GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Aangaande mij en mijn huis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aangaande mij en mijn huis

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De liefde zoekt zich zelve niet. 1 Cor. 13 : 5.

GEZINSLEVEN

„Hoe was dat bij Jacob? " vroegen we de vorige keer.

Wat was de oorzaak, beter nog, de bron, waaruit de bijzondere, de bovenmate grote liefde, die hij voor Jozef voelde, voortsproot? Hij moet al zijn twaalf zoons Uefhebben. En ongetwijfeld had hij dat ook! Waarom anders zond hij Jozef er op uit, met opdracht tei vernemen naar de welstand van zijn broeders, en hem daarvan bericht te doen? Waarom anders trok hij het zich zo aan, toen de broeders na hun eerste reis om in Egypte koren te kopen, terugkeerden zonder Simeon?

Maar toch, de gloed van zijn vaderliefde straalde het felst uit naar Jozef, de zoon des ouderdoms. Voor allen zocht hij het goede, maar voor Jozef het beste. Het meest was hij beducht, dat Jozef een ongeval zou overkomen. De andere broers werden bij Jozef ten achter gesteld. Waarom dan toch?

Dat Jozef hem het liefste was — dat is waarlijk geen wonder! Om te beginnen het feit, dat hij in Jozef zag de zoon van zijn liefste vrouw, die zij haar man had gebaard, toen hij reeds oud was geworden. Maar er is meer! Zo weten wij niet van enige zorg of verdriet, dat hij ooit zijn vader zou hebben berokkend! Wij lezen slechts eenmaal, dat zijn vader hem zijn ongenoegen deed bhjken toen hij n.l. de droom vertelde: „De zon, en de maan en de elf sterren bogen zich voor mij neder!" Op bestraffende toon vraagt hij hem dan: „Zullen wij dan ganselijk komen, ik en uw moeder en uw broeders, om ons voor u ter aarde te buigen? " Wij mogen gerust aannemen, dat Jozefs gedrag gunstig afstak bij dat van zijn oudere broers, en dat hij wandelde in de vreze des Heren.

Hoe heerUjk kwam zijn godsvrucht uit, toen hij in de smeltkroes van lijden en verleiding geworpen werd! Van wraakgevoelens jegens zijn broers merken wij nimmer iets; wel het tegendeel! Van een morrend opstaan tegen de Here, Die het vasthouden aan Zijn wet zo voor het oog beloonde met zware kerkerstraf, evenmin! Hoe vorsteüjk gedroeg hij zich in de ure der verzoeking. Wat zouden Ruben en Juda daarvan terechtgebracht hebben, die in veel zwakker verleiding reeds waren bezweken! Bovendien was Jozef een schone jongeling, maar ook naar de geest rijk begaafd, straks in staat de hoogste positie met ere te bekleden aan het hof van de Egyptische koning.

Neen, dat zulk een zoon de trots van zijn vader was, hem het liefst van heel zijn kinderschaar — het kon nauwehjks anders!

Daarin zat dan ook niet Jacobs fout, Jacobs zonde. Maar wel hierin, dat hij hem liefhad boven al de anderen.

Wat te zeggen van een onderwijzer, die de liefste, knapste, gehoorzaamste leerlinge uit zijn klas liever had dan al haar klasgenoten; voor haar de meeste belangstelling betoonde; aan haar de meeste aandacht besteedde; zich steeds afvroeg, wat het meest in haar belang was, zó, dat hij aan de minder goede, de achterlijke, trage, lastige, ondankbare leerlingen slechts weinig aandacht schonk; ze min of meer verwaarloosde; zich niet alle moeite getroostte, (hoe vervelend en verdrietig op zichzelf ook), om ze zoveel mogelijk vooruit te brengen. Van een goed onderwijzer zou juist geeist moeten worden, dat hij de zwakken, de weerbarstigen, de mpeilijken het meest liefhad; dat hij zichzelf zou overwinnen en verloochenen, en toch maar niets na zou laten om ze mee te krijgen, tenminste om ze bij te brengen, zoveel him geest bevatten kon; en hun de eerste beginselen te leren naar de eis huns wegs, hoe verdrietelijk het mocht wezen, hoeveel teleurstelling het mee mocht brengen; hoe ondankbaar werk het mocht zijn — daarbij enkel gedreven door de grote liefde, welke zijn hart behoort te vervullen juist jegens de jongens en meisjes, die toch waarlijk niet zo bijzonder lief en aantrekkeUjk zijn, helemaal geen leerlingen, om er trots op te wezen!

Wat te zeggen van een dominee, die de sierlijkste leden zijner gemeente, die lieve, vrome, goed-onderlegde, prettige Christenen lief had boven al de anderen; hen geregeld opzocht; in zijn preken zich speciaal tot hen richtte, en deze naar hun behoeften maakte; maar de onsierlijke leden, die een slordig leven leiden, die weinig kennis hebben, geen lust in het onderzoek der Schriften, weinig ter kerk komen — minder lief had; slechts zelden bij hen binnen stapte; weinig met hun toestand op de hoogte was; zich bij het maken van zijn preken niet naar hen schikte: heel anders dan de goede herder deed, die de negen en negentig goede, ordentelijke, gewillige schapen in de steek liet, om dat éne wilde, ongehoorzame, eigenzinnig weggelopen schaap op te zoeken!

Wat te zeggen van een vader en moeder, die hun lieve, nette, gezeggelijke jongen, die zo heel goed leren kan, en wil, en van wie ieder met lof spreekt — hef hebben, meer dan al die andere kinderen, die zo helemaal niets bijzonders zijn; waarover ze zo vaak klachten horen, van de dominee, van de buren; die in huis ook zo vaak last veroorzaken; van wie ze niet weten. Wat er later van worden moet! Het nieuwe gak kleren IS voor die beste zoon; de anderen kunnen wel met wat minder toe; het door hem afgelegde is voor hen goed genoeg; als er bezoek komt — ieder moet horen, wat pleizier hij hun verschaft, en hoeveel verdriet die anderen (zelfs ten aanhore van die kinderen); als die ene iets vraagt, krijgt hij het, als de anderen iets vragen, is er geen geld; als er iets gebeurt, dat niet in orde is, dan weten vader en moeder het zó maar: „hij kan het niet gedaan hebben!"; 't is maar de vraag: „wie van de anderen? "

Alles is er op gericht, om het pleizier, dat ze zelf hebben in die veelbelovende zoon, nog maar steeds te vergroten — al zou het gaan ten koste van die anderen. Toch zegt de Schrift: „De liefde zoekt zich zelf niet!

De liefde zoekt het verlorene; het minderwaardige; wat dreigt weg te zwerven en om te komen; het zwakke, het misdeelde; het hulpbehoevende; het slachtoffer van eigen zonde: dat is geen gemakkelijk werk; dat vraagt veel geduld, veel zelfverloochening, volharding, trouw, liefde!

Zo heeft God IZijn kinderen lief; zo had en zo heeft de Heiland de Zijnen lief; zo wil Hij, dat ook wij liefhebben; wij, ouders, onze kinderen; de lastigsten, de slechtsten, de domsten, de zwaksten het meest; en niet zoals vader Jacob, die zijn voortreffehjke zoon Jozef het meest lief had, meer dan die anderen, wier

kwaad gerucht volkomen gegrond was.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 januari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

Aangaande mij en mijn huis

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 januari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's