GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Phiogistisch noch dephiogistisch

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Phiogistisch noch dephiogistisch

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

We hebben in ons vorig nummer niet onder stoelen en banken gestoken, dat dr Zuidema's polemiek ons onwezenlijk en daardoor allerongelukkigst lijkt. De onbevangenheid is uit dit zijn schrijven contra Zijlstra weg.

Zien we wel, dan is de nog maar kort uit Indië teruggekeerde dr Zuidema, voor wat betreft die onbevangenheid in de verkenning van nederlandsche verhoudingen, met zijn jongste oeuvre ai over de veiligheidsgrens heen. Met geen enkel citaat kan hij waar maken, dat de heer Zijlstra aan de „vrijgemaakte kerk." die plaats in de attentie en in de cura specialissima, de allerbijzonderste zorg der overheid toekent, die volgens Zuidema Zijlstra er wél aan toekent. Dr Zuidema heeft bij dhr Zijlstra gelezen: de kerk, de kerk, de kerk. O, dacht Zuidema toen: daar heb ik je; want ik lees in allerlei blaadjes allerlei citaatjes uit jullie blaadjes; ook hoor ik nog al eens wat; ook heb ik harde noten hooren kraken over extremisten bij jullie, en een paar keurig verpakte citaatjes leken mij dan ook zót genoeg; en nu gaat het: een, twee, drie, hang Zijlstra op aan zijn eigen touwen. Zuidema heeft heel gev^oon Zijlstra ten tooneele gevoerd, bestreken met menie, die docr de wérkelijke extremisten van 1944 (schorsers om 'n formuletje en afzetters om een kerkrechtkronkel in den geest van H. H. Kuyper-Nauta) aangediend is als de geliefkoosde kleur van de door hen beweerde extremisten onder de vrijgemaakten. En meteen begon bij het publiek dat nooit heelemaal zuiver klinkende gelach, dat zijn eigen bezorgdheid wou wegwerken. Stel je voor: de vrijgemaakte kerk in het centrum, de overheid primair ter bescherming van den preekstoel in DIE kerk. Al het andere HIERVAN a f h a n-k e 1 ij k, let op: AFHANKELIJK, en secundair !

U denkt, lezer, dat ik in een nijdige bui tot persiflage verval?

Pardon, het staat er letterlijk zóó: Zuidema zegt: d a a r-h e b-j e-n o u-Z ij 1 s t r a. En de firma Haan drukt de professorale nonsens. Want dat is het, met permissie. De „toepassing" is nu zoo eenig, en ze klinkt zoo nuchter; zie, hoe nu vervolgens, al maar op een paar door Zuidema in Zijlstra's tekst binnengesmokkelde woordjes voortbouwend, IZuidoma Zijlstra en de zijnen concreet probeert te maken: „isolement door zi chzelf zijn ze er in gedreven „ door zichzelf, natuurlijk, niet door God den Heere een politiek. die a priori tot onvruchtbaarheid gedoemd is i e d e r e mogelijkheid om g e r o e p e n te worden tot het aanvaarden van mederegeeringsverantwoordelijkheid afgesneden tenminste zoolang niet de overgroote meerderheid van het nederlandsche volk lid is geworden van de vrijgemaakte kerken (wat natuurlijk toch nooit gebeuren zal) " Dat staat er heusch allemaal.

En dat wordt nu heelemaal afgeleid uit het door Zuidema uit zijn duim gezogen „eerste e - .. fundamenteele programmapunt" ook wel genaamd: „eerste artikel" van Zijlstra,

Ik herzeg: uit Zuidema's duim gezogen is dat eerste programmapunt. Hij vindt het met geen woord in Zijlstra's tekst.

We zouden dr Zuidema wel eens willen vragen: hoe leest u den ouden Kuyper eigenlijk? Stel eens, dat de eerste de beste liberaal uit de dagen van Cort van der Linden, of, dat Oom Jodocus van „De Groene" uit de dagen van Braakensiek, net eens zoo Kuyper gelezen had? Kuyper schrijft over „de school"; o zegt, op z'n zuidema'sch, nu Cort van der Linden, of Oom Jodocus, o, ik heb in zulke doleerende blaadjes gelezen van een vrije universiteit en van verspreide lagere kristelijke schooltjes der kleine luyden, een dubbeltje per week schoolgeld; dat is voor Abraham Kuyper „de school", „het onderwijs", zoo concretiseert hij de dingen: derhalve: zijn eerste en fundamenteele artikel is: de kristelijke school van een dubbeltje in de week in het middelpunt, en al het andere hiervan „afhan, kelijk? " De openbare school weg, de overheid primair tot bescherming van het afgescheiden of doleerend schoolmeesterlessenaartje, de rest daarvan afhankelijk!.

Dr Zuidema, die heele „a f h a n k e 1 ij k h e i d" hebt u, ditmaal kwaadaardig, uit uw eigen fantasie opgediept. Leg eens één citaatje voor uit Zijlstra, waaruit blijkt, dat deze een rechtshandhaving tegenover de synodalistische kerk, of tegenover de roomsche, of tegenover De Dageraad, of tegenover de communisten afhankelijk stelt van de rechtsbedeeling tegenover die kerk, die voor Greijdanus' ambtswoord een plaats heeft overgehouden, omdat ze niet zoo extremistisch was als uw versche, schorsende vriendjes? De heer Zijlstra is niet zoo dwaas, rechtsdienst-nummer-zóóveel a f h a n k e 1 ij k te stellen van rechtsdienst-nummer-züsveel. U fantaseert, en komt daardoor tot kwaadsprekerij, want U hebt dezen keer vergeten, uw geest in toom te houden. Denis de Rougement heeft in zijn boek over „met de handen denken" me nog al eens aan Uw „handen" laten denken; en toch was zelfs hij nog zoo verstandig, om op

de plaats waar hij het deed, p. 151, te waarschuwen tegen het misbegrip: les plus grands malheurs de l'humanité naissent de malentendus, et non pas comme Ie veut la polémique partisane, de la perversité des uns triomphant de la bonté naturelle des autres. Pas liever op uw geest, zouden we dr Zuidema willen toevoegen: er zijn altijd polemisten die een ander in de schoenen schuiven wat ze zelf (soms onbewust) doen: dat zijn de lieden die „met de hand polemiseeren"; resultaat: polémique partisane. Deze uw jongste polemiek, dr Zuidema, is uw eerste groote mislukking na uw terugkeer in Nederland. Uw polemiek, dezen keer, tegen de vrijgemaakten. U onderscheidt niet meer, u schuttert ondanks uw beter vermogen ditmaal zoo'n beetje achter de Strijdende-Kerk-schabloonwerkers aan. U klontert de schabloneletters zoo maar op die vrijgemaakte zakken. U merkt ons „met de handen". U bent niet meer vrij als verkenner van nederlandsche relaties. U slaat door, en dat behoefde niet bij u, want wie Sartre lezen kan, en Occam, die KAN ook Zijlstra lezen. Maar U las hem niet, u pikte zaadjes op voor Haan.

Want, nu dat heele beweerde „fundamenteele en eerste programma pun t", waarover u het hebt, niet in Zijlstra staat, maar door u gefantaseerd werd, nu vervalt U verder in vermoeiende Konzequenz-o p d r i n g e r ij. Dat is meestal de juiste naam voor een onbewezen beschuldiging van Konzequenz-macherei, een ander naar het hoofd gegooid. U beweert doodkalm: dat een politieke arbeid als van het Gereformeerd Politiek Verbond één van beide moet doen: óf den regeerhandel kalmpjes (en feitelijk: „lekker"!) aan de heidenen overlaten, óf dag in dag uit dat beweerde eigen eerste artikel van Zijlstra's program verloochenen. Laat ons dan toch eerst dat artikel eens lézen, uit Zijlstra nl.! U kunt het niet: het is een drogbeeld. U beweert, dat elk gemeenteraadslid, dat tot het Geref. Pol. Verbond behoort, dat aan uw duim ontsproten „artikel 1" (van Zijlstra), het allesbeheerschende en normeerende artikel, feitelijk „opbergt in zijn actetasch", reeds door mee te doen b.v. in iet gemeentebestuur met anderen, die niet behooren tot de vrijgemaakte kerk. Dat argument is nu nét zoo veel waard, juist als argument, als de wel eens vernomen bewering, dat Kuyper artikel 1 van het antirevolutionaire program in zijn actetasch opborg door in een volksvertegenwoordiging plaats te nemen, die is gebaseerd voor een deel op revolutionaire basis, omdat ze op de toenmalige grondwet teruggaat, die immers niet van vreemde franscherevolutie-smetten vrij is.

Neen, denk niet, dat we niet begrijpen, waar u heen wilt. U wilt ons iets komen vertellen, wat trouwens in De Reformatie zelf, óók in samenhang met politieke kwesties, allang tijdig in herinnering gebracht was aan haar lezers. U wilt ons komen vertellen, dat het erg goedkoop en gemakkelijk is, te roepen: zóó en zóó moet Ijet in ministerie en volksvertegenwoordiging, als ge toch van te voren weet: ze laten me praten. Inderdaad i s de verzoeking groot: men is kersteniaan, men is maniak, men is (ook met de beste bedoeling) farizeër of „extremist" (!), eer men 't weet.

Maar U moet dat bepaalde geestes-type, onguur als het is, niet eerder bij ons constateeren, dan het zich uit onze woorden en gedragingen laat aanwijzen. Anders komt er iets anders van dan een goedbedoelde waarschuwing, nl. een kwaad bedoelde insinuatie. Vergeet niet, dat de „Antirevolutionairen" met de G.P.V.-ers in hetzelfde parket van „een minderheid" te zijn, zullen komen, zelfs al zouden ze wat water in èlken wijn doen: tot nu toe is van Anema's aanbod door Drees niet veel notitie genomen. Zou het een insinuatie zijn, of niet, als iem-and beweerde: Schouten had makkelijk praten inzake „Indonesië", hij wist, dat ze hem toch niet zouden roepen tot medebeslissing? Ik zeg: het ware gemeene insinuatie. Ik zou zoo iets van Schouten slechts mogen zeggen als ik zoo'n tendenz precies uit zijn woorden bewijzen kon. Daarom vragen we u hardnekkig: waar s t a a t dat nu toch eigenlijk, dat Zijlstra met „de kerk" (van alle plaatsen en alle tijden) nu net precies bedoelt: de vr ij gemaakte kerk, en met „de overheid" nu precies den burgemeester van Zaandam? Hij concretiseerde niet; U zult nu zeggen: ja, maar, dat c o n c r e t i s e eren zit hem toch in 't bloed, kijk hem maar eens op den Zondag, en Zijlstra leert: je moet Maandag zeggen wat je Zondag zegt. Dus ik, Zuidema, concludeerde, dat hij ook art. 36 (overheid en kerk) concreet maakte op de door mij aangegeven manier. Pardon, dr Zuidema, doet U dan soms niet zelf ook aan concretiseeren? Hebt U dan heusch het Maandagspostulaat in tegenstelling gebracht met het Zondags-e n u t i a a t ? Zegt U „j a", dan antwoorden wij: dan doen we politiek met u niet mee, WEint dan hebt U alles wat u b e 1 ij d t verloochend in uw concrete postulaten-stellen. Zegt u „neen", dan vragen we u, alweer: waarom dan den heer Zijlstra niet toegestaan eerst de groote lijnen te trekken, en pas daarna te komen tot de lastige concretiseeringsvragen? Val hem niet bij voorbaat in de rede, en schrijf het maiden-speechje van een door het G.P.V. gekozen gemeenteraadslid niet voor hem op, vooral niet op uw heethoofdige manier van dezen keer. Wacht liever tot zijn speechje komt, en kijk dan, of het klopt met zijn theorie. En vergenoeg u dezen keer met Zijlstra's theorie over „overheid" en „kerk". Kerk, zóó, als Zijlstra zélf haar zegt te bedoelen.

Ik kan 't niet helpen, dat ik onder de lectuur van deze jongste Jan-Haan-polemiek van dr Zuidema ineens moest denken aan Novalis. Een oerketter, van wien men principieel niet kan leeren, evenmin als van Pichte, die deze week in De Wekker genoemd wordt door een goed vriend van me, die nog wél wat van Pichte zei te kunnen (laten) leeren. Vermoedelijk heeft hij bedoeld: de lectuur van dien ketter kan je soms op een aardige distinctie brengen, op 'n niet-zóómaar-züs-ideetje. Welnu, zoo kan een mensch wel eens aan Novalis „ruiken", dien overigens door de romantiek verheidenden zoon van een vroeger christenland. De Romantiek, pantheïstisch in haar grondstructuur, net als Pichte, beweerde: alles is één. God is in „het universum" begrepen; Hij even goed als wat wij tot nu toe met een (ten onrechte) aparten naam „natuur" genoemd hebben. En dus is „natuur" met , , geest" of „Geest" of „God" op het innigst „verweven". Natuur is geronnen geest, geest is ijle, vervluchtigde natuur. Physica en metaphysica behandelen dan ook eigenlijk hetzelfde universeele gegeven. En overal neemt men dat dubbele verschijnsel (dubbel-in-éénen) waar: het ijle verdikt zich, het dikke wordt weer ijl; het massieve lost zich op in het aetherische, en het aetherische vergrooft zich weer tot massieve stof. Overheerscht ergens de middelpuntvliedende kracht, dan wordt iets „vloeiend" (licht, zwevend) vrouwelijk, en domineert de middelpuntzoekende kracht, dan wordt dat „iets" weer stijf, star, zwaar, massief, mannelijk (ed. Zurich, dl 3, 1312).

Geen wonder nu, dat Novalis zich sterk interesseerde voor de electriciteit, en voor het galvaniseeren (in 1791 kwam. Galvani met zijn „dierlijke electriciteit": aanrakings-electriciteit), zie 1407—1414, 1394, bij Novalis. „De geest galvaniseert de ziel" door middel van de ruwere zintuigen (876). Is een vlam misschien een galvanische werking? (1370). Vier soorten van vlammen zijn er: de hoogste soort heeft tot excrement den mensch. En hoe hooger de vlamsoort, des te meer gekompliceerd is haar excrement: dus ook de mensch.

Vandaar (1364) dat de vlam typisch „opvretend" is; alle „vreten" is een proces van assimileeren, verbinden, genereeren. Daarom is de vlam de v r a a t - zucht in optima forma, de aictiviteit, dus in haar opwaartsche curve: m a n n e 1 ij k. Kracht. Hetgeen zichzelf „zet" (als object, 500).

Maar wat zich van het vlammende weer afzet, wat weer de dé-phlogatie (in de neerwaartsche curve) ondervindt, dat is dan weer subject (500), zwakker, V r o u w e 1 ij k. In het verbrandingsproces treedt een verdikking op; zóó is d e m a n overwegend p h 1 o g i s t i s c h, bij, hem de massiviteit, het concretiseeren. Maar er treedt ook een verdunning op; zóó is de vrouw overwegend d é - phlogistisch (874), abstraheerend, v e r v a g e n d . Novalis gebruikt die woorden in vollen ernst: omdat natuurkunde en wijsbegeerte (physica en metaphysica) ten nauwste samenhangen in zijn pantheïstisch stelsel, daarom móet de wereld „magisch" „geladen" zijn; bij de heksen (Paust") flikkert het geheimenis even goed als Ln de dichtersziel. Vandaar dat het „phlogiston" (evenals het begrip gas, oxygeen, materie, kracht) thuis hooren in een „logische physica" (die niets te maken heeft met kennis van konkrete stoffen, maar in het wereld-al ingrijpt, vrij en uit eigen drift) (1420).

En zoo is dan wel ongeveer duidelijk, wat hij bedoelt met zijn onderscheiding van den man als overwegend p h l o g i s t i s c h (de vlam concretiseert zich), en van de vrouw als overwegend d e p h 1 o - gistisch(de vlam abstraheert zich, wordt minder concreet).

Nu zal, om even te spelen met novalistische termen, Zuidema aan Zijlstra de eere van den man willen geven. Hij zal zeggen : het stond er wel niet, dat hg met „de kerk" (van alle eeuwen en van alle tijden) zoo heel concreet, zoo heel massief, en g r ij p b a a r, zijn eigen vrijgemaakt kerkje bedoelde; maar, ik (Zuidema) zeg u: Zijlstra is een na a n. Hij is massief; hij a ssimiileertt alles aan zich en zich aan niets. Hij conformeert zich niet, doch conformeert alles aan zich. En hij d r o o m t zich 'nmannelijke kerk: phlogistisch, opvretend, duizendmaal vlammend, dynamisch, en dus met de „ergste", dat is met ongeschreven bindingen bindend; dat is een veel erger binding dan een geschreven binding van eenige andere kerk. De kerk van Zijlstra is een vlam; zij is, zooals Novalis zegt: Die Plamme ist das (ïefrassige —• kat' exochên (1364). Zoo is ook die vrijgemaakte kerk das Gefrassige — kat' exochên: verterend, vermalend, opeischend, alles aan zich assimileerend, bindend veel erger dan de ergste synode; despotisch, tyranniek, extremistisch, is ze, o menschen, menschen, ook in de politiek, ook in den staat. Ze willen daar ALLES laten APHANGEN van het RECHT van den v r ij g e-maakten preekstoel. V. K. is PH. K. Dat wil zeggen: V(rijgemaakte) K(erk) is: PH(logistische) K(irche). Pas op: je kunt met die vlammen-mentaliteit

in haar toppraestaties niet meedoen, die vlammen verteren, ze zijn op de grens van spanning en ontspanning. Die vlam-kerk is Zijlstra's „vlam".

Wij zouden nu kunnen vragen: is uw kerk, o dr Zuidema, niet phlogistisch ? Is ze soms dephlogistisch: de concretiseering (althans van Maandag tot Zaterdag") vermijdende (behalve als er te binden valt in den Naam des Heeren, en te schorsen, en af te zetten, .en buiten het verband te werpen idem, idem) ? Is zij soms week, vrouwelijk, aan het aetherisch-worden toe, vervagend, vervluchtigend? We bedoelen ditmaal ook in p o 1 i t i e k opzicht? Wilt gij de overheid dan' soms tracteeren op een tractaat van een omgewerkt artikel 36, slaande, (waarom ook niet, als De Heraut inzake art. 27 zoo is voorgegaan? ) slaande op de onzichtbare kerk? Het summum van de verdünningsprocedure, welke ontmassiveering, en veraetheriseering, en versubjectiveering Novalis „v r o u-w e 1 ij k" vond?

Wij zouden Zuidema kunnen vragen: als Zijlstra „m a n n e 1 ij k" is (in het concretiseeren) is u dan soms vrouwelijk? Indien neen: wat verwijt ge hem dan?

Maar we houden op, dr Zuidema aan dilemma's van Kuyper of — Novalis te binden. Wij gelooven alleen maar, dat hij met art. 36, zelfs in zijn verkorten, gecoupeerden staat, óf verlegen zit, óf direct voor zijn kerk zal postuleeren wat Zijlstra ook voor de zijne postuleerde, maar dan de echte Zijlstra, zonder Zuidema's toevoegingen en inlasschingen.

En als we nu den heer Zijlstra daar zien staan, zijn boek in de hand, dan hooren we — in NovaUs' stijl — gretige lezers van Zuidema alvast zingen:

Op den hoek van de straat staat een farizeër; ^)

't Is geen „vrouw". Maar een „man": 't Is een G.P.V.-er.

Maar wij zouden antwoorden:

Op den hoek van de straat staat een G.P.V.-er. .

't Is geen „man", 't Is geen „vrouw". Ook geen f arizeër......

maar 't is doodgewoon Zijlstra. En de auteur A. Zijlstra wou, dat Zuidema hem eens anders las dan de liberaaltjes Kuyper en Groen hebben gelezen. Want warempel, na zooveel jaar krijgen ze toch ongelijk: de toekomst is altijd aan wie „iets is" of „iets hééft". Aan wie niet zich ver-weekelijkt; en dan nu eens niet met Novalis gesproken. Dr Zuidema, lees wat er staat, versta wat ge leest, gebruik wat ge verstaat; pas die stokregels van Lindeboom's Hermeneutiek nu ook eens toe op uw voormaligen , , voortrekker", om met Dijk te spreken, den ouden antirevolutionairen voortrekker A. Zijlstra; en laat u heusch niet wijs maken, dat wij met z'n allen nu ineens razend geworden zijn nu een synode phlogistische razemijen uithaalde in 1944, en nu we ook u dephlogistisch daarvoor zien capituleeren.

O neen, weert u af, u hebt natuurlijk écht principieel bezwaar tegen ons.

En dat schijnt nu te beteekenen, dat ge vereenigd zijt in den geest met uw synode en met de dephlogistische critiek van haar prominenten. Vergeet maar niet uit welk smaadhoekje uw en onze vaderen zich hebben omhooggewerkt.


1) Men zoeke hier geen persoonlijke narigheid, doch bedenke dat , , f arizeër" niets behoeft te maken te hebben

met „clandestienen huichelaar" of zooiets. Wel heeft het woord te maken met zooiets als „extremist"; en dat is volgens Zuidema Zijlstra ongetwijfeld.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juli 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Phiogistisch noch dephiogistisch

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juli 1950

De Reformatie | 8 Pagina's