GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Weenen am vergegeling

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Weenen am vergegeling

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarom weende de ziener op Patmos toch zoo erg, toen hij „zag", dat niemand waardig (of bekwaam) ge­ * vonden was, om het boek, dat met zeven zegelen toe-i gesloten was, te openen? Het staat er zoo uitdrukkelijk bij vermeld in Openb. 5 : 4.

' Wel, als eenmaal Gods hand In een „boek", in zijn „boek", geschreven heeft hetgeen haast geschieden moet, '^ dan moet dat ook gebeuren.

Maar zal het gebeuren, dan dient dat boek te worden geopend. j Dan kiumen de Instrumenten, die God ervoor i aangewezen heeft, de engelen b.v., die in de Openbaring van Johannes telkens optreden als voltrekkers van Gods •( i ^ ^ gericht, als beschermers van de kerk, als voorlichters zijner profeten, als strijders tegen den draak, „hun gang gaan".

Doch daartoe moet eerst dat boek geopend worden: het geheim j moet worden prijsgegeven althans aan Gods knechten: wie hunner zou fantaseerend, eigenwillig te ^ werk willen gaan?

Helaas, het boek is verzegeld.

Eu niememd onder al de kreaturen Is gemachtigd, en i jn staat, die zegelen open te breken. Toch zal dat inoeten i gebeuren, want de , , zwijgende" God bedient Zich van • „sprekende" boden. Zoolang dus dat boekje niet geopend wordt, is, om zoo te spreken, de historie in een „impasse".

^ Aldus de — uiteraard — anthropomorfe voorstelling, ^ eigenaardig voor het visioen.

Wij staan hier dus voor een andere vraag: wat betee-1 kent nu eigenlijk die figuur der verzegeling? Dat ze als , „pijnlijk" ondervonden wordt (weshalve Johannes „weent", J ziende, dat niemand het boek mag of kan openen) is te verstaan; ' het is voor den ziener evident, dat van de be­ •' sluiten Gods de realiseering evenzeer noodig Is als de verlossing eener zwangere; denk maar aan het motief van de „barensweeën" van elke nieuwe aera, en van den ! jongsten dag.

Nu komen we het antwoord op de gestelde vraag na­ , derbij, als we denken aan het volgende:

Een boek tegen iemand „verzegelen" Immers beteekent niet maar: et onttrekken aan diens (intellectueele) kennis-neming, maar vooral: et onttrekken aan zijn (foe-: 1 ' j deratief-geïnteresseerd) in-de-dingen-van-het-boek-betrókken-zijn. Erin als medewétend medewerker mogen optreten, participant erin mogen zijn, dat is voortaan uitgesloten voor leder, voor wlen (of tegen wlen) het boek, de rol, verzegeld is.

Van een „verzegeld" boek, een „toegesloten" rol, had — denk daar eens over na — reeds Jesaja gesproken. Hij ] had zijn „onderivljzlng" (inhoud van de profetische „rol") < eerst aan den tltulalren koning van Davids Huls (en diens „ministers", etc.) te verstaan gegeven: zou Jahwe iets ^ willen verbergen i) voor Abraham (Gen. I81'); of zou Hij Davids Huls willen uitsluiten van de coöperatie 2) mst den Heer, die David had verkoren als zijn medeweter--! medewerker? Maar bij het toenmalige hoofd van Davids • Huls, den zwakken Achaz, vond Jesaja geen gehoor; en toen werd hem bevolen: verzegel nu maar die rol (Si's).

Dat was dus een uitsloiting van de toenmalige regenten van Davids Huis, een uitsluiting van het als Godsvriend ook medewétend-medewèrker van Jahwe zijn.

Zoo verzegelt God de rol niet alleen voor de heidenen, maar ook voor de valsche, de afvallige, de aan haar wezen ontzonken kerk. '

Maar bij dat negatieve blijft Jahwe niet staan. Als Achaz, de ontkrachte Davldlde, niet wil, niet durft, als men weenen moet (nu zijn we er), omdat niemand Gods sunergos-partlcipant-medeweter-medewerker wezen kan, teneinde wat In de rol staat, te helpen tot stand komen door heerschende (Immers: door God zelf bij besluit te voren In het drama ingeschakelde) gebeden en zuchtingen van vrienden-van-Jahwe (vgl. Op. 11), dan behoudt Jesaja toch de goede hoop: zie, een maagd wordt zwEinger, Jes. 7", en de nacht zal verdwijnen, 8^2, en een Kind wordt geboren (9»), Immanuël, RS, é.dsman (raedeweter) benevens Held (medewerker); en dan kan het zegel van de rol weer open worden gebroken, en kan Gods foederale heilsplan zich over de kerk, en dus ook over de wereld, weer ontvouwen in vervulling: Immanuël, in Hizkia voorafgebeeld, zal waard zijn, te fimgeeren als Jahwe's tot Gods Intimiteit (vriendschap) toegelaten Medewerker en Metgezel.

Met het visioen van de openbreking van de zegelen door het Lam geeft de Bijbel dan ook getuigenis aan den Christus Gods, dat Hij die Immanuël van Jes. 7i* en 95, 0 Is, en door zijn wereld-verlossend werk niet alleen de mede-wéter van den Vader Is, doch ook — met Hem — de wettige wereldhêérscher; en dat aan Hem en aan ztju altijd mee-tellende, mee-gerekende wil gebonden is alle wereldgebeuren, gelijk het zich naar het onveranderlijk besluit van God voltrekt. Het Lam Is de Leeuw (55—G); niet maar een , , Ingewijde" In verborgen „wetenschap", doch decisief voltrekker van op afdoening wachtend glgantenwerk.

Zegel-opening beteekent dan ook niet: nu gaat de Anagnost wat voorlezen, doch: nu gaat de Archeeg wat dóen, om „de barensweeën" van het Rijk op te wekken; het werd immers tijd? Johannes had „geweend", omdat noch de van Jahwe afkeerige , , wereld-herders" (Davids vijanden), noch de vertrapte en vervolgde kinderen der kerk (Davids exulanten) bevoegd of sterk genoeg waren het boek te openen. Maar nu: DAT LAM!'.

Dat Lam — dat kan de zegelen wel openen: het , , wéét" van God alles, en het „vermag" met God alles, en het heeft het recht ook verworven, om ook op grond van zijn als mensch volbrachte lijden de hand te leggen aan het rad der historie.

Daarom kan ook dadelijk na die zegelopening door het Lam de „zwangere" historie worden verlost. Meteen stuiven de vier paarden, lang weerhouden, over de wereld. En daarin overwint het Lam en is meteen de eerste rulter uitgegaan ter absolute overwinning. De God van den hemel laat deze paarden uitgaan, niet vier kanten uit^), doch In één rij: het wordt een wereld-invasie, in rechte colonne, recht-toe-recht-aan. De , .impasse" is weg!

Deze ter „overwinning" geleide marsch-colonne van Gods executieve, en daarom consummatie-brengende schlftlngs-en verdervlngs-macht komt dus „van boven".' Het decisieve, den wereldoogst tot rijping brengende wereldgebeuren gaat van den hemel uit, en wordt door den bevoegden Verbreker van de zegelen van het , , boek", In diens qualiteit van Gods Medewéter-Medewèrker, en bij de Rechtbank toegelaten Kerk-Paracleet, en dus in laatster instantie door God zelf beheerscht. Laat oorlog, honger, zwaard en dood de aarde beroeren, wét ook die ontbindende machten kunnen doen, het is ten slotte alle.? onderworpen aan de transcendente macht van den hemel, en gekoppeld aan den pentecostalen uitgang van het evangelie, openingsacte van het duizendjarig Rijk, 20^—«. In den somberen en toch vróólijken stoet heeft hij, die vooropgaat''), de leiding; en omdat hij den krans der victorie draagt, is de stoet, hoewel honger, zwaard, dood erin meekomen, toch niet „somber"; — wèl horribel, in den zin, waarin Calvijn dat woord gebruikt, lettend op den inhoud van „het boekje" als decreten-inhoud. De ruiters, die volgen, kunnen immers slechts daarheen gaan, waar de eerste, die vooropgaat, hen heenleidt.

Het is een troost, dit te mogen weten. Onze hoogste Profeet, en eenige Priester en eeuwige Koning is Gods Medeweter — en Medewerker; de zwijgende God spreekt en handelt door onzen Immanuël, God en mensch in één Persoon.


1) Vgl. B. Jacob, Das erste Buch der Tora, Genesis, Berlin, 1934, 404 (op Gen. 15, Plülosophie d. Geselüchte!, Mitvrisser), 446/7, Amos 3''.

2) Vgl. Béda Rlgaux, L' Antéchrist, GemWoux-Paxis, 1932, 82: A l'époque des revelations messianiques, sous Achaz, envisageant la grande crlse splrltuelle, Isaïe assocle a Jahvé im coopérateur qui n'est plus un roi ordinaire, si grand solt-il. (Jes. 89-io, 823-95, 96).

3) Vgl. Zaoh. 6, over welks tekst Charles uitvoerig schrijft, 162/3, noot.

't) „Vooropgaan", — het verloop-in-tijd (door tusschentredende handelingen nog eens nadrukkelijk als zoodanig gemarkeerd) van de successieve verbreking der zegelen geeft althans in het kader van het visioen den indruk, dat de eerstkomende ruiter metterdaad „vooropgaat", denk weer aan het verschil met Zach. 6.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 april 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Weenen am vergegeling

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 april 1951

De Reformatie | 8 Pagina's