GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

ARMINIANISME IN DE I.C.C.C.

In „Getrouw", orgaan van den Internationalen Raad van Christelijke Kerken (I.C.C.C.) schrijft de synodocr. predikant ds J. de Boer een artikel over de „I.C.C.C. en Aimmianisme". We lezen:

De opmerking van Prof. R. B. Kuiper van het Westminster Theological Seminary te Philadelphia aangaan-< le ArmJniaans gezinde Kerken in de I.C.C.C. heeft nogal deining veroorzaakt op het tweede Congres van de I.C.C.C. te Geneve.

De golfslag daarvan heeft ook de Nederlandse Gereformeerden bijzonder beroerd, inzover zij het optreden van de I.C.C.U. met belangstelling gadeslaan en overwegen of toetreding tot die Raad van Bijbelgetrouwe Kerken niet roeping en plicht is.

Maar Arnumanisme in die Raad? Daar schrikt een Gereformeerde van terug. Arminianisme heeft uiteraard in Nederland bij de Bijbelgetrouwe Christenen een slechte klank. Het Arminianisme is veroordeeld door de Oecumenische Synode van Dordrecht in 1618 /'19. Het is daar beslist afgewezen als geheel in strijd met Gods Woord en met het Reformatorisch getuigenis.

De I.C.C.C. van haar kant wil trouw zijn aan het historisch Protestants getuigenis. Hoe moeten we aan met het bezwaar van Prof. Kuiper?

Is dat volkomen uit de lucht gegrepen of duldt de I.C.C.C. binnen haar organisatie het Arminianisme?

Nu gaat de auteur de situatie teekenen volgens de bestaande bepalingen:

Verhelderend was, dat Dr C. Macintire, de president van de I.C.C.C, met nadruk verklaarde, dat niet de verschillende confessies der Kerken de grondslag vormen, waarop men zich verenigt, maar dat allen zich te houden hebben aan de statuten.

In de grondslag van de I.C.C.C. wordt beleden, dat de redding van zondaren te danken is aan Gods genade alleen, niet uit de werken. (Salvation, the effect of regeneration by the Holy Spirit and the Word, not by works, but by grace through fEiith). Het wezenskenmerk van het Arminianisme, zoals dat in de Kerkhlstorie is opgetreden en te Dordt veroordeeld werd, is echter, dat naast de genade weer het werk van de mens in rekening wordt gebracht voor het verkrijgen van de zaligheid!!

Wij merken op, dat statuten ons niet helpen, indien zij niet zóó zijn, dat anninianisme als strijdig met de geref. belijdenis (en in wezen humanisme en modemisme en liberalisme, enz. enz.) automatisch de deur gewezen wordt. Daar moet geen discussie voor noodig zijn.

Ds de Boer vervolgt:

Het Arminianisme reserveerde ruimte voor de mens, die verzelfstandigd werd tegenover de genade. De zaligheid werd op zulk een wijze beleden, dat zij voor een bepaald deel (kleiner of groter, al naarmate men meer of minder Pelaglaans gezind was) in handen lag van de mens.

Van dat „verzelfstandigen" geloof ik geen woord. Ik lees dien barthiaanschen term niet in de stukken der Remonstranten zelf. Ook dat „voor een bepaald deel" is onjuist. Wie zijn verstand (natuurlijk licht) rechtgebruikenkan, die heeft de zaligheid in handen van den mensch gelegd. De auteur geeft van het remonstrantisme een te mooi beeld. Waarom? Om remonstranten van len en 2en graad te kunnen onderscheiden? Het schijnt van wel, want hij zegt:

Het is duidelijk, dat voor zulk Arminianisme in de I.C.C.C. geen plaats is, daar deze in haar Doctrinal Statement de zaligheid belijdt niet uit de werken, maar uit genade door het geloof.

Zulk Arminianisme — dat kan niet? Een ander dan wèl? Dan zeggen we: neen, meneer. Nu komen de zaken op tafel:

Doch Prof. Kuiper had eigenlijk op het oog enige methodistische kerken in Amerika.

Nu ligt hier voor mij een boekje, dat tot titel heeft: „Present Day Methodism and the Bible". Het is geschreven door Rev. Newton C. Conant, predikant van de Bible Protestant Church. Deze kerk aanvaardt de leerstellingen en beginselen van John Wesley. En Wesley noemde zichzelf indertijd met de grootste nadruk Arminiaan. Het Maandblad, dat Wesley van 1778 af uitgaf, noemde hij: The Arminian Magazine, (het Arminiaans tijdschrift). Daar nu Rev. Conant in 1941 bij de vorming van de American Council of Christian Churches, een praeformatie van de I.C.C.C, tot secretaris gekozen werd, schijnt het bewijs geleverd, dat de I.C.C.C het Arminianisme in haar organisatie duldt. Immers behoort de Bible Protestant Church er blijkbaar toe en deze is de leringen en principes van John Wesley toegedaan.

Maar nu raad ik elke Gereformeerde aan om dit boekje eens te lezen, dan zal hij ongetwijfeld zeggen, dat de Bible Protestant Church strijdt voor het geloof, dat eenmaal' de heiligen overgeleverd is.

En ik raad gereformeerden aan, John Wesley zelf te lezen. Die was inderdaad arminiaan. Hij zei het, en hij was het. En een boekje, dat ziften , kan, zal niet kunnen verhelpen, dat beginselen, die men ZEGT te willen aanvaarden, ook doorwerken. Ze worden trouwens reeds door het zeggen gepropageerd.

De I.C.C.C. heeft verkeerd beslist.

K.S.

GYMNASIASTEN EN LYCEISTBN.

Te Nimspeet is dezen zomer een „Kampweek" georganiseerd ten bate van gymnasiasten en lyceisten.

Het Geref. (3ezinsblad gaf daarvan een verslag.

Het verslag spreekt over „de studeerende jeugd" :

Deze heeft een eigen strijd. Hun vragen vermenigvuldigen zich dagelijks. Scholen en leraren raken hoe langer hoe meer vreemd aan de klare taal van de Schrift. Onze jeugd wordt daar dagelijks overstelpt met de schijnbaar geleerde, nieuwste snufjes van de gangbare theorieën. Soms worden de duigen vergoelijkt, soms nog ietwat aarzelend naar voren gebracht, meestal met klemmende overtuiging gepropageerd. Ietwat medelijdend beziet men onze jongens en meisjes: slachtoffers van de „theologie van art. 31". Wie deze houding niet kent leze „Ja, tenzij" van Prof. Zuidema. Daar kan hij kennis maken met •Ie hautainitelt van een pseudo-antirevolutionnaire logica, waarbij degenen, die de Kerk centraal weten, er toch maar zielig afkomen. Die hautainitelt maakt natuurlijk indruk op onze jongens. En omdat zij van gelovige Christenen toch de begeerte naar de Waarheid veronderstellen, luisteren ze en raken daarmee allicht het eigenlijke criterium kwijt. En tegen de nieuwlichters hebben ze dan geen verweer meer.

Dat klemt te meer omdat de jeugd, ondanks-allerlei opzichtig vertoon van hevige critiek, receptief is. Zij luistert tenslotte graag; dat ligt in de aard van de leeftijd. Wie haar weet te winnen kan haar bouwen, maar ook bedei-ven. Een wijs opvoeder uit de Oudheid, Quintilianus, heeft gezegd: „Wij houden nu eenmaal het hardnekkigst vast wat wij in onze jeugdjaren in ons opgenomen hebben, toen onze geest nog was als een onbeschreven blad papier; zoals een vat blijft smaken naar de vloeistof, die er het eerst werd ingegoten". De studerende jeugd zit met speciale moeilijkheden, met vragen van meer gecompliceerde aard. Leraren en leerlingen, de sfeer van de school, clubleven en ontspamüng, het kan allemaal afleiden van de centrale vragen.

Daarna geeft het blad een verhaal over hetgeen besproken is. Aan het slot komt de verslaggever terug op de gevaren, die verbonden zijn aan het niet uit eigen overtuiging samenkomen.

Ouders, brengt Uw kinderen toch niet in de chaos van allerlei overwegingen, die niet opkomen uit de Schrift maar uit de begeerte om, terwille van dwalende gelovigen in een ongehoorzame kerkgemeenschap, de band wat aan te houden. Natuurlijk zijn we bedroefd om hunnentwil. Maar we winnen hen niet door Gods Woord in de consequenties af te remmen, maar, zo God het v/ll, door onze gelovige wEm.del.

Op één ding wil ik met nadruk wijzen. Bedenken onze ouders wel, aan hoevele gevaren hun kinderen bloot staan In zulk een vacantieweek en trouwens overal? Hebben zij hen grootgebracht en geprepareerd op het „Bewaar uw hart, boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de uitgangen des levens" ? In de Bijenkorf was een vacantiepubliek, „Christelijk", het was om te huilen. Sommlger toilet was eenvoudig uitdagend, de ogen lokkend, de lippen geverfd, schaamteloos. De dunne tricottruitjes en korte broekjes, de opdringerige mimiek, de vlammen zouden iemand uitslaan. Gelukkig g£if de kleding van onze groep geen aanleiding tot beslist verbod. Maar denkt U eraan, dat op deze leeftQd de grootste beslissingen worden genomen. En dat Uw kinderen vast dienen te staan, onbewegelijk? Dat ze maar niet met iedereen mogen kennismaken? Deert U hun gereserveerd te zijn, en de fijne toets van het Woord aan te leggen bij de omgang van jongens en meisjes? Wij zijn daarop niet gerust. We hoorden nauw verholen klanken bij het bespreken van toneel en litteratuur en bioscoop, dat sommigen vonden, dat je maar wat aan de dingen wennen moest! U weet toch wel, dat het roekeloos „vóór-èenieten" — hetzij correct, hetzij tn de fantasie — zij het dan niet In uiterste consequentie, het huwelijk ontheiligt en ontzenuwt en onzeker maakt ? En dat kennismaken geen avontuur mag zijn inet veel gretig genoten concessies, maar het wondertere zoeken naar de wil des Heeren, of Hij deze vrouw als met Zijn hand haar man toevoert ? Leert Uw kinderen toch vroeg een verbond met hun ogen en met hun gedachten sluiten! Dan leven ze zo velligl

Het verslag is van de hand van drs D. J. Buwalda.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 november 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 november 1950

De Reformatie | 8 Pagina's