GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De beweging der Jongeren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De beweging der Jongeren

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het Jubileumnummer van „De Reformatie", dat in October van het vorige jaar uitkwam, was ook opgenomen een artikel van ondergeteekende, dat den titel voerde: „De beweging der „Jongeren" en „De Reformatie"." Het was het eerste gedeelte van een schets, welke te omvangrijk bleek om in dat nummer in haar geheel opgenomen te kunnen worden. Daarom werd aan het slot van dat artikel meegedeeld, dat het vervolg van dat artikel in de volgende nummers zou worden geplaatst. Maar: „De Reformatie" heeft — gelukkig — steeds te veel copie. En daarom kwam van die plaatsing tot nu toe niets.

Nu is het evenwel zoo ver!

Ter oriënteering volgt hier de korte inhoud van het eerste artikel, dat niet meer gaf dan een Inleiding.

Ik wees daarin met enkele woorden op de groote veranderingen, welke dóór en na den eersten wereldoorlog in het leven der westersohe menschheid hadden plaats gegrepen.

Deze ingrijpende omzettingen werden in de nederlandsche gereformeerde wereld ter dege beseft. In verband daarmee uitte zich een scherpe kritiek op het gereformeerde leven zooals dat toen reilde en zeilde. Maar tegelijk werd ook overal een niet steeds harmonisch klinkende roep om „vernieuwing", om , , reformatie" vernomen.

Speciaal een bepaalde nuance der gereformeerde volksgroep, welke zich „jongeren" noemde — deze aanduiding wees niet op een bepaalden leeftijd, maar op een nieuwen „geest", een eigenaardig „besef" — hief krachtig de leus van , , reformatie" op. Met een flink ontwikkeld zelfgevoel verkondigden deze „jongeren", dat er iets zeer bijzonders gaande was, niet alleen in de groote wereld, maar ook in het Gereformeerde Jeruzalem. Wel was men zich bevsmst, dat het nog niet mogelijk was het zich baanbrekende „nieuwe" in oorzaak en wezen definitief te beoordeelen, maar men maakte zich toch op, vooral om haar te stimuleeren en te propageeren, die beweging der „jongeren" te beschrijven en te waardeeren.

Vooral Dr Wielenga heeft zich aan dezen arbeid gegeven. In vele Keformatie-artikelen heeft hij de idealen van deze „jongeren" geschilderd. Tot zoover het eerste artikel.

De beweging der „jongeren" analyseerend, vnjst Dr Wielenga er nu allereerst op, dat deze beweging „de toepassing en consequentie (is) van de verandering, die onder Gods voorzienig beleid allerwege, het eerst en het meest op het gebied van het algemeene menschenleven zich heeft voltrokken"^). De geboorte van den „nieuwen tijd" in het groote menschenleven moest onder de gereformeerden noodzakelijkerwijs leiden tot de „beweging der „jongeren" " Oorzaken van „buiten het kerkelijk erf" drongen tot de , , bijzondere reformatie", waarvan Dr Wielenga en de zijnen de aanschouwers en organen zijn^). Ze is „een door de tijdsomstandigheden veroorzaakte bewe­ ging, die in haar verschijning tevens bevredigt een behoefte des tijds"^).

De negentiende en het begin van de tvylntigste eeuw waren immers getuigen geweest van een fantastischen opbloei der cultuur. Deze had „schatten van weten en hebben" te voorschijn getooverd. Ook vertoonde zich naast godsdienstige ontaarding en kerkelijke malaise „de onmiskenbaar duidelijke godsdienstige strooming, die onder den bouwval van het oude Europeesche Christendom uit hare wateren voortstuwt"^). En deze wonderbaarlijke vruchten der „gemeene gratie" oefenen een geweldigen invloed uit op het „terrein der bijzondere genade". Zooals, omgekeerd de particuliere genade het buiten haar sfeer liggend gebied verlicht. De „wereld", zoo mag men het „terein der gemeene gratie" noemen, schrijft nu eenerzijds „aan „de kerk" (dat is de particuliere genade) door den antithesestrijd haar roeping" voor. Maar ze biedt anderzijds „door haar sublieme beschaving aan de kerk menigmaal het wapenmateriaal tot den strijd"^).

Ongetwijfeld is de kerk niet van de wereld. , , Zij is een bloem, die de Vader geplant heeft en in haar vezelen siddert hemelsche kracht". Maar toch gaat de triomfantelijke cultuur met haar onvergelijkelijke krachten van wetenschap" niet „invloedloos" aan de kerk voorbij. Er is immers in de kerk tweeërlei. Er is in haar „een naar de eeuvdgheid gekeerd leven, dat God maakt, God alleen". Maar er is in haar ook „een in de wereld (die God liefheeft. Joh. 3 : 16) zich ontplooiende leven, dat God werkt, door u". En wat

nu „aan Gods kerk door ons gewrocht wordt, is het i n de tijden, soms tégen, maar ook soms m e t de tijden groeiende, en dus voor reformatie en ontwikkeling vatbare leven" ^).

En tot den opbouw van dat kerkehjk leven „haalt Gods profeet zijn materialen (welk een goddelijke triomf!) soms uit de wereld, voorzoover zij bouwsel van de gemeene gratie is.

Paulus ontleende somtijds de inkleeding van zijn dogma's aan de Talmudische school (hij was niet voor niets leerling van Gamaliel).

In den aanvang van het Evangelie van Johannes merkt ge, dat deze apostel geen vreemdeling was in de Helleensche filosofie (de logos-idee)!

Wat heeft de puur-paganistische wijsgeer Aristoteles niet een stof geleverd aan de middeleeuv/sche scholastic! voor de uitwerking van hun geweldige dogmatiek!

Ja, velen zouden verwonderd staan, als zij oordeelkundig zagen, hoe de oude Grieksche, door de renaissance herleefde, beschaving haar invloed deed gelden ook op de gereformeerde godgeleerden in de eeuw der reformatie"''). Er was toen „niet alleen een .antithese, maar ook een krachtens Gods gemeene gratie, levend verband tusschen renaissance en reformatie"^).

„En zou dan een zóó reusachtige, heel het leven omvademende en her-telende, cultuur, als onze eeuw ons te aanschouwen geeft, aan die aardsche zijde van ons godsdienstig leven sporeloos zijn voorbijgegaan? " i»).

Neen, dat was onmogelijk.

Dat is gelukkig ook niet geschied!

De prachtige cultuur van de negentiende en twintigste eeuw „bracht ons een nieuwen bloei der g o d-geleerdheid, en ook in de k e r k kondigt schuchter uitspruitsel lente aan". Er openbaarde zich „een kracht tot levensvemieuwing, tot reformatorisch voortvaren, waartoe ten deele de nieuwe cultuur van buiten om prikkels en materialen gaf" ^"y.

Maar de groote vraag is nu, of deze levensvemieuwende, reformatorische kracht zal blijven werken, of dat men haar in conservatisme zal laten verstikken.

Daarom is „de groote, brandende en urgente vraag van onzen tijd de vraag van den v o o r u i t g a n g geworden. Men moet kiezen, ieder moet kiezen, de tijd dwingt tot kiezen. Wat wilt ge, behouden of veranderen? Wat zijt ge en wat wilt ge zijn: vooruitstrevend of conservatief? "

Dat dit dilemma de dynamiek der geesten op het gereformeerde erf beheerscht, bewijst „den ernst van dezen tijd". Nog niet zoo vele jaren voor 1920 hield men in de gereformeerde kerken immers nog een soort antithese op over onderwerpen, die „aan den verren omtrek van het leven lagen". De dwaze menschen .„maakten zich (tot op classicale vergaderingen toe) heet over de nog nimmer begrepen scholastische vraag van het supra-of infra-lapsarisme. Nog heeter werden de hoofden bij de uiterst subtiele en in hoofdzasik academische vraag naar de al of niet bij den doop onderstelde wedergeboorte. En het kookpunt van enthousiasme (indien ik zulk edel woord van zoo geringe zaak mag gebruiken) werd bereikt bij de kwestie of de dienaar bij den doop het woordeke amen moest uitspreken of niet".

Aan het zinlooze geredekavel over deze futiele kwesties is evenwel een eind gekomen.

„Al deze dwaasheden zijn thans door het massagraf der uitgebrande kwesties opgeslokt, en nauwelijks wordt het opschrift op dit graf door den haastigen pelgrim gelezen. De belangstelling voor deze problemen ligt ook in het graf".

En wanneer men vraagt hoe dit mogelijk was — dan ligt het antwoord gereed — , , Dat heeft de groote hervormer „Tijd" gedaan, want nog altijd is 't spreekwoord waarachtig, dat de tijden veranderen, en wij menschen met de tijden muteeren".

Heel dat onwezenlijke geharrewar van voor den oorlog werd verteerd door het feit, dat onze „tijd" de ontzaglijke vraag van stil bUjven staan of vooruitgang, van conservatisme of progressiviteit aan de orde heeft gesteld.

„De kerk heeft niet meer te kiezen aangaande het thema van haar denken, ze heeft alleen de keuze: voortgaan of verwerpen, toegeven of verslaan, misschien mag ik zeggen: leiden of geleid worden" ^i).

En met het oog op deze centrale, brandende vraag zeggen nu de jongeren met alle kracht en een nieuw pathos: wij zijn de mannen van den vooruitgang, wij verlangen naar en worstelen om de ontwikkeling, de progressie van het gereformeerde leven.

C. VEENHOF.


1) De Ref., Ie Jaarg., No. 7, 12 Nov. 1920.

2) De Ref., Ie Jaarg., No. 8, 19 Nov. 1920.

3) De Ref., Ie Jaarg., No. 9, 26 Nov. 1920.

4) Idem.

5) De Ref., Ie Jaarg., No. 8, 19 Nov. 1920.

0) De Ref., Ie Jaarg., No. 10, 3 Dec. 1920.

1) Idem.

8) De Ref., Ie Jaarg., No. 8, 19 Nov. 1920,

9) De Ref., Ie Jaarg., No. 10, 3 Dec. 1920.

10) De Ref., Ie Jaarg., No. 11, 10 Dec. 1920.

11) De Ref., Ie Jaarg., No. 7, 12 Nov. 1920.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 augustus 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

De beweging der Jongeren

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 augustus 1951

De Reformatie | 8 Pagina's