GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EEN SCHIP VOL DWAZEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN SCHIP VOL DWAZEN

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

P.of P. DEDDENS

Van de dwazen, het is bekend, heeft de H. Schrift niet veel goeds te zeggen: ze zijn eigen-wijs, want ze verachten de wijsheid en alle wijsheid is hun te hoog; ze zijn eigen-zinnig, want ze verwerpen de tucht en verbloemen de schuld; ze zijn onverbeterlijk, want al stiet ge een dwaas in een mortier met een stamper in het midden van gestorte graan, zo zou zijn dwaasheid niet van hem afwijken; 't loopt mis met de dwazen, want ofschoon ze hun weg recht achten, dwalen zij; ze bouwen hun huis op een zandgrond; en voor de vijf dwaze maagden was en bleef de deur gesloten.

Maar nu: een schip vol dwazen. Die beeldspraak is toegepast op het volk in de middeleeuwen, üi later tijd op de magistraat, ook op de kerk.

Voordat Erasmus zijn bijtende satire: „Lof der zotheid" schreef, gaf Sebastiaan Brant, doctor in de beide rechten te Bazel, later stads-secretaris van Straatsburg, in 1494 een boek uit, d9.t tot titel had: „Een schip vol dwazen". Het is een echt volks-boek: de tekst wisselt af met plaatjes, zodat ook wie niet lezen kan in staat wordt gesteld te volgen wat de schrijver te zeggen heeft. Hij ontleent de titel aan een middeleeuws volksgebruik: op vastenavond, als de mensen door 't dolle heen waren, liep men in een narrenpak door de straten, zingend en schreeuwend, men trok de schepen op de kade, legde er ronde palen onder en rolde ze door de stad, men nam er in plaats in z'n narrenpak om de sensatie te beleven over de straten als door het water te gaan. Zó is nu in het oog van de schrijver de samenleving van zijn tijd: een schip vol dwazen: waar hij heenziet, bij alle standen, bij beide geslachten, bij jong en oud, wordt hij niets als dwaasheid gewaar, de wereld is één maskerade, één groot carnaval. Intussen striemt hij in deze donkere periode vóór de Reformatie, tijd van ontwrichting en bederf, de zedeloosheid in alle lagen der bevolking en het ongeloof, en terwijl hij de ketters, zoals Huss, de martelaar, scheldt en vervloekt, bestraft hij tevens de ernstige gebreken der kerk — als het zó doorgaat, komt het narrenvolk met z'n schip nog in Narragonia terecht.

Dit boek maakte een geweldige opgang, het beleefde tal van drukken en vertalingen, ook in het nederlands, want het gaf, zij het op ironische wijze, wat in het hart van de meesten leefde: Sebastiaan Brant had succes, want hij sprak naar het gevoelen der meerderheid.

Hij is bezwaard, maar hij blijft in de kerk.

Minder succes had enkele tientallen jaren later een der beide laatste pastoors van Amsterdam: Jacob Buyck, want deze stond tegenover een steeds veldwinnende, zegevierende beweging: de kerkehjke reformatie. Ook Amsterdam had de pacificatie van Gent aanvaard, en nu stroomden de ballingen terug naar de stad, die zij om des geloofs wil hadden moeten verlaten. Wel zou nog de roomse godsdienst de heersende zijn, maar de schrikkelijke religieplakkaten werden geschorst, en de gereformeerden zouden b u i-t e n de stad hun godsdienst mogen uitoefenen. Dat was hun niet genoeg. Zij eisen van de roomse stedelijke regering meerdere vrijheid, en als de vroedschap niet tot een besluit komt, wordt het stadhuis bestormd. de magistraat mét de roomse geestehjken buiten de stad geleid, worden de kerken gezuiverd, onder de gereformeerden de ambten ingesteld. Pastoor Buyck is woedend op de lauwe roomse raadsleden. Zij hebben, tegen hun eed in, de wolven in de schaapskooi toegelaten. En hij voorspelt, dat de verdeeldheid onder de gereformeerden het schip, vol van zulke kijvende zotten, spoedig zal doen stranden.

Het is wel geregiert 't Scip in den gront gestiert. Hoe sal 't er ghedijen en tieren Daer de dwaesen kijven om 't stieren Ende de sotten willen het scip regieren.

Elke kerkelijke reformatie wordt zo een schip vol zotten, want de beide geschetste trekken komen in de geschiedenis gedurig verenigd voor: de reformatie is het kleiner getal, een getal zotten, — en nauwelijks is ze goed en wel begonnen of er komt verdeeldheid onder de leiders — de dwazen kijven om 't stieren.

Inderdaad, vanaf de dagen der apostelen is de kerk „een s e c t e, die overal tegengesproken wordt" — op haar ligt het odium, minderheid te zijn. Wie zich bij haar voegt, moet goed weten wat hij doet, die moet tegen de stroom op, die krijgt straks familie en vrienden tegen, cüe wordt blootgesteld aan spot en smaad en vervolging — vanaf de dagen, toen Noach de ark bouwde, in het oog der wereld het schip der dwazen, is het niet anders geweest. Wie de minderheid volgt, is die niet dwaas, zoals de Bijbel daarover spreekt? Is die niet eigenwijs, wil hij het niet beter weten dan de anderen? Is die niet eigenzinnig, door een weg te gaan, die bijna niemand gaat? De duivel zegt dat ook, en speculeert er op; hij viel eens Luther aan: „Wat denk jij wel, jij monnikje, dat jij alleen het beter zou weten dan de paus en de grote m.enigte: kardinalen, aartsbisschoppen, bisschoppen en geestehjken, dan de vele knappe doctoren in de theologie? " Wat is dwazer dan het op te willen nemen tegen een onafzienbare phalanx in de krijg geoefende tegenstanders, tegen een kerk, die heel het geestesleven beheerst en doordringt, tegen overheden, die deze kerk steunen met hun zwaardmacht, tegen heel de wereld? De Fransen zeggen: de afwezigen hebben altijd ongelijk. Met meer recht kan men zeggen: de minderheid, dat is hier: de minderheid, die kerk is, heeft altijd ongelijk. De minderheid, is dat niet de vlieg, die de zalf des apothekers stinkende maakt? Deze minderheden zijn de spelbrekers op het festijn, waar toch voor ieder plaats is, zij zijn de uitbijters, de koppige doordrijvers, de hoogmoedige ontevredenen, de mensen, die alles kapot willen maken. Niets is hun naar de zin; ze willen alles anders en beter, maar let op: 't wordt slechter, ze bouwen een scheepje en bemannen het — daar zitten ze voorieder in hun narrenpak te kijk: een schouwspel der wereld, en straks gaat het scheepje onder 't kijven, van de stuurlui te gronde.

De Reformatoren van de 16e eeuw hebben de krenking gevoeld, die de wereld de kerk als minderheid aandeed — maar ze werden daardoor niet uit het

veld geslagen. Bij 1 Petri '3, waar de apostel de gelovigen, die lijden om der gerechtigheid wil, troost met het voorbeeld van Noach, schrijft Calvijn: „De gelovigen van die tijd zagen, dat hijna de gehele wereld door de ongelovigen ingenomen was, dat die de overhand hadden, en dat bij hen het leven was. Deze aanvechting kon hen, die als onder de dood besloten waren, alle vertrouwéh ontnemen. Daarom houdt Petrus hun voor, dat de vaderen geen beter lot gehad hebben en dat toch hun leven door Grods kracht behoed is geweest. Gelijk Noach, hoewel hij van alle zijden door de ongelovigen omringd was, en dat er zo wuinigen aan zijn zijde waren, niet is weggeslagen van de rechte weg des geloofs".

In de aanvang der Afscheiding hier te lande heeft de Hoge Regering, zo schrijft Ds van Velzen, de gevestigde gemeenten ontbonden verklaard, haar samenkomsten verboden en werden zij met straffen bedreigd, indien ze op de ingeslagen weg voortgingen en zij zich niet als een nieuwe secte wilden voordoen. „En deze maatregelen werden nagenoeg algemeen toegejuicht, en door het volk bevorderd. Rijken en armen, aanzienhjken en geringen, godsdienstige en gewetenlooze mienschen, geleerden en onkundigen, de meest behoudenden en de meest vrijzinnigen, allen, zonder onderscheid, vereenigden zich, spanden samen, om de Christelijke Gerefonneerde gemeenten, kon het zijn, te fnuiken en uit te roeien". Ach, wat verwachting was er ook van dat handjevol! Maar De Cock, als hij op zijn preekreizen de kleine, soms o zo kleine gemeenten bezocht had, troostte zich met de belofte, dat de kinderen der eenzame meer zouden zijn dan van haar, die de man heeft.

In de Graafschap Bentheim staat Ds Sundag, door De Cock opgeleid — een Polizei-Gesetz verbiedt het samenkomen van meer dan drie personen tot oefening in de godsdienst. Ds Sundag wordt 32 maal tot gevangenisstraf veroordeeld. Bij de opening der synode te Dordrecht 1879 verhaalt Ds H. Beuker van hem, dat de rechter hem in 't eind vermaande, toch maai' met preken op te houden, zeggende: „Gij ziet, het baat u toch niet, goede man, gij valt altijd opnieuw in mijn handen; gij kunt toch niet met het hoofd door de muur, gij kunt het toch nooit winnen!" „Winnen? ", zo gaf toen de gedaagde in gebroken Duits ten antwoord: „Winnen, Herr Ambtmann? Ja, das sollen ivir es, so wahrhaft ein Gott im Himmel

ist!" Een schip vol dwazen — mensen, die in de gewone samenleving niet thuis horen; U kent het oordeel van de kapitein, wiens schip een aantal afgescheidenen, in de grote nood als ballingen uitwijkende naar Amerika, vervoerde. Op de vraag van een schipper, die hem praalde: „Wat hebt ge aan boord", gaf hij ten antwoord: „Valse munt, in Nederland niet meer gangbaar".

gangbaar". De eer en de toejuiching der wereld is alleen voor haar wijzen. Een spreker op een volksvergadering werd luidruchtig gehuldigd; hij zei: „Men applaudisseert — heb ik dan een dwaasheid gezegd? " Want hij wilde niet gerekend worden bij de wereldwijzen.

Wie alleen wil bouwen op de vaste rots van het Woord Gods, komt onvermijdelijk in het isolement. Wie meedoet aan het maskeren van de antithese, aan de camouflerende interpretatie van de christelijke dogmata, wie zich aansluit bij de mannen van de synthese en eigen overtuiging als actueel Christendom uitroept tegenover de leer van de hopeloos geantiqueerde, dode kerken, die krijgt applaus. Zet iemand zich schrap tegen de oecumenische beweging, die, zoals ze thans verstaan wordt en zich openbaart, niet anders betekent dan , , snelle afloop als der wateren", men haalt de schouders over hem op. De kerk „bouwen" betekent thans: zonder deugdelijk fundament bouwen in de breedte. Een kerkbode der gebonden kerken vermeldde pas, dat op onze synode hier in Kampen: „het negatieve nog al sterk naar voren komt. Het antwoord is nog al eens: nee. B.Vi in de zaak aangaande het Ned. Bijbelgenootschap, [betreffende de oecumenische synode der Gereformeerde kerken, over het mogelijk contact met de I.C.C.C. en de N.A.E. Het was telkens: nee". De schrijver besluit: „Blijkbaar wordt over oecumenisch contact daar wel uitzonderhjk gedacht". Gelukkig wel. Wie de moed heeft, alleen te staan, omdat hij weet alleen zó naar het Woord Gods te handelen, is niet te beklagen.

Calvijn is oecumenisch in de volle, diepe zin van 't woord: ij begroet met vreugde het engelse plan, een evangelische synode samen te roepen om te komen tot één gereformeerde belijdenis; hij schrijft aan bisschop Cranmer: , Ware het toch te bereiken, dat op een bepaalde plaats geleerde, ernstige mannen uit de gewichtigste kerken samenkwamen, de verschillende geloofsartikelen ijverig bespraken en aan de nakomelingschap de zekere leer der Schrift over al het gemeenschappelijke als erfenis nalieten". Hij zoekt contact, behalve met de Engelsen, «iet de Waldenzen, de Boheemse broeders, de Polen, maar hij staat Caroli, Castellio, Bolsec, die van de waarheid afweken, tegen; hij berispt de al te grote ijver voor vereniging, door Bucer aan de dag gelegd, die „om Christus voor allen aannemelijk te maken, een (eigen) evangelie fabriceert"; zelf wil hij geen andere vereniging dan op de grondslag van de gezonde leer, dat is, zo tekent hij aan bij Titus 2 : 1, de leer der Schrift, die gezondheid aanbrengt, die de zielen voedt.

Calvijn is bereid, de Lutherse belijdenis, bekend als de Augustana, te ondertekenen, mits verstaan in de geest Van de opsteller (Melanchton), hij draagt het plan met zich om eerst de Zwinglianen te winnen voor zijn sacramentsopvatting, daarna de Luthersen, en hij stelt alle pogingen in het werk om met de Luthersen tot overeenstemming te komen; maar als het gaat om de waarheid Gods, schrikt hij niet terug voor het isolement: als de gereformeerde ballingen te Wezel zijn oordeel inroepen over een Lutherse geloofsbehjdenis, die men hen wil dwingen te ondertekenen, spreekt Calvijn er zijn verwondering over uit, dat ze volgens hun zeggen niets in de voorgelegde belijdenis gevonden hadden wat streed met het Woord van God: slechts de vrees kon hun ogen zo verblind hebben. In het artikel over de doop worden duidelijk veroordeeld degenen, die geloven, dat de kinderen van der jeugd af in Christus geheiligd zijn. Aan het Avondmaal wordt ieder, die aanzit, het lichaam van Christus deelachtig als eens Petrus, want Christus is naar Zijn menselijke natuur overal, waar het Hem goeddunkt. Men moet krachtig tegen zulk een belijdenis protesteren, roept Calvijn uit, want de waarheid Gods moet ons dierbaarder zijn dan alle toevluchtsoorden der wereld, ja dan ons eigen leven.

Dat is dus: liever op het schip der dwazen weer de branding in, dan in een verboden wijl bedriegelijke schone haven voor anker.

Maar bij de te dragen smaad van minderheid te zijn, kan zich nu ook nog voegen, wat nog zwaarder valt, onenigheid over de te volgen koers onder de scheepsofficieren. Men versta ons wel. Verschil van opvatting zal in de kerk des Heren op aarde altijd gevonden worden inzake kwesties waarover de Schrift zich niet rechtstreeks uitspreekt. Het kennen ten dele vloeit voort uit de nawerking der zonde, en er is verschil van aanleg en gaven, in opvoeding en levensleiding. Zodra het nu aankomt op de vraag, hoe üi de kerken, die door de Here tot reformatie geleid werden, gebouwd moet worden, komt telkens weer verschil van inzicht openbaar. De een ziet scherper en verder dan de ander, sommigen dringen krachtiger en onstuimiger op dan anderen; wat de een gehoorzaamheid noemt, dat noemt de ander overijling, wat de een bedachtzaamheid acht, wordt door de ander traagheid geheten. Soms kan"" er te weinig geduld zijn, soms ook een niet te verschonen conservatisme. Erg? Helemaal niet. Als maar behouden wordt de enigheid des Geestes door de band des vredes.

Hier kan het leven van Calvijn ons tot lering zijn. Zodra het een beginselkwestie betreft, weet hij van geen wijken. Hij heeft er verbanning^ uit Geneve voor over als de overheid hem dwingt de z.g. Bemer ceremoniën te volgen: Calvijn is van oordeel, dat de kerk over haar eigen zaken had te beslissen, en haar recht en roeping niet mocht terzijde stellen. Hij trotseert de ongenade van de zuster van de Franse koning in zijn bestrijding van de fran-se libertijnen, de monistische mystici. Hij is voor compromissen met Roomsen en humanisten niet te vinden. Hij zegt: wij moeten niets willen zien dan Gods wU.

Maar overigens is hij mild en vredelievend om samen te houden wat bijeenhoort.. Hij bezweert Melanchton, Luther te remmen in diens uitvallen tegen de Zwinglianen. Hij wil een religiegesprek met Luther en komt daardoor bij BuUinger en Peter Martyr Vermygü in verdenking, een tweede Bucer te zijn. Farel en Beza hopen de hulp der Duitse theologen te winnen door een dubbelzinnige belijdenis, die zij voor de Zwinglianen verheimelijken; het kost Calvijn de grootste moeite, de Zwitserse unie in stand te houden.

Waar het om des Woords wil kan en moet is Calvijn mild, gematigd, tegemoetkomend. Maai' zijn lijfspreuk, die hij ook waar maakt, is: prompte et sincere : voortvarend en oprecht. Niet staan bUjven, maar in Gods weg voort, verder, en dat met een hart wars van huichelarij: er mag in hart en leven niets scheefs, niets huichelachtigs zijn.

Zo houdt het schip vol dwazen koers, want de stuurman, de Reformator is Gtod. En ook als 't schijnt te pletter te lopen door menselijk onverstand als in de eerste decenniën der Afscheiding, het vergaat niet. Zondige mensen. Luther zegt: God stelt tegenover Satan een arm stukje vlees en bloed. Een geschiedschrijver merkt op: toen Calvijn in de arena verscheen, stortte de Satan zich op hem. En op een der synoden van de Afgescheidenen riep Ds Ledeboer luide: Here, bekeer ons!

God laat zien, dat het kerkvergaderend werk van Christus niet afhangt van mensen. Hij stelt ze telkens weer, ook de uitnemendsten, in hun zwakheid en armoede ten toon. Maar Hij geeft zijn kerk, door de wereld dwaas geacht, niet over. Het schip met dwazen komt tot zijn bestemming.

Want het dwaze Gods is wijzer dan de mensen.

En het dwaze der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij de wijzen beschamen zou, eh hetgeen niets is (en minder dan niets kan niet) opdat Hij hetgeen iets is, teniet zou maken.

En zo iemand onder ons dunkt, dat hij wijs is in deze wereld, die worde dwaas, opdat hij wijs moge worden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 oktober 1951

De Reformatie | 12 Pagina's

EEN SCHIP VOL DWAZEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 oktober 1951

De Reformatie | 12 Pagina's