GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VERHEERLIJKING VAN DE VRIJMAKING?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VERHEERLIJKING VAN DE VRIJMAKING?

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(III)

Zooals we zagen, is de steller van den door ons in bespreking genomen brief bang voor „mystieke" verheerlijking van de vrijmaking. Dat zijn mj ook. Daarover dus niet meer.

Maar nu komt er een opmerking, die m.i. het gevaar meebrengt, dat we met alle waarschuwing tegen „mystiek" gevaar 'loopen, den bodem der feiten te verlaten.

Schrijver van den brief toch beweert, dat er (bij ons) mensehen zijn, ja zelfs kerken, die m e n s c h e-1 ij k handelen vereenzelvigen met Christus' verlossingswerk. Verder gaande, schuift hij aan deze personen (en kerken) in de schoenen, dat zij daarom meenen, dat over dat als Christus' verlossingswerk aangediende, en daarmee vereenzelvigde menschenwerk geen critiek uit Gods Woord meer mogelijk is.

Nu weet ondergeteekende niemand zich voor den geest te halen, die zoo oordeelt. Ook in de vrijmaking is het , , menschelijk handelen" nooit zonder zonde geweest. En voorzoover het goed was, d.w.z. gehoorzaam, was het niet identiek met Christus' verlossingswerk, doch daarvan een vrucht. Ons gehoorzaam werk is met Christus' werk nooit identiek, al is het er wel mee verbonden. Hij heeft het voor ons „verworven", „verdiend". En als Hij het „verdiend" of „verworven" heeft, dan komt de Geest ons dat „verworvene" nu verder „toepassen" of „appliceeren".

D'AT het goede (gehoorzame) werk der geloovigen aan Christus' verlossingswerk zóó verbonden is, als de geappliceerde vrucht verbonden is aan den arbeid van wie de vrucht (plus haar applicatie!) verdiend heeft, dat is geen meening van dezen of genen, doch de belijdenis ook van den auteur van bedoelden brief; het staat in den Catechismus (antw. 86, Zondag 16, 17). Daar staat ook, dat Christus' verlossingswerk geschied is OPDAT wij weer zouden leven naar de wet.

Critiek op het „menschehjke" in ons werk is daarom altijd geoorloofd. Ja zelfs geboden. Mits ze Schriftgetrouw zij, en dus handhave, dat er goede handelingen kunnen zijn.

Mits ze ook de bedoeling hebbe, het genadewerk , , !os te pellen" uit onze zondige omzwachteltng.

Toen men in 1944 vroeg: '*ja of neen — moest hét antwoord „n e e n" zijn. De sprekers van zoo'n woord zijn lang niet goed. Het woord , , neen" is het wel, in gevallen als het onderhavige. Dat staat vast voor wie de Schrift en de confessie leest zooalls wij het doen. En wie nu , , menschelijke" werken critiseeren wil, ga zijn gang. Mits hij niet het sprekende subject, doch het gesproken woord „neen" op een zeer concreten eisch toetst aan Schrift en belijdenis. Want dat is mogelijk. En wie daarover heenloopt, die critiseert misschien duizend en één hebbedingetjes van subject A, B, C, X, Y, Z. Maar hij laat na zijn critiek te oefenen nu net precies op dat ééne punt, waar het op aankomt, wijl het als normatief gesteld is voor alle subjecten rechts en links van de streep. Mijn bezwaar is, niet dat sommigen te veel critiseeren, maar dat ze het veel te weinig doen. Ze ontwijken angstvallig het ééne deci-• sieve punt. Dat is: ze staken hun critischen arbeid precies op dat punt, waar alles er op aan begint te komen.

Tenzij dus iemand meenen mocht, dat een gebrekkig mensch geen goede werken doen kan, blijft als eenige conclusie, dat in bepaalde situaties men moet kiezen: ja of neen. Wie de m o g e 1 ij k h e i d van goede werken (iets anders dan onbevlekte werken) ontkent, die zal de besliste keuze van „een" kerk, of van een politieke partij, het meegaan met een hervorming als van de 16e eeuw, permanent disputabel moeten stellen: 't kan zóó, maar 't kan ook anders; het mag ook allemaal anders.

Maar in 1950 liggen nog altijd die eischen en vragen van 1944 op tafel. Voor iedereen. Iedereen móet — zeggen de uitbanners — die eischen accepteeren als van den Heere zelf gesteld. De uitbanners hebben op dit punt hun „ja" het eerst gesproken en opgelegd. 300

Maar dan moet het „neen" van den ander niet disputabel gesteld worden, omdat het „menschenwerk" is. Het eerste „menschenwerk" was het stellen van den eisch. En 't is 'n doodgewoon bhjk van bijziendheid als er menschen zijn — dit slaat niet op den briefschrijver, maar wel op enkele menschen, die hij min of meer in bescherming neemt, en die nu beweren, dat het geen zin meer heeft „den kerkdijken weg" te volgen in een kerk, die menschehjk handelen vereenzelvigen met Christus' verlossingswerk. Als van deze menschen enkelen gezegd hebben: wij laten ons overhevelen naar het gezelschap der eischen-stellers, weil, dan houden ze heelemaal geen „kerkelijken weg" meer open voorhun besef. Want de eischen-stellers zeggen nu al zes jaar lang: zóó wil het de Heere ; die eischen stelden "wij, en het stellen ervan was 'n vrucht van Christus' verlossingswerk; en woudt u praten van critiek? Best, meneer, maar eerst DOEN wat wij zeggen. Doen, minstens tot de volgende synode. En bedenk het wel: wat de synode deed, dat HEBT gij allemaal zelf gedaan. Laten we met elkaar toch geen kat-en-muis spelen: dat fraais staat toch allemaal gedrukt?

Het is dan ook m.i. onjuist gezien, wanneer briefschrijver zegt: op het door mij aangevochten standpunt „kan men niet spreken over w a t o n s gescheiden heeft en houdt, immers God heeft ons dan gescheiden en men zou met een variant kunnen zeggen: 'wat God gescheiden heeft, hereenige de mensch niet' ".

Schrijver vergeet, geloof ik, dat het „ja e i s c h e n" van de eischen-stellers en het „alleen neen mogen zeggen" van de eischen-beantwoorders ons scheidt. Het stellen van dien eisch als eisch was naar de wet en naar de kerkorde, of het was het niet. Was het wèl naar de wet, dan is de man die „neen" antwoordt, de trekker van de scheur. Was het stellen van dien eisch als eisch niet naar Schrift en kerkenordening, dan is het „neen" van wie antwoord gaf de weigering om mee te scheuren; dan was dat „neen" in principe de h e r e e n i g i n g. De vrijmaking was dan ook „hereeniging"; het stond alleen maar niet in , , Trouw". „Trouw" kent wèl de regels van het voetbalspel; maar het weet geen sikkepit (als blad) van de regelen van Schrift en kerkenorde op het punt-in-kwestie. „Trouw" is interkerkeUjk; was het maar liever kerkelijk en intersportclubberig. Ze weten vandaag precies wie een bokswedstrijd gewonnen heeft. Ze willen niet weten, wie een geesteüjke match gewonnen heeft. En met de formule „menschenwerk" dooden ze bij voorbaat alle reëele, zakelijke, critiek.

Volgende week verder, hopen we.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 juni 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

VERHEERLIJKING VAN DE VRIJMAKING?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 juni 1950

De Reformatie | 8 Pagina's