaaglijke figuui' van het dopen op onderstelde wedergeboorte. Dit brengt ons tot die gewaagde zin uit het Praeadvies, dat de doop van een niet-uitverkoren , , boudeling" geen „volle doop" zou zijn. Het volgende artikel der N.G.B., art. 34, stelt tot drie keer toe de Doop op één lijn met de besnijdenis; en wie durft te zeggen dat ook deze het geloof veronderstelde?

En hoe spreekt Calvijn over de Sacranienten ? Natuurlijk handhaaft Calvijn de correlatie sacrament-geloof, maar lüj denkt er niet over, om het geen volle doop te noemen als er (nog) geen geloof is.

En let nu goed op, ik denk er niet over, om wat Prof. Grosheide of wat het Praeadvies gezegd heeft, de Synode aan te wrijven. Maar ik meen wel, dat het nu de tijd is, dat het hoog tijd is, dat wij ons eerlijk herzien moeten op punten, waarop wij doorgeslagen zijn.

Zielkundig en historisch kan ik het alles wel verstaan. Daar was een gevaar voor verultwendlghig inzake de belijdenis van Verbond, Doop, Zelfonderzoek e.d. Maar in het bestrijden daarvan zijn momenten aaji te wijzen, dat wij te ver gegaan zijn. Misschien gebeurt zoiets in deze aardse bedeling altijd wel. Wie gehoord wil worden, moet overdrijven, zegt men. Ja, wij allen zijn hardleers. Doen dan eist nu de dogmatische zuiverheid en de broederlijke gezindheid, dat wij blijmoedig en eenvoudig terugnemen, wat eigenlijk een reactiemoment was ten dage des strijds. En dan moeten we daarna niet denken, dat we heel wat gedaan hebben. Dat was een christenplicht en wij wij blijven „onnutte dienstknechten" van onze Zaligmaker en Behouder, van Wie wij belijden, dat Hij alleen Zijn Kerk, ook onze, Zijn Gereformeerde kerken in stand moet houden.

Tot zoover dr Masselink. Verder houdt hij zich bezig met dr den Hartogh, die heusch betoogt, dat er bij zijn synodes een dogmatische eenzijdigheid geweest is. Hij hebbe zijn opinie; dr Masselink zegt evenwel, dat van de zijde van dr den Hartogh geen volledige weergave van den gang van zaken geweest ia.

Weineen — natuurlijk niet. Maar die zal men nooit krijgen, zoolang de bekende vragen, die aan de „slachtoffers" gesteld zijn, angstvallig buiten de discussie gehouden worden. En dat is het doel van het voorstel-Amersfoort. Dr den Hartogh roept uit:

„Hoe konden toch vooral degenen, die de zaak van zeer , , afgeleiden" aard achtten, toch alles op haren en snaren zetten? Wie denkt hier niet aan de door ds B. A. Bos CS. erkende agitatie? "

Wat moet men nu na vijf jaar met zulke exclamaties? Hoe luidde 't ook il weer? „Hij heeft niet beloofd (!) niets te leeren, dat met de formule niet ten volle in overeenstemming is"; en daarom: weg met hem.

Er zijn er, die altijd den ander in de schoenen schui­ ven, wat zij heel openlijk zelf gedaan hebben. Bijvoorbeeld: lles op haren en snaren zetten. Ik begrijp er dit van: ls een synode van een mathematicus zoit eischen, niets te leeren, dat niet heelemaal in overeenstemming is met een formule van haar zelf: is:3, 1415926553 , en de man, overtuigd dat het moet zijn: r is:3, 1415926535....'.., zou dat niet beloven, dan zou volgens dr den Hartogh die mathematische broeder alles, op haren en. snaren zetten, en — dan nog aan „agitatie" durven doen, als ook hij eens een drukwerkje zou probeeren te vespreiden tegen den stróóm der synodale drukwerken in. —

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 augustus 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 augustus 1949

De Reformatie | 8 Pagina's