GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1974 - pagina 195

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1974 - pagina 195

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

m

magazine

niet op een academie wordt onderwezen; Van Rappard meent dat voordat iets kan worden gezegd eerst techniek moet worden geleerd. 'Rappard, door u zoo aan de akademie vast te klemmen houdt ge een slag om den arm waaraan menigeen zich verhangen heeft - hij kon er namelijk niet meer van los toen hij zee wou kiezen!' schrijft Van Gogh 23 november 1881 wanneer Van Rappard te kennen heeft gegeven opnieuw naar de Brusselse academie te zullen gaan. Ongeveer een jaar later oppert Van Gogh, geheel in overeenstemming met zijn opvatting dat hij moet werken voor het volk, het idee om een serie prenten uit te brengen die tegen een krats verkrijgbaar zouden moeten zijn en liefst via de koffiehuizen zouden moeten worden verspreid. Van Rappard vindt het een mooi plan, maar vindt wel, dat voordat tot een dergelijke onderneming kan worden overgegaan, eerst de techniek dient te worden geperfectioneerd. Eind november 1882 schrijft Van Gogh hem: 'Ik zou meer uitvoerig willen schrijven over 't geen ge zegt 'men moet eerst dan iets in de wereld zenden als dat iets aan de strenge eischen der techniek kan voldoen' dit zeggen de kunsthandelaars ook en I do not believe what they say. Denk er eens over na dat haalt me de schrijverij erover uit en vraag u zelf eens af of 't niet even gepermitteerd is eene teekening zoo als deze zoo als ze is gemaakt naar 't model zonder latere retouches in de wereld te sturen (ofschoon ik

u toegeef er misteekeningen in zijn) even gepermitteerd als dat ik in mijn werkpak de straat op mag gaan als zulks me convenieert en niet verpligt ben om eer ik uitga voor den spiegel te gaan staan en te zien of er soms een of ander aan mijn toilet mankeert. Gesteld ge geeft toe het dingen zijn van betrekkelijk gelijksoortigen aard en zoudt zelf noch 't een noch 't ander doen resteert dan evenwel de vraag of in campagnetijd het niet menigmaal raadzaam is snel te marcheren liever dan zijn toilet te maken'. Deze discussie duikt in verschillende toonaarden steeds in de briefwisseling op. Soms nogal bloemrijk, zoals in april '84. 'Wel ben ik het volkomen met u eens', schrijft Van Gogh, 'dat 't geen ik zeg in mijn werk van nu ik nog krachtiger moet zeggen - en ik sjouw er in dat opzicht me te sterken-maar-dat dan het algemeen publiek beter begreep neen. Dat neemt niet weg - mijns inziens toch de redenatie van den braven man die van uw werk vroeg 'schildert-i-omgeld' eene redenatie is van neukepietje', een uitdrukking die verdient in ere te worden hersteld. Een spectaculaire fase in de discussie wordt bereikt wanneer Van Rappard eind mei 1885 weinig heel laat van een litho van de 'Aardappeleters' die Van Gogh hem ter beoordeling had toegestuurd. 'Ge zult me toestemmen', schrijft Van Rappard, 'dat zulk werk niet ernstig gemeend is. Ge kunt meer dan dit gelukkig; maar waarom dan alles even oppervlakkig bekeken en behandeld? Waarom de bewegingen niet bestudeerd?

Nil poseeren ze. Dat kokette handje van die achterste vrouw hoe weinig waar! en welke betrekking bestaat er tusschen den koffieketel, de tafel en de hand die boven op 't hengsel ligt? Wat doet die ketel toch, hij staat niet, hij wordt niet vastgehouden, maar wat dan? en waarom mag die man rechts geen knie hebben en geen buik en geen longen? of zitten die in zijn rug? en waarom moet zijn arm een meter te kort zijn? en waarom moet hij de helft van zijn neus missen? en waarom moet die vrouw links zoo'n pijpesteeltje met een dobbelsteen er aan tot neus hebben? En durf je dan nog bij zulk een manier van werken de namen van Millet en Breton aanteroepen? Kom! De kunst staat dunkt me te hoog om zoo nonchalant behandeld te worden'. Van Gogh is zeer verbolgen: 'Ik had bitter weinig aan u - en neem me niet kwalijk ik voor 't eerst en 't laatst u dit eens vierkant zeg - ik ken geen droger vriendschap dan de uwe' en 'Mijne beweering is eenvoudig deze - dat akademisch correct een figuur teekenen - dat een gelijkmatigen beredeneerden penseelstreek weinig te maken hebben - althans minder dan men in 't algemeen meent - met de behoeften - de dringende behoeften - van den tegenwoordigen tijd op 't gebied schilderkunst'. Deze ruzie in de zomer van J85 krijgt vooral ook een dramatisch accent, doordat ze tevens het einde betekent van de correspondentie. Niet echter deze zoveelste fase in het debat is de oorzaak van het uiteen gaan. Kort daarop vertrekt Van Gogh naar Antwerpen.

37

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's

VU Magazine 1974 - pagina 195

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1974

VU-Magazine | 516 Pagina's