PSALM 1
(vertaling N.B.G.)
Welzalig, die niet wandelt in den raad J der goddeloozen en hun grooten haat, niet staat op 't pad, waar zondaars God vergeten, j noch in den kring der spotters is gezeten, ; maar die hij dag en nacht God eere geeft,
aan 's 'HEEREN wet zijn welgevallen heeft. J Want hij, die zich in 's HEEREN wet verblijdt, ^ is als een hoorn, die vrucht geeft op zijn tijd, J een sterke _ hoorn, geplant aan waterstroomen, } welks loof niet welkt, hoe droogt' ook moge J [komen; J al wat hij doet, gelukt wie ongeveinsd } des HEEREN wet hestendig overpeinst. J
Maar alzoo gaat het goddeloozen nooit, J die toch als kaf zijn, dat de wind verstrooit. J Geen hooz' houdt stand als Gods gerichten i Inaad'ren, '} geen zondaar, waar rechtvaardigen vergaad'ren: J God ziet de wegen der oprechten aan, ' de weg der goddeloozen zal vergaan. }
de weg der goddeloozen zal vergaan. } A. V. B. J
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 november 1949
De Reformatie | 8 Pagina's