GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

REFORMATIE VAN HART EN LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

REFORMATIE VAN HART EN LEVEN

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het onderwerp: „Reformatie van hart en leven" mist wel volkomen de bekoring van het nieuwe. Gij hebt waarschijnlijk bij andere gelegenheden, op bondsdagen van mannen-, vrouwen-of jongelingsverienigingen datzelfde onderwerp wel eens horen behandelen. Ge hebt dat thema in ieder geval in de pers en de prediking zo dikwijls aan de orde zien en horen stellen, dat het bekende klanken voor U geworden zijn.

Wij weten dat alles zeer wel. Wij weten ook, dat door die titels met het woord „reformatie" erin, reformatie van dit en reformatie van dat (om nog maar te zwijgen van „de doorgaande reformatie") velen geprikkeld worden.

Waarom wij er dan toch weer over beginnen? Misschien wel hierom, omdat nog zovelen geprikkeld worden! Want juist daaruit blijkt, dat nog op lange na niet alle broeders en zusters het zien, dat in deze woorden eenvoudig gesteld wordt een eis van de Schrift, een steeds terugkerende eis. Het is eigenlijk niet nodig om daar Schriftplaatsen voor aan te halen. Rusteloos gaat tot het volk des HEREN, als het is afgeweken van het wandelen achter de HERE aan, de oproep uit: , , Keert weder tot Mij!" Ge vindt dit telkens bij Jesaja. Jeremia roept: „Keert weder, gij, afkerige kinderen. Ik zal uw afkeringen genezen". Het is de roep van al de profeten. Ook Johannes, dopende in de Jordaan, heeft opgeroepen tot bekering. Het woord „reformatie" mag dan zelf niet in de Schrift voorkomen, maar voor ieder welwillend hoorder zal het duidelijk zijn, dat hier alleen een verschil in woorden is, niet in zaken. Denkt ook nog aan het woord uit Lucas 1: „En hij (nl. Johannes) zal voor Christus heengaan in de geest en de kracht van Elias, om te bekeren de harten der vaderen tot de kinderen", waarin zo duidehjk gezegd wordt, dat het hierom gaat, dat de afgeweken kinderen van nu weer in de wegen moeten wandelen van hun vaderen. En niemand zal toch durven ontkennen, dat de roep tot reformatie, die door Gods genade ook heden nog door de kerken weerklinkt, zakehjk datzelfde bedoelt: de kinderen weer te doen wandelen in de wegen van die vaderen, die met alle zonden en ellendigheden, gewandeld hebben in de wegen des HEREN. „Wij willen ook zo wezen, hun zonen niet ontaard".

Maar, zegt de Schrift, die reformatie moet een reformatie zijn van hart en leven. Dat wil zeggen: die reformatie moet oprecht zijn, zonder bijbedoelingen. Gij moet U „van buiten" (laten we maar zeggen in uw leven) niet apders voordoen, dan ge „van binnen" zijt (dat is in uw hart). De HERE wil niet, dat we van buiten iets gaan veranderen, en ons gaan opknappen, zonder dat er van binnen iets verandert. Reformatie is nooit • het aantrekken van een ander jasje met een net boordje en dasje erbij, zodat het voor de buitenwereld wat lijkt, maar waar van binnen niets aan beantwoordt, maar Jesaja zegt: „Ik woon in de hoogte en in het heilige, en bij die, die van een verbrijzelde en nederige geest is".

In de Schrift lezen we ook van een reformatie, waar alleen van buiten wat veranderd werd. De vrome koning Josia, die zelf van harte de HERE vreesde, nam de hoogten weg, en brak de opgerichte beelden af en roeide de bossen uit; en hij verbrijzelde de koperen slang. Maar het hart van het voü zelf bleef onveranderd. Daarom heeft die reformatie van Josia niet zegenrijk doorgewerkt, en het verval niet kunnen stuiten. Zij raakte tenslotte niet het hart van het volk. Zij bleef beperkt tot enige dingen aan de buitenkant, tot enige grenscorrectie, maar het hart zelf bleef achter de afgoden. Het hield zich verre van de HERE.

En nu kunt ge nog zeggen: Och, maar die reformatie van Josia is van bovenaf opgelegd. Dat gevaar bedreigt ons niet meer.

De Schrift heeft het ook over een reformatie, die spontaan van de mensen uitging, even het hart aanraakte, een kolkende beweging maakte in het dode water van Israels godsdienstig leven, om dan weer te vervloeien. De Heiland vertelt die droeve afloop zo tekenend in de gelijkenis van de boze geest, die in een huis woonde, daar een ogenblik uit verdreven

werd, om daarna weder te keren met zeven geesten. In die gelijkenis wordt eigenlijk datzelfde thema behandeld: het thema van een reformatie, die niet doorstoot tot de laatste vesting en het laatste bolwerk: het hart. Immers, toen de Here ging werken in Israël kwam er aanvankelijk beroering in het stille godsdienstige watertje. Boze geesten werden uitgeworpen, de doden werden opgewekt, de zieken genezen, een stroom van vernieuwend leven ging door Israël heen. En toen kwamen de mensen in beweging. Stromen volks kwamen achter Hem aan. Het huisje van Israël werd met bezemen gekeerd. Wij zouden zeggen: het kreeg een goede Zaterdagse beurt. Actie hier, actio daar. Overal laaiend enthusiasme. Maar één ding deed men niet: de Here binnenlaten! Het huisje bleef leeg. De Here vulde het hart niet. De mensen sloegen aan het reformeren. Het was niet de Geest van de Here Christus, die doorwerkte, maar de enthusiaste geest van mensen, die het hele huis op zijn kop zette. Er werd van alles uitgesleept en ingesleept. Maar de Geest des Heren kon aldaar geen grote krachten doen. En toen de Heiland dat zag, die reformatie van enthusiaste, applaudisserende hosanna-roepers, zeide Hij: het was erg bij jullie, maar nu wordt het nog vee! erger. Eén gee.st is er uitgegaan, maar zeven boze geesten keren er terug. Het laatste van u wordt veel erger dan het eerste.

En deze woorden mogen ook ons tot waarschuwing strekken. Wij mogen niet hoog in het zadel gaan zitten, maar moeten altijd ootmoedig vragen: „Onder­ zoek mij, of er ook bij mij zo'n schadelijke weg is".

Laten wij in waarachtig vrezen en beven, dat dit ook mogelijk is bij ons en deze afloop ons bedreigt, het kerkelijk leven maar eens beschouwen.

En dan vallen enige dingen direct op. Er is na de vrijmaking een veelszins verblijdende terugkeer gekomen tot het Woord van God. Het is soms sterkend, om met broeders en zusters uit het land te spreken. Wat een oprechte liefde tot de kerk en wat een dankbaarheid voor hetgeen de HERE onder ons heeft gedaan.

Maar al erkennen wij dit direct, wij weten ook, dat deze glans niet meer over allen ligt. Er zijn gemeenten, classes, waar de blijheid van het vrijgemaaktzijn niet meer glinstert op de aangezichten. Er zijn van die gemeenten, waar het maar niet lukken wil. Komt dat, omdat er niet genoeg gewerkt wordt, er niet genoeg enthusiasme is? Neen, juist het tegendeel. Men loopt en draaft en onderneemt, en zet veel op touw, maar het is, of God zijn zegenende handen ervan terugtrekt. Wat is dat toch? We willen proberen er iets van te zeggen.

De reformatie, laat ik maar zeggen van '44, is heel gewoon begonnen. We hebben geen grootse dingen gedaan.

Op een kwade dag werden ons leerformules voorgelegd, waarop we „ja" of „neen" moesten zeggen. Toen hebben we „Neen" gezegd. We hebben met dat „neen" niet gedemonstreerd, maar alleen gezegd: „Het mag niet".

Wat daar verder aan vast zat hebben de meesten van ons niet eens gezien. Maar dit is de genade des HEREN geweest, dat toen we trouw bleven op een ons concreet voorgelegde kwestie. Hij Zijn kerk geleid heeft tot reformatie. Bij het licht van schorsingen en vervolgingen, die losbraken, opende God onze ogen voor de ellende, waarin het kerkelijk leven gezonken was. We ontdekten de afval in haar naakt-, heid bij onszelf en bij anderen. Niet vermoede afgronden gingen voor ons open. De HERE heeft ons de scheUen van de ogen laten vallen en we hebben de muren van Zion in puin zien liggen. Dezelfde geest van afval toonde Hij ons in de politiek, in het sociale leven, in de school. En naarmate wij het gingen zien, is de strijd op al die terreinen feller geworden.

En nu kan men zeggen, wat men wil: Die strijd is voor duizenden van de grootste betekenis voor hun geestelijk leven geweest. Vol schrik voor wat men ontdekte, is er een wederkeer gekomen tot de HERE. De reformatie begon in een van de sectoren van het leven, maar had haar terugslag op de ganse mens, op het hart.

Maar in die strijd is het ook duidelijk geworden, dat dit geestelijk proces zich niet bij allen voltrokken heeft. Voor sommigen is de reformatie een kwestie gebleven van een nieuwe kiesvereniging, een nieuwe organisatie en meer niet. Er zijn mensen met ons opgetrokken, die wat nieuws wilden, die geen rust vonden in de kalme voortgang van het kerkeUjk leven, die hun hoogste vreugde niet vonden op de Zondag,

in het opgaan naar Gods altaren, in de gemeenschap der heiligen, het samen bidden en loven, in het met anderen spreken over Gods Woord. Het type mensen van „Reformatie moet er zijn". Wel bezield met een enthusiaste geest, maar niet met de Geest van Christus.

Reformeren, in de geest van alles willen aanpakken en alles willen her'zien en hervormen kan ook een vluchten zijn uit eigen ellendigheden, en een afreageren van eigen zielsconflicten. Zoals er mensen zijn, die geen kans zien, om hun „kerk als instituut" in het gerede te krijgen en daarom maar in arren moede wegvluchten in ^de kerk als organisme", zo zijn er ook mensen, die het in hun eigen zielewoning niet redden kunnen vanwege innerlijke verwrongen zondecomplexen, en zich daarom maar met vuur werpen op kwesties in de kerk.

Laten wij aan deze mogelijkheden denken. Reformatie is een wederkeer tot de HERE met hart en leven. De HERE vraagt tenslotte geen buitengewone dingen van ons, maar heel gewone dingen: wij moeten toenemen in godsvrucht en opwassen in de genade en trouw zijn als predikant, ouderling en kerklid. Zo aangrijpend staat het in Micha 6. De mensen willen daar hun hart niet aan de HERE geven, maar wel veel doen. Ze komen tot geweldige dingen: „Waarmede zal ik de HERE tegenkomen en mij bukken voor de hoge God? Zal ik Hem tegenkomen met brandofferen, met éénjarige kalveren? Zou de HERE een welgevallen hebben aan duizenden van ranunen, aan tienduizenden van oliebeken? " En nog hoger stijgt hun godsdienstdrift. „Zal ik mijn eerstgeborene geven voor mijn overtreding, de vrucht mijns lichaams voor de zonde mijner ziel? " En dan komt dat prachtige antwoord: „Hij heeft U bekend gemaakt, o, mens, wat goed is; en wat eist de HERE van U, dan recht te doen, en weldadigheid lief te hebben, en ootmoediglijk te wandelen met uw God? "

We zouden haast vragen: Is dat alles? Ja, dat is alles. Maar het is ook heel veel!

Dit is de vervulling der wet. ganse wet en de Hieraan hangt de profeten.

En als dat er niet is, als de reformatie niet dooi' ons heengegaan is, gaat ze vroeg of laat verzanden. Als straks de tegenslagen komen, de hitte der vervolging komt opzetten, dan begint het geharrewar. Dan kan men het horen: „Als het zo moet, dan gooi ik er de boel bij neer". Eigen haantje kan geen koning meer kraaien. Ondanks alle betuigingen dat men vocht voor het koninkrijk Gods, bleek het toch te gaan om eigen persoontje, om eigen eer. Men kon het niet hebben, dat men achteniitgegooid werd, men kon geen nederlagen lijden, niet eens flink op zijn nummer gezet worden, geen ongelijk bekennen. We hebben in die stormachtige dagen van de Haagse synode der gebonden kerken mensen zien teruggaan, die eens het luidst beweerd hadden, dat de reformatie geen dag en geen uur kon wachten, mensen, die in zelotenijver schier verslonden schenen te worden voor het huis des HEREN. Maar hun werk had geen be-Stand. Het had geen diepte van aarde, en toen de zon opging in kracht, is het verbrand. Alleen, wie werkt uit een waar geloof, diens arbeid zal bestaan.

Laten wij toch oppassen!

Als de krachten van die valse geest werkelijk de leiding zouden krijgen, dan wordt het in de vrijgemaakte kerken erger dan het onder de synodocratie oo.it is geweest. Eén duivel is uitgeworpen, maar zeven zijn er weergekeerd. „En het laatste van die mens wordt erger dan het eerste".

Maar wil dat nu zeggen: het komt alleen op het hart aan, en dingen als organisaties en school dat zijn maar kwesties aan de buitenkant? Maar als U dat zoudt menen, dan hebben wij elkander niet begrepen.

Neen, het gaat om reformatie van HART EN LE­ VEN. En ^ie beide ondeelbaar verenigd. „Want het is onmogelijk, dat wie Christus met een waarachtig geloof is ingeplant, niet zoude voortbrengen vruchten der dankbaarheid".

Er is dan ook een ander gevaar, dat ik niet minder zie dreigen dan het eerste, dat men n.l. zeggen gaat: we moeten eens veel minder gaan spreken over al die actuele kwesties. En wat geeft het of de mensen lid zijn van de A.R. of het G.P.V., en of ze voor een vrijgemaakte school zijn of niet. Het is de kwestie maar, of het een vrome vent is en of hij met zijn hart achter de vrijmaking staat en de HERE vreest.

En als ik dan nog verder hoor beweren, dat, als onze kerken maar in meer schriftuurlijke lijn hadden gereformeerd, dat dan de reacties tegenover ons wel anders waren geweest, dat er dan veel meer begrip voor onze strijd was geweest bij de buitenstaanders, dan word ik heel huiverig.

Want al die redeneringen: „het komt er maar op aan, dat je een vrome man bent", komen ons zwakke vlees maar al te veel in het gevlei. Dan zijn we in één slag van alle kwesties af. Achter heel veel van dit gepraat zit de angst voor moeilijkheden. En men heeft ontdekt: al de moeiUjkheden kan ik ontgaan, als er geen kwesties aangesneden worden.

Het komt dus in het kort hierop neer: men wil de strijd des HEREN niet strijden.

Kruis, vervolging, boycot, broodroof, haat, gemene artikelen in de pers, de geroofde kroon van het hoofd is alleen maar daar, waar de reformatie van het hart openbaar wordt in het publieke leven met PUBLIEKE daden. Wie alleen maar oproept uit eon andere geest te leven, en van mening is, dat de tijd voorlopig nog niet rijp is voor dit en voor dat, en dat we er nog maar veel voor bidden moeten, die zal nooit iets ondervinden van de door Christus voorzegde haat tegen de kerk. Het kruis, waarvan de Here Jezus spreekt, komt dan pas als de reformatie echt uit hart voortkomt en daarom ook echt refor-• matie van het leven wordt.

En wat de verwijten van de buitenstaanders aan ons adres betreft, wij geven toe, dat we elkander nog altijd te weinig herinneren, dat uit het hart de uitgangen des levens zijn. Maar dat is het bezwaar van onze vijanden niet. Dacht U, dat die het interesseert, of uw reformatie al of niet gepaard gaat met gebrokenheid des harten? Dat raakt ze niet. Als hetgeen IN het hart is, daar maar blijft. Als de dingen van het hart maar geen gevolgen hebben voor de organisatie en voor de grote bonden en Voor de kamerzetels en voor de sleutelposities.

En waar zo de stukken vandaag staan roepen wc U toe: Reformatie van het hart en daarom van het - leven!!

Trek de simpele consequenties van het christelijke leven, dat opkomt en bloeit uit Christus. Trek overal maar de pure consequenties van uw verbonden zijn aan Hem. En ge zult het ervaren, dat geen enkele consequentie naar de duivel leidt, maar dat ze allen leiden naar God.

Wie zo aan de Christus verbonden is, en op die Christus als het vast fundament van het leven bouwt, die gaat al meer vertonen die sierhjke, eenvoudige. Christelijke levensstijl.

Zo een zoekt geen kwesties, maar als God ze hem ontmoeten doet, durft hij er niet om heen te gaan. Zo een blijft op post staan, waar God hem plaatst.

En laten we ons dan geen enkele illusie maken : we liggen er overal uit of we komen er overal uit te liggen. De troost is alleen, dat de HERE ons beloften gegeven heeft voor de toekomst.

Daar houden we ons ook aan vast. „Daar is nie-mand die verlaten heeft huis, of broeders of zusters of vader of moeder, of vrouw of kinderen, of akkers om Mijnentwil en des Evangelies wil, of hij ontvangt honderdvoud, nu in deze tijd huizen, en broeders en zusters, en moeders en kinderen, en akkers, met de vervolgingen, en in de toekomende eeuw het eeuwige leven".

Laten we toch geloven met het hart, als wij zingen •met de mond: „Zijn godgeheiügd zaad zal het gezegend aardrijk erven".

In dit verband denk ik, aan wat N. B. jaren geleden onder „Even parkeren" in „De Reformatie" schreef: „Enkele mannen en vrouwen, kleine luiden, hebben geloofd die beloften van de gekruisigde koning, en zij hebben vaders en moeders, broeders en zusters verkregen over de ganse aarde. Camisards in hun spelonken, geuzen in hun zolderkerken, koksianen in de roefjes van hun turfpramen hebben samengedrongen gezeten om de heilige bladen en zij hebben met hun geslagen, geplunderd, vervolgd leven schuiling gezocht bij de God van het Woord".

Die God is hun geweest een God van volkomen zaligheid.

En dat is nog zo. Wie zijn weg wel aanstelt, die zal God Zijn heil doen zien.

Dan mogen we, als Hij ons daartoe verwaardigt, nog iets betekenen voor de kerk in deze landen, een zoutend zout zijn en een lichtend licht voor een ontkerstende wereld.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 oktober 1951

De Reformatie | 12 Pagina's

REFORMATIE VAN HART EN LEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 oktober 1951

De Reformatie | 12 Pagina's