Honig uit den rotssteen - pagina 98
94 aarde, om, straks, als de dag des oogstes aanbreekt, weelde van licht en glansen te overstelpen.
Zeg
zelf,
is
het beeld als beeld reeds niet
o,
hem
als
met een
zoo keurig en over-
schoon
De man die voor Grod koos, en dus brak met zijn eigen hart, met de wereld, met wat schittert op aarde, ziet het van lieverlee al duisterder om zich heen worden. Het eene licht vóór, het andere na, gaat voor hem uit. Eens brandden er in zijn feestzalen luchters van onheiligen gloed, die hij nu zelf gebluscht heeft. Weer andere lichtjes die hadden kunnen blijven gloren, misgunt de wereld hem en blies ze uit om hem te kwellen. Menig licht was er ook, dat de Engel des aangezichts uitdoofde, om de loutering zijner ziel te voleinden. En zoo wandelt hij dan voort en voort op het pad zijner pelgrimsreize, bijna aldoor door duisternis en donkerheden; o, zoo kinderlijk in den Ontfermer, indien nu en dan nog eens enkel lieflijk blij levensweg bestraalt. spelen niet met woorden noch overdrijven. Van Let wel op. Want dat anders stille licht, van glans, van schittering is sprake. vreugd en huiselijk geluk ook door Gods kinderen vaak in zeer ruime mate worden genoten, wie die het niet weet, het niet looft, er niet voor dankte? Maar wat ze derven, derven moeten, wat ze op aarde niet hebben kunnen dan ten koste van hun geloof en de gaafheid van het leven hunner ziele, dat is het licht, de glans der eere, de schijnsel zijn
We
schittering der heerlijkheid.
En toch ook dat hoort by ons leven. Ook daar dorsten we naar. Ook dat is in de belofte ons toegezegd. Niet slechts om stille blydschap en kalm geluk, maar ook om het luidruchtig vreugdegeroep en de schittering der triomfen en de heerlykheid van de kroon der roept ons hart, en dat nu moeten we op aarde overlaten aan wie tegen Grod zich stelden en kan in dien aardschen onheiligen vorm niet genoten door wie nederknielt bij het kruis! o. De ervaring van eiken dag toont het u in telkens nieuwe vormen. Hier beneden in ónze wereld, op het hooge tooneel van dit aardsche leven, staan de dienaars van het eigen ik en van den Mammon en van den Satan in het licht der eere, en zijn Grods heiligen en Grods vromen teruggedrongen naar den valen achtergrond, die zich in het nevelachtige, in donkerheid en duisternis verliest. En dat weet de Heilige Geest ook. En hij, de Doorzoeker van ons menschelyk hart weet er bij, dat dat ons kost, ons grieft, ons vaak om ons geloof dreigt te brengen. En zie, daarom nu komt die Trooster ons in dit heerlijk lied ook van die smarte troosten en fluistert u in de ziel: „Dat licht der eere schijnt wel voor u weg te zyn, maar is niet weg; het is slechts gezaaid, d. i. weggeborgen in den schoot der aarde, om als de dag der wereld uit heeft en iiw dag komt, u in dertig- en zestig- en honderdvoudigen rijkdom te o verstroomen!" eere
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1880
Abraham Kuyper Collection | 257 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1880
Abraham Kuyper Collection | 257 Pagina's