GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De broederliefde geproefd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De broederliefde geproefd

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In „Eenigheid des Gteloofs" van 29 April j.l. las ik de nieuwste bijdrage tot verwarring der geloovigen, aangeprezen door F. Dresselhuis, V.D.M.

De classis Maastricht van de (gebonden) Gereformeerde Kerken verzoekt aan de Particuliere Synode aan de eerstkomende Generale Synode het verzoek te '.villen doorgeven „uitnodigingen te willen richten aan alle andere Gereformeerde Kerken in ons vaderland, die de drire Formulieren van Enigheid hebben en handiiaven, alsook aan Geref. groepen binnen de Nederl. Herv. Kerk, of zij willen deelnemen aan eeil Conferentie, zo mogelijk in de loop van het jaar 1950, teneinde, onder de onmisbare zegen des Heeren, door gezamenhjke, broederhjke inspanning en bespreking van 'jongere en oudere kwestie's, te komen tot meerdere eenheid van aUe geref. belijders in ons land".

Zonder op dit classicale verzoek thans in te gaan, wijs ik, om mijn kennelijk afwijzende houding te mötiveeren, nu op één merkwaardigheid. Onze kerken worden hier aangediend als Geref. Kerken, die de drie formulieren van eenigheid hebben en handhaven. Als lid van één dier kerken meen ik dat deze classis dit terecht van ons beweert. Maar dat beweren is . verrassend, gezien de vergadering die het uitspreekt. Eén der predikanten in onze kerken is toch ds H. J. Schilder. We hebben eerder reeds moeten consta-: , teeren, dat dr A. de Bondt hem beschuldigt van evi­ dente afwijking der belijdenis. Niettemin is ds Schilder tot op vandaag predikant in volle rechten, terwijl nog niemand er zelfs maar aan dacht hem aan te klagen wegens het door dr de Bondt aangeduide feit. Van tweeën één: óf ds Schilder wijkt niet af, óf onze kerken handhaven de belijdenis niet. Maar aangezien, tot vandaag toe, ook genoemd© classis van oordeel is, dat de toenmalige candidaat H. J. Schilder terecht van den kansel is geweerd, mag deze classis t.a.v. onze kerken niet beweren dat de formulieren van eenigheid gehandhaafd worden. En daarom alleen al moet deze verklaring verwarrend genoemd worden.

Het heeft zin dat nadrukkelijk te constateeren, want het lijkt me niet misplaatst te veronderstellen dat bewonderaars van „Oosterbeek" deze verklaring met ingenomenheid zullen begroeten. Ongetwijfeld zullen ze zeggen: zie het maar, van sjoiodocratische zijde laat men géén middel onbeproefd om de geslagen breuk te heelen. Bij ons echter is men niet van plan ook maar eenigermate tegemoetkomendheid te betoonen. Dat bleek wel uit het besluit van de Gene-' rale Synode , niet opnieuw deputateij. voor de samenspreking te benoemen.

Én zoo schijnen de donkere wolken zich weer samen te pakken boven het kerkplein, terwijl die, veroorzaakt door „Oosterbeek", nog niet eens verdwenen zijn. Dat er moeiUjkheden te verwachten zijn, kan — meen ik — meer dan voldoende blijken uit het volgende. In een artikel, „Roeper-polemiek" getiteld, geeft „De Wachter" van 20 Mei j.l. een overdruk van een uiting, die ds J. Schelhaas Jzn publiceerde in „De Roeper" van 30 April. Ds Schelhaas voelde zich n.l. geroepen zijn grieven kenbaar te maken t.a.v. het feit, dat er momenteel onder ons zijn die zeggen: dat de kerk niet gescheurd is. Hij voorzag zijn klacht dan ook van het sprekende opschrift: „Weer wat nieuws".

Nu worden in dat stukje zulke kennelijke onjuistheden gedebiteerd, dat ik het dit keer louter tijd-en papier-verspilling acht zelfs maar een bescheiden poging' te wagen deze onwaarheden te weerleggen. Dat neemt echter niet weg, dat ik, vanwege een zeer bepaald aspect, toch iets over dat stukje vril zeggen.

De laatste maanden dat ds B. A. Bos verantwoordelijk redacteur van „De Wachter" was, verzuimde hij vrijwel geen gelegenheid om uiting te geven aan zijn grondigen afkeer van den „toon" in het meeren'deel der artikelen die in „De Reformatie" verschenen. Nog meer toonde hij zich gegriefd over de, volgens hem, zeer onbroederlijke wijze waarop de hoogleeraren Schilder en Dfeddens zich verzetten tegen hem.

Over den „toon" van een artikel, onverschillig wie de schrijver is, valt dikwijls te twisten. Men zal mij wel willen toegeven, dat de reacties voor een groot deel samenhangen met den aanleg van den lezer; ook hier valt soms over smaak niet te twisten.

Waar echter de zakelijke inhoud van een artikel onaanvechtbaar is, daar mag de „toon", zelfs al zou men dien niet geheel bevredigend achten, toch geen beletsel vormen terdege rekening te houden 'met hetgeen daarin werd opgemerkt.

Het is een bedenkelijk verschijnsel dat èh onder de synodocratie én bij ds Bos en de zijnen, de beswaren (al of.niet terecht) tegen den „toon"' van een artikel moeten dienen om zich te onttrekken aan de rechtmatige klem van hetgeen in dat artikel werd opgemerkt.

Vandaar dat ik er naar streef, voor zoover in mijn vermogen ligt, rechtmatige aanmerkingen op mijn „toon" te ontgaan, al vlei ik me niet met de hoop het in dat opzicht iedereen naar den zin te maken. En vandaar ook de toegepaste methode de vorige maal (dr de Bondt bestrijdend): eerst de nuchtere feiten en pas daarna de logische en onafwendbare conclusie.

Men zou, redelijkerwijze verwachten, dat ds Bos CS., die zich zoo beklagen over het geringe betoon van broederliefde in onze kerkelijke pers, althans in dit opzicht een schoone uitzondering op den, kwalijken regel zouden vormen en dus zóó liefdevol zouden schrijven, dat het zelfs een nuchter lezer de tranen van ontroering naar de oogen zou doen dringen.

Wie, aldus onderstellend, het bedoelde stukje van ds Schelhaas leest, zal zich bedrogen achten, ' om het maar zachtaardig uit te drukken.

Ten bewijze deze twee citaten:

„Dat de Kerk niet gescheurd zou zijn, het is je reinste dwaasheid zoiets te zeggen. De Kerk is wel gescheurd. Het is weer de redeneerkunst, dat is de Woordverlating, waardoor men tot zulke wonderlijke conclusies komt: de Kerk is niet gescheurd. Men weet zelf niet meer, wat men zegt. Eén spreekt een dwaze gedachte uit en de duizenden herhalen ze zonder nadenken";

Het komt me voor, dat ds Schelhaas zich zeer beslist uitdrukt, zoo in den trant van: een kind kan de feiten constateeren.

Datzelfde kind kan echter ook constateeren dat ds Schelhaas niet liefdevol schi^'ft. Immers, het uitgebrachte requisitoir parafraseerend, vind ik het volgende:

1) Degenen in onze kerken die gelóóven dat de kerk in 1944 gescheurd werd, maar ook weer geheeld in de vrijmaking, dank zij Gods genade, zijn Woordverlaters.

Opmerking: Als ds Schelhaas de betrokken personen ke^t, iaat hij ze noemen en, waar het zulk een ernstig feit betreft, in den kerkelijken weg aanklagen. Ik neem bedoelde „dwaasheid" ook voor mijn rekening!

2) „Men" — alweer dat irritante gedoe niét man en paard te noemen — staat domweg te raaskallen (d.i. niet weten wat men zegt).

3) „Duizenden" (heeft ds Schelhaas ze geteld? ) zeggen, als redeloos'vee, „ja" op alles wat „men", al raaskallend, pleegt uit te brengen.

Ieder die nog steeds zijn vreug'de vindt in het feit dat er, na kerkscheurende actie, weer vergaderend werd gewerkt in de vrijmaking, mag zich, op gez& g van ds Schelhaas, rekenen tot de groote schare die geen eigen meening heeft.

Nu waren we al wat gewend op dit gebied. Bekend

was immers al de slagzin: als K. S. zegt 2X2 = 7, dan zegt 80 pet. der vrijgemaakten: dat klopt. Dat aantal is van dezelfde orde van grootte als de „duizenden" van ds Schelhaas.

Dat we bij zijn exclamaties niet aan een onbesuisde uitbarsting van woede hebben te denken blijkt wel uit het tweede citaat, den laatsten regel van zijn artikel:

„De periode van twee maal twee is zeuven is blijkbaar allang voorbij. Het is nu al: twee maal twee is zeuvenhonderd zeuven en zeuventig'.

In de psychologie heeft een volwassene die niet weet dat 2 X2 = 4, een dusdanig laag intelligentiequotiënt, dat hij wordt gerekend tot de debielen of imbecielen. Volgens ds Schelhaas zijn er dus in onze kerken „duizenden" die te beschouwen zijn als debiele, c.q. imbeciele geloovigen.

D'at oordeel zou nog eenigsziixs te dragen zijn als ds Schelhaas de moeite genomen had te bewijzen dat zijn beschuldiging op goede gronden berustte.

Dat stukje van ds Schelhaas werd geplaatst in een blad, waarvan'ds Bos verantwoordelijk eiridredacteur is. Niettemin wisselt ds Bos druk vriendelijke handdrukken met ds Toornvliet, toch waarlijk niet iemand die zich beminnelijk tegenover ons uitliet in zijn blad „De Strijdende Kerk", en schrijft hij zeer minzame briefjes aan dr J. Ridderbos, die ook al niet overvloeit van liefde voor leden onzer kerken, en confereert hij met een derde, die z& h publiek zeer kwalijk uitlaat over zijn collega H. J. Schilder.

Ds Bos mag dan wel denken dat we (ik heb het over die 80 pot.) onze hersens niet gebruiken — misschien wel een nette formuleering voor „botterikken" — we zijn toch nog niet gék. In de jaren 1936—'44 probeerden anderen prof. Schilder en anderen bij ons stinkende te maken en zoo van ons te isoleeren, gelukkig tevergeefs; vandaag zullen ds Bos c.s. het nog eens probeeren.

Ik heb niet de minste behoefte prof. Schilder en/of anderen te presenteeren als de onfeilbare leiders van vandaag; „leiders" hebben al genoeg ellende in de kerk gebracht én daarbuiten. Maar ik houd er heelemaal niet van als onze voorgangers door de modder" worden gehaald, omdat ze de daden van ds Bos niet goedkeuren. Zoolang ds Bos, en anderen met hem, vriendehjke woorden en daden presteert aan de „overzijde", en onwaarheid spreekt, c.q. doet spreken tegen zijn huisgenooten des geloofs, zoolang moet hij niet denken dat ik hem zal prijzen vanwege zijn „toon".

En temeer niet waar het voor velen niet eenvoudig is direct de juiste houding te vinden in moeilijkheden die hij zelf heeft helpen doen ontstaan, en anderzijds K. S. en anderen, steeds uitvoerig him standpunt hebben uiteengezet. En niet zeiden:2 X 2 = 4. Punt. Klaar.

|Iet zou' al te dwaas zijn om op grond van dit har­ telijk betoon van broederliefde van den kant van di Schelhaas en Bos te concludeeren: conferenties a la Oosterbeek zijn verwerpelijk. Maar nu ons een nieuwe, herziene en sterk vermeerderd© uitgave van „Oosterbeek" staat te wachten is het goed te weten hoe de zaken staan. Ik hoop later nog te kunnen aantoonen, dat niets meer getuigt van onnadenkendheid (om in stijl te blijven!) dan confereeren a la Oosterbeek. Misschien dat het ook duidelijk zal worden aan hen die vandaag beweren wél te weten dat 2 x 2 = 4. Maracaibo (Venezuela).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 augustus 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

De broederliefde geproefd

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 augustus 1949

De Reformatie | 8 Pagina's