GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Kampen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kampen

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ook In Kampen heeft de synodocratlsche kerkeraad da idee gelanceerd van een samenspreklng, naar aanleiding natuurlijk van de haagsche synode, die alles liet, zoo als het was: de vervangingsformule, die zelf verklaart, dat 1905—1942 moet gehandhaafd worden; en de eisch om altijd alles te doen wat een synode beveelt.

Onze kerkeraad heeft daarop geantwoord. Van dat antwoord willen wij iets vertellen. Wij hebben, en dat spijt ons, want er is prachtmateriaal bij, moeten afzien van ons voornemen, alle overeenkomstige stukken uit andere plaatsen in ons blad voor de toekomst vast te leggen. Er is zooveel goeds, dat wij onbillijk zouden worden, als we een keus deden.

Maar, Kampen heeft onze bizondere Interesse. Omdat men daar n.l. zulke slechte huisbezoekers heeft. Onze lezers weten, dat al weer enkele jaren geleden ik ee briefje kreeg van den synodocratischen Kerkeraad, dat men bij mij wou huisbezoek doen. Ik werd dus beschouwd als lid van die kerk. Ik antwoordde, dat de wijkouderlingen me wel konden spreken als ik den volgenden Zondag preekte; dat zou n.l. gebeuren in de Nieuwe Kerk. Na wat vijven en zessen besloot men, af te kondigen, met leedwezen, .dat ik door woord en daad me had „onttrokken" aan „de gereformeerde kerk van Kampen". Tegelijk werd die afkondiging gedaan van coll. Greijdanus: men hoefde dan niet meer hem af te zetten, wegens volharding In de , , zonde", waarom hij naar art. 79—80 geschorst was. De grond nu voor die afkondiging was kersversch: ik had n.l. in mijn antwoordbriefje inzake die wljkouderllugen den dominee en den scriba aangesproken met hun persoonlijken naam. Wel, wel. Niet dat ik preekte in de kerk, die ook ds Lindeboom (en Visée en De Waard en Kouwenhoven en Bouwsma later) ontving als dienaren; en niet dat ik daar kerkte, en avondmaal vierde en te Bergschenhoek was voorgegaan, enz, , niet AéX allemaal was de reden; dat bleek allemaal geen verhindering, mij als lid van hun kring te erkennen. Neen, dat briefje met die persoonsnamen.

Ik was dus in hun oogen lid van die kerk tot op dat moment.

Nu hebben mijn huisgenooten nooit zoo'n briefje geschreven. Ze schreven nooit een briefje, net zoo min als Greijdanus. Ze bleven eenvoudig kerken bij de niet door den Heere verworpen dominees. Voor het besef van die Kamper briefschrijvers zijn dus m.ijn gezinsleden, en de huishoudster van wijlen prof. Greijdanus nog altijd lid van hun gemeenschap. En daarom concludeer ik, dat ze daar slechte huisbezoekers zijn. Nog nooit hebben ze die gezinsleden bezocht. En ze waren toch allemaal thuis, ook in oorlogstijd. Evenmin zijn zij bezocht, als die duizenden anderen, die ook aan die dominees, zooeven bedoeld, het oor bleven leenen, omdat wel een synode, maar niet de Heere hun den mond had willen stoppen.

Daarom was ik benieuwd, hoe juist déze raad van Kampen tot de regeerders van „zijn" nog altijd in het lidmatenboek staande schapen schrijven zou. En wat de kerkeraad erop zou antwoorden. Hier volgt het:

10 Juli 1950.

Aan den Raad der Burgwalkerk te Kampen.

De Raad der Gereformeerde Kerk te Kampen heeft in zijn vergadering van Woensdag 5 Juli 1950 kennis genomen van Uw door Ds R. de Vries als praeses eu door W. L. Helleman als scriba van Uw college onderteekend schrijven d.d. 17 Juni 1950.

U stelt aan den Raad van de Gereformeerde Kerk voor een samenspreklng te houden op nader te bepalen wijze tusschen Uw college en den Raad der Gereformeerde Kerk.

Als onderwerp voor zulk een samenspreklng noemt U de kwesties, dogmatische en kerkrechtelijke, hangende tusschen de Kerken, laatstelijk in synode bijeen te 's-Gravenhage-West en de Gereformeerde Kerken In Nederland.

En U deelt daarbij als Uw meening mede, dat de op deze kwesties betrekking hebbende besluiten dezer synode een basis voor samenspreklng gelegd hebben.

Het zij den Raad der Gereformeerde Kerk te Kampen geoorloofd op te merken, dat tusschen de Gereformeerde Kerken in Nederland en de laatstelijk te 's-Gravenhage-West vergaderde synode heel wat meer in geding is dan een door U niet nader aangeduid complex van dogmatische en kerkrechtelijke kwesties.

Er liggen Uwerzijds bepaalde oordeelvellingen over dienaren des Woords, ouderlingen en diakenen, hoogleeraren van de Theologische Hoogeschool der Gereformeerde Kerken, van welke sommigen reeds zijn ontslapen.

Aan deze oordeelvellingen hebt U zelfs het effect van wering, schorsing en afzetting uit hun ambten gegeven naar de art. 79 en 80 K.O.

Maar afgedacht daarvan ligt tusschen Uw college en den Raad der Gereformeerde Kerk een conflict van primair plaatselijk karakter, waarover U in Uw brief van 17 Juni geheel zwijgt.

Het zij den Raad der Kerk geoorloofd U aan dit conflict, waarover de notulen des kerkeraads en de geheime acta van de generale synode van Utrecht U verder kunnen inlichten te herinneren.

Op Maandag den 14den Augustus 1944 nam de Raad van de Gereformeerde Kerk te Kampen het bekende besluit, waarin hij o.m. verklaarde de afsrettlng van br K. Schilder als dienaar des Woords en hoogleeraar niet voor vast en bondig te kunnen houden. Tevens sprak hij uit de binding aan de leerultspraken van 1942 inzake het voor wedergeboren houden van het zaad des verbonds om des gewetens wille evenmin aan anderen te kunnen opleggen als voor zich te aanvaarden.

Dit besluit werd genomen met 28 stemmen voor en 12 stemmen tegen. De tegenstemmende leden des kerkeraads hadden naar art. 31 K.O. hetgeen met de meeste stemmen was goedgevonden voor vast en bondig behooren te houden.

Indien hun dat, op grond van het in datzelfde artikel gezegde, onmogelijk geweest ware, hadden zij in beroep behooren te gaan bij de meerdere vergadering i.e. bij de Classis Zwolle.

En in het laatste geval, zonder iets tegen hetgeen met de meeste stemmen was goedgevonden te doen Zulks wel niet naar art. 31 K.O. maar wel volgens den door de generale synode in die dagen bij herhaling atgekondigden rechtsregel

Het scheen intusschen, dat de tegenstemmende leden des kerkeraads, de minderheid, zich zou neerleggen bij de genomen beslissing.

Immers, zij vergaderden op 16 Augustus 1944 met de voorstemmende leden en brachten ook na de lezing van de notulen van 14 Augustus d-a.v. geenerlei bejzwaar in tegen het op dien avond beslotene.

Intusschen is later gebleken, dat de minderheid reeds op 15 Augustus afzonderlijk had vergaderd en op dien avond een schrijven had opgesteld aan de generale 'synode, waarin zij de hulp inrieip van deze vergadering" tegen den kerkeraad, met wien zij op 16 Augustus onder aanroeping van den heiligen Naam des Heeren in schijnbaar broederlijken vrede nog vergaderen zou.

Daarop heeft de generale synode op grond van de art. 79 en 80 K.O. en onder beschuldiging van Openbare Scheurmaking en „kwaden handel" de meerderheid des Jcerkeraads, te weten een dienaar des Woords en zevenen-cwjntig ouderlingen geschorst.

Volgens haar eigene, in de brleven-van-sohorsing gedane mededeeling is zij in deze zaak „tegen den Kerkeraad te hulp geroepen" door de minderheid, waarvan Uw college zegt de wettige voortzetting te zijn en - waartoe o.m. de tweede onderteekenaar van Uw schrijven d.d. 17 Juni j.l. behoort.

En vervolgens heeft deze synode zeven br diakenen, die in trouw vasthielden aan hun kerkeraad, insgelijks in hun ambtsbediening geschorst.

De br ouderlingen, die zich aan deze schorsing door een volkomen onbevoegde instantie i) niet onderwierpen, jzijn korten tijd daarna wederrechtelijk uit hun ambt ontzet, waarbij de synode zich nogmaals schuldig maakte aan het door den Apostel veroordeelde , , zich bemoeien met eens anders doen" 2).

De minderheid, we mogen thans ook zeggen: Uw college, heeft niet alleen dezen krommen rechtshandel met droeve schending van de broedertrouw en van het ook door haar bezworen recht des Heeren in Christuskerk uitgelokt, maar ook aanvaard.

Die minderheid heeft zich daarenboven, beter gezegd: ^Ij hebt U daarenboven als de wettige kerkeraad van de gemeente des Heeren in deze plaats opgeworpen en vervolgens in volstrekten strijd met de waarheid, omtrent deze door U zoo kwalijk behandelde broeders verklaard, dat zij „met woord en daad met de Gereformeerde kerk te Kampen gebroken hadden".

Tevens heeft Uw college, eveneens in strijd met do uitdrukkelijke verklaringen dezer broeders, van br K. Schilder en wijlen br S. Greijdanus een soortgelijke verklaring afgelegd 3).

Uw college heeft voorts den wettigen kerkeraad op alle mogelijke manieren getracht te hinderen hl zijn wettigen dienst.

De tweede onderteekenaar van Uw schrijven heeft op Zondag den 20en Augustus 1944 den dienaar des Woords dezer gemeente tot aan den kansel achtervolgd.

Deze zonden heeft Uw college nog nooit voor God en Zijn heilige gemeente beleden.

Maar nu, mag de kerkeraad uit Uw schrijven van 17. Jiml j.l. afleiden, dat ge over die zonden, over schending van het recht Gods In de gemeente van Zijn Zoon, over dat schenden van de broedertrouw van harte leed draagt? Of althans, dat ge in onzekerheid verkeert, of deze Uwe handelingen wel goed waren in de oogeu des Heeren?

Indien zulks uit een openhartige verklaring Uwerzijds mocht blijken, dan is de Raad der Gereformeerde Kerk tot contactopneming met Uw vergadering om des Heeren Christus' wil en om der wille van Zijn gemeente gaarne bereid.

Intusschen verdient één punt nog Uw aandacht. De schorsingen en afzettingen van eenlge tientallen ambtsdragers zijn in 1944 weliswaar door U uitgelokt en aanvaard, en gij hebt ook getracht aan die rechtshandelingen in de kerk van Kampen effect te geven, maar ze zijn door de generale synode van Utrecht destijds geschied.

Indien U daarover met den kerkeraad begeert samen te spreken, dan dient van meetaf deze stand van zaken in Uw gezichtsveld te liggen. En daarom ontving de kerkeraad, aleer het tot contactopneming mocht komen, van Uw college gaarne de noodlge Informatie.

Volgens een brief geschreven door deputaten voor samenspreking, henoemd door de generale synode van 's-Gravenhage-West, heeft de synode , , wat de schorsingen-in-het-algemeen aangaat, de verschillende instanties, welke geschorst hebben, opgewekt — zoo mogelijk in contact met de geschorste broeders zelf — de schorsingen aan een nauwkeurig onderzoek te onderwerpen en te willen nagaan, indien zulks nog niet gebeurd mocht zijn, of er wellicht schorsingen zijn toegepast op gronden, die met de BESLUITEN der Generale Synode niet in overeenstemming zijn te achten" *).

Hoewel de kerkeraad in de acta der Haagsche vergadering te vergeefs naar zulk een opwekking aan Instanties, die geschorst hebben, heeft gezocht, moet hij, gezien het feit, dat er op zulk een officleele wijze mededeeling van geschiedde, aannemen, dat zij metterdaad van Uw synode uitging.

En op grond daarvan zou de kerkeraad nu gaarne de mededeeling ontvangen, of bovengenoemde synode, in dezen de door haar opgewekte kerkelijke vergadering met goed exempel voorgaande, ook zelve zulk „een nauwkeurig onderzoek" heeft Ingesteld?

Heeft zij zelf ook „willen nagaan" of de schorsing (en afzetting) van het üd onzer gemeente br K. Schilder, van wijlen br S. Greijdanus, alsmede die van acht en twintig broeders op eenmaal, ook misschien geschied zijn op gronden, welke in strijd zijn met de BESDUI­ TEN der Generale Synode, hetzij van die, welke In 1944, hetzij van die, welke in 1946, hetzij van eene, welke na het jaar 1946 samenkwam?

Mocht de generale synode van 's-Gravenhage-West zelf zulk een onderzoek hebben gedaan, dan zou het resultaat van zulk een , , nauwkeurig onderzoek" voor de samenspreking, waartoe de kerkeraad zich op voorwaarde van de beantwoording zijner vragen, nogmaals bereid verklaart, van eminente beteekenls kunnen zijn.

De eerste onderteekenaar van Uw brief van 17 Juni 1950, Ds R. de Vries, heeft in de Kerkbode waaraan hij als eindredacteur verbonden is, dd. 16 Juni, dus één dag, voordat hij zijn handteekenlng plaatste onder Uw voorstel tot samenspreking, geschreven van „ambtelijk bloed van geschorste ouderlingen en diakenen", dat „Inmiddels al lang geronnen en gestold is".

De kerkeraad is met hem van oordeel, dat het gepleegde onrecht inderdaad reeds langdurig is. Maar de langdurigheid eener rechtszaak heft toch de plicht om recht te doen niet op?

De kerkeraad eindigt met de verklaring dat de eenigheld der kerk, te weten de eenlgheid des geloofs, hem zeer ter harte gaat en dat bij hem de oprechte bede van Ps. 119 : 79 leeft: Laat ze tot mij keeren, die U vreezen en die Uwe getuigenissen kennen".

Gaarne Uw antwoord tegemoet ziende.

Namens den Kerkeraad,

(w.g.) Ds O. W. BOUWSMA, Praeses.

H. C. DB JAGER, Scriba.

P.S. De kerkeraad deelt mede, dat hij tot onverkorte publicatie van deze gevoerde correspondentie zal overgaan.

Tot zoover het antwoord.

Let bizonder op enkele momenten:

In een vorig nummer schreven we, dat men ter dege moet onderscheiden tusschen seml-offlcleel geschrijf en officleele besluiten. In dat verband treft het zélfs ons nog, dat — gelijk de kerkeraad constateert — in de officleele Acta van Den Haag die heele opwekking, waarmee vandaag stad en land wordt afgewerkt, om toch maar plaatselijk de kerkeraden te bewegen zich los te maken van de door de synode zelf uitgeworpenen (want daar komt het op neer), geen woord te vinden Is. Het is altijd nog grooter , , chaos", dan we dachten. Het zeer principleele besluit Inzake de uitwerping van Bergschenhoek Is ook niet in de Acta te vinden; al wordt het wel aan den minister van justitie verteld. Wat zijn dat toch voor maatstaven? Zelfs in de voorlichting van hun eigen leden ?

Voorts: de kerkeraad zegt terecht: als uw haagsche synode u opwekt om de zaakjes nog eens te bekijken (in gebondenheid overigens aan Den Haag en dus aan de vervangingsformule), waarom doet zij het dan zelf niet? Plaatselijk een beetje wrikken aan ons, maar geen seconde wrikken aan haar eigen besluiten? Maar laat ze dan toch liever ronduit zeggen: alles wat wij deden blijft gedaan. En repeteeren den roemruchten, maar verderfelijken regel: alles wat een synode deed, dat HEBBEN op dat oogenbllk ook alle kerken gedaan.

Wie wordt nog wijs uit den warwinkel? Alleen hij, die zijn oogen openhield voor de nuchtere waarheid, dat men wil verdeelen en heerschen. Maar niet terugnemen. K. S.


1) Zie art. 79 K.O.

2) Zie 1 Petr. 4 : 15.

3) Wat br. S. Greijdanus betreft, onder kennisgeving aan de generale synode te Utrecht (zie hare publieke Acta art. 630).

4) Zie brief van genoemde Deputaten aan de Heeren H. Klemhout te den Haag en J. van Westenbrugge te Zwolle, onderteekend door P. N. Kruijswijk als voorzitter en J. van Herksen als scriba ad hoe van genoemde Deputaten, gepubliceerd In „de Strijdende Kerk" van 17 Juni 1950.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 augustus 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Kampen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 augustus 1950

De Reformatie | 8 Pagina's