GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1974 - pagina 57

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1974 - pagina 57

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Totaliteit en finaliteit door dr. C. Rynsdorp

In het januarinummer schreef ik over de actualiteit en de duisterheid van het laatste bijbelboek. De Apocalyps achtervolgt meelevende gelovigen minstens even manend en dringend als zij het ontwikkelden en geleerden doet. De overeenkomsten tussen de vizioenen - gebrandschilderde ramen boordevol figuren en voorstellingen tegen doorbrekend zonlicht - en de wereldgebeurtenissen die ons overstelpen, zijn te evident en tevens te ongrijpbaar, dan dat men niet in spanning en opwinding zou geraken. Wat hier vizioen en feit gemeen hebben, is de totaliteit. Onze hele planeet - zelfs van de ruimte uit gezien presenteert zich in onze huiskamer aan oog en oor. Weinig van wat zich afspeelt in de lucht, op de aarde en in de wateren onder de aarde ontgaat ons. Het is diezelfde totaliteit, met nog een dimensie erbij, die de Openbaring van Johannes ons te zien geeft. Die bijkomende dimensie maakt het openbaringskarakter van het boek uit, maar ze zijn in andere kaders gevat. Wij zijn eendagsvliegen, en al hebben we facettenogen, als ook - om de beeldspraak los te laten - diepgaande kennis van de historie, van de toekomst weten we, menselijkerwijs gesproken, niets, behalve dat ze anders zal zijn dan wij kunnen voorzien. De Apocalyps evenwel staat tegelijk in en buiten de tijd, ze speelt in verleden en toekomst, op de aarde en in de hemel, tussen de mensen en bij de troon van God. Er is opgemerkt dat in de Apocalyps God nergens Vader wordt genoemd. Wat overheerst is de afstand, de distantie tussen hemel en aarde. God en Satan, goed en kwaad, genade en gericht. De openbaring is nergens intiem, maar streng, verschrikkelijk, uitbundig en heerlijk. Via die reeds genoemde totaliteit is haar ^&z&n finaliteit. In de middeleeuwse kathedralen, met hun architectuur, beelden, afbeeldingen en taferelen, bedoeld als bijbel en kerkleer voor de ongeletterden, alsook in de Divina Commedia van Dante, dat 'wellicht verst uitgewerkte allegorisch-symbolisch systeem in de wereldliteratuur', is een greep gedaan naar finaliteit in de totaliteit. Een naklank van een en ander vindt men in Goethes Faust I en II. Intussen was in het Escorial van Filips II, met zijn combinatie van regeringscentrum, kerk en klooster, een accentverschuiving begonnen die in

dr. C. Rijnsdorp

de achttiende-eeuwse, Oostenrijkse barokkerken en paleizen het duidelijkst aan de dag is getreden. Het zijn namelijk niet meer de mens, de kerk, de kunst die God verheerlijken, maar God, de kerk, de kunst die keizer en kerkvorst met hemelse autoriteit en glorie overstralen. De finaliteit is vervalst, gecorrumpeerd. Keizer Napoleon probeert, door zijn huwelijk met Maria-Louise in 1810, bij dit alreeds gecorrumpeerde Gottes-gnadentum in te trouwen, ten einde zijn macht via een verhoopt nageslacht ook historisch (zij het niet godsdienstig) te legitimeren, maar Habsburg is na Napoleons val nog sterk genoeg om deze vreemde inplanting, dit corpus alienum, af te stoten. De kilheid die een filmreportage over de Oostenrijkse barok op de kijker overbrengt, komt niet alleen door het museumkarakter achtergebleven decors van een verlaten toneel, hoogstens voor enkele uren bevolkt door in tijdkostuum gestoken acteurs en musici. Nee, de dood zit erin. Het evangelie laat zich niet ongestraft corrumperen, al kan dat soms eeuwen duren. IN de negentiende eeuw gaat het mis. Hegel probeert in een wijsgerig stelsel totaliteit en finaliteit te verenigen, maar zijn denken loopt vast in de fuik van de Pruisische staat, voor hem 'het einde'. Bij Marx slaat de totale tweespalt tussen kapitaal en arbeid in een gedroomde toekomst om tot een klasseloze heilstaat. Nietzsches 'wil tot macht' wil de weg banen naar een soort wereldregerende, kleine elite van supermensen, keizers bij eigen gratie. Men ziet: de finaliteit is op drift geraakt. Ook het zicht op de totaliteit is verdwenen. In de

wetenschap van de negentiende eeuw gaat het specialisme overheersen. Wonderlijk genoeg wordt die totaliteitsvisie in de twintigste eeuw teruggevonden: niet meer religieus of geesteswetenschappelijk, maar technologisch tn feitelijk. Wij zien het geheel weer, of juister: we zien alles, maar zonder een 'bezield verband' (Marsman) en zonder dat ons daarbij zin en doel worden aangereikt. En dat gebeurt nu juist in de Apocalyps. Ze is de finale van de grootste symfonie die bijbel heet. In de finale wordt al het voorgaande samengevat en naar de eindapotheose gevoerd. Hier worden laatste woorden gesproken en dat houdt in dat die woorden er al zijn geweest en voorbereid. De bijbel is een door de eeuwen heen gegroeid gewas, met de Openbaring van Johannes als eindelijk mogelijk geworden, late donker-rode bloem. Misschien heeft de westerse theologie, en met name de protestantse, zich te veel in details vastgebeten. Als leek ben ik van mening, dat men van het geheel naar de delen moet gaan en niet omgekeerd. Moeilijkheden, tegenstrijdigheden, al of niet vermeende fouten, kortom alles wat onder het paulijnse begrip 'aarden vaten' valt, wordt dan gerelativeerd. En het wordt tijd dat we John Bunyan her-ontdekken, met zijn Holy War meer nog dan met zijn Pilgrim's Progress. Deze ketellapper had de hele bijbel in zich opgenomen en schreef, niet gehinderd door schoolse wetenschap, puriteins-getinte allegorieƫn in proza, waarin voor ons het visionaire aspect belangrijk is. Wat bijvoorbeeld in de 37 Artikelen des Geloofs door nadenken en bewuste combinatie - naar de mogelijkheden van die tijd - aan samenvatting en doelstelling is bereikt, wordt bij de zeventiende-eeuwer Bunyan visionair gekleurd. Het is mij niet om zijn theologische denkbeelden in engere zin te doen, maar om zijn blik. Een boek boordevol visioenen kan niet actueel worden gemaakt zonder affiniteit met het visionaire. En daarbij kunnen we - misschien meer indirect dan rechtstreeks - van Bunyan leren. Lodewijk van Deyssel schreef in zijn meditatief dagboek Uit het leven van Frank Rozelaar (1911): 'Laat mij begrijpen, laat mij ook heden iets begrijpen!' Lang heb ik hiermee ingestemd. Maar ten aanzien van de Apocalyps concentreert zich alles op deze bede: 'Heer, dat ik ZIENDE mag worden.' 3

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's

VU Magazine 1974 - pagina 57

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's