GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1992 - pagina 28

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1992 - pagina 28

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Koos Neuvel

JALOERS OP DE KUNST Menig Avetenschapper weigert te geloven dat er een scherpe grens bestaat tussen kunst en wetenschap. In de jaren vijftig speelden onderzoekers leentjebuur bij de literatuur, nu kijken ze meer naar de televisie. Geen vooruitgang.

E

r lijkt geen misverstand mogeHjk. Kunst en wetenschap heten duidelijk van elkaar onderscheiden te zijn. De kunstenaar bouwt op de in het eigen hoofd aan te treffen verbeeldingskracht. De wetenschappelijk onderzoeker wil weten wat er buiten de eigen fantasie bestaat, de realiteit onderzoeken en in kaart brengen. Heel simpel allemaal. Niet dat het de onderzoeker verboden is - al heeft het er soms de schijn van - om gebruik te maken van zijn creatieve vermogens om een artikel, proefschrift of monografie te schrijven. Als het resultaat echter niet meer vertegenwoordigt dan de hersenspinsels van de schrijver, deugt het boek niet. Fantasie als hulpmiddel blijkt fantasie als eindprodukt gegenereerd te hebben. Een al te groot schrijversego werpt schaduwen op het onderzoeksveld. Wie licht wil werpen op de 'objectieve' werkelijkheid kan zichzelf maar beter een beetje klein maken. In de kunst, in het bijzonder de literatuur, is het andersom. Hoewel vrijwel iedere schrijver driftig put uit de werkelijkheid - zijn ouderlijk milieu, zijn jeugd, zijn liefdes - heeft de kwaliteit van een boek weinig te maken met de vraag of het verhaal waar gebeurd is. Soms wordt van

l»?2

een roman wel gezegd dat die zo 'overtuigend' is, de werkelijkheid zo goed weergeeft. 'Die Bernlef schrijft precies zo over dementie als de ziekte is. Is hij misschien zelf ooit dement geweest?' Het overtuigende blijkt bij nader inzien echter niet gelegen in de feitelijke beschrijving van het ziektebeeld maar in de literaire vormgeving ervan. Stilistisch meesterschap bewerkstelligt dat de lezer over feitelijke fouten heenleest of ze niet als hinderlijk ervaart. F-side Aan de ene kant van de grens staan de werkelijkheid, het echte, de o b jectiviteit, en de kennisverwerving. Aan de andere kant van de grens bevinden zich de fantasie, de leugen, de subjectiviteit en het vermaak. Niet iedereen accepteert echter die tweedeling. Vooral bij kunstliefhebbers bestaat er verzet. Misschien dat het iets onbevredigends heeft om boeken, schilderijen, of films die je tot in het diepst van je ziel raken, af te doen met: ach, het is maar amusement. Nee, de kunst schijnt wel degelijk iets te zeggen over de werkelijkheid. Kunst levert kennis op, een beter soort kennis zelfs dan de w e tenschap ons levert. In de wetenschap, zo luidt het argu-

ment, zoekt men altijd naar vereenvoudiging, de complexe werkelijkheid moet zonodig in een rigide model gegoten worden. In de kunst, de literatuur, is vereenvoudiging uit den boze; de schrijver hoeft geen doelgericht betoog op te bouwen, hij kan een veelheid aan gezichtspunten en mogelijkheden aan bod laten komen. Hij kan zogezegd recht doen aan de complexiteit van de moderne samenleving. Kort gezegd: de wetenschap is grof, de kunst is subtiel. "De wetenschap is de intellectuele F-side die de samenleving belast met vandalisme en destructie. Alleen de kunst kan ons nog redden, zegt men wel. Van de wetenschap zegt men dat nooit", merkte filosoof Jaap van Heerden op. O o k in de wetenschap zelf kan het knagende gevoel ontstaan dat er toch iets meer moet zijn dan meten en tellen, dan statistische samenhangen en representatieve steekproeven. In de jaren vijftig was er bijvoorbeeld een invloedrijke groep geleerden die zich afzette tegen een waardenvrije, positivistische opvatting van wetenschap. De Utrechtse School werd deze groep van psychologen, psychiaters, pedagogen en criminologen genoemd. Mensen als Buytendijk, Rümke, Langeveld, Baan, Trimbos en Pompe waren vooraanstaande verte-

genwoordigers van deze door fenomenologie en existentialisme beïnvloede stroming. Wetenschap moet (ook) normatief zijn, vonden deze geleerden. Ze waren moralisten maar dan wel (voor die tijd) moderne morahsten. Het uitgangspunt was niet de repressie maar de genezing en de opvoeding. De misdadiger en de alcoholist moeten niet met harde hand terechtgewezen worden; nee, de onderzoeker moet zich inleven in die ander, proberen te achterhalen wat die dolende ziel beweegt. Dwang van buiten verdient geen voorkeur, de verdwaalde moet op eigen kracht, bijgestaan door de benodigde nchtmgwijzers, de juiste weg kunnen terugvinden. Poeha Persoonlijke verantwoordeUjkheid, daar draaide het allemaal om. En op wonderlijke wijze valt die persoonlijke verantwoordelijkheid altijd samen met de algemeen geaccepteerde waarden en normen. Het geluk van het individu loopt parallel met de bloei van de gemeenschap. Persoonlijk verantwoordelijk zijn wil zeggen dat de huisvader er geheel vrijwillig van afziet m kroegen rond te hangen, rokken te jagen, door

straten te slenteren. Hij kiest voor het eenvoudige huiselijke geluk. Heel normaal allemaal, en voor mens en gemeenschap het meest voordelig. In het boek 'Terug naar het behouden huis' confronteert Ido Weijers het denken van de Utrechtse School met het denken van literaire tijdgenoten als Gerard van het Reve, Willem Frederik Hermans en Anna Blaman. En wat blijkt? Dat ze er geheel verschillende waardenpatronen op nahielden. Alhoewel, het woord 'waardenpatronen' is eigenlijk veel te pretentieus. Van het Reve, Hermans en Blaman namen zulke grote woorden zelf zelden of nooit in de mond. Verhandelingen over normbesef, gemeenschapszin en persoonlijke verantwoordelijkheid ontbreken in hun werk. H o e onderling verschillend ook, ze willen allen de alledaagse werkelijkheid laten zien, het dagelijkse leven van mensen met al hun verlangens, eigenaardigheden en afwijkingen. Al die pretentieuze, normatieve begrippen kunnen in de literatuur gemist worden. Alsjeblieft geen opsmuk, geen poeha. "Romanschnjven is wetenschap bedrijven zonder bewijs", schreef Hermans ooit. En inderdaad heeft zijn houding soms iets weg van een wetenschappelijk onderzoeker uit de positivistische traditie. D e schrijver stelt zich uiterst gedistantieerd op, een intense inleving in de zieleroerselen van zijn personages valt nauwelijks aan te treffen. Willen de fenomenologen van de Utrechtse School hun medemens graag 'begrijpen', bij Hermans valt er weinig te begrijpen omdat wat hem betreft de werkelijkheid onkenbaar en chaotisch is. De illusieloze onderzoeker laat zich het hoofd met op hol brengen door kanselpraatjes, ideaHserende zelfbeelden, verheven gemeenschapsgevoelens. Hermans overtreft de positivische, sociaalwetenschappelijke onderzoeker echter nog aanzienlijk in radicaliteit. Waar die onderzoeker weliswaar morele noties afwijst maar blijft geloven dat in de alledaagse werkelijkheid een orde te ontwaren valt, daar trekt Hermans een streep door deze illusie. De Utrechtse School kun je omgekeerd van een literaire werkwijze 'beschuldigen'. Veel vertegenwoordigers van de stroming waren zeer geïnteresseerd in literatuur. Niet zozeer in Van het Reve of in Hermans,

27

/U /vWGAZIME JAMtJA^I 1992

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1992

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1992 - pagina 28

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1992

VU-Magazine | 484 Pagina's