Eenige kameradviezen uit de jaren 1874 en 1875 - pagina 246
0NDEKWIJ8QUAESÏIE.
246 gelijktijdige tegeniüetküniing
aan de bezwaren, die thans reeds de bijzon-
dere scliool drukken ?
Ik wenscli tot inleiding op deze interpellatie een antwoord te geven
op
vier
vragen:
1.
Wat
geeft mij
2.
Welk
doel beoog ik
3.
In welken zin wenscli
4.
Welke kansen van slagen
I.
Wat
om
aanleiding
met
dat
ik,
?
worde opgevat?
zij
biedt
mij aanleiding,
geeft
de Regeering te interpelleeren
die interpellatie ?
om
aan
zij
?
de Regeering te interpelleeren
?
Ik wil eerst zeggen, wat mij daartoe niet aanleiding geeft.
Men
heeft in een orgaan der Nederlandsche dagbladpers een gerucht
verspreid, alsof een korte afwezigheid mijnerzijds, een paar
den, naar Engeland,
tusschen
den
wetsontwerp
Indien
Regeering thans
ment om hier
dan
te
ook
even een
openlijk
om
dit
de
eer
waar
ik,
in
Minister verklaren,
steeds openlijk
van
opmerkelijke
de
naam
der
mij legen de
heb gedaan, meen ik als
instru-
te
treffen,
Om
volledig te zijn,
is
wil
heb gehad, met den Minister
Kamer, heb gevraagd, of
hij
;
dan
nota had
verklaring van den heer Miquel, afge-
maar ook om woorden
meende
Binnenlandsche Zaken
den Duitschen Rijksdag.
roepen
hebben
te wisselen over de onderwijsquaestie
eens, in deze
zijn,
zijn
dat het uitgestrooide gerucht niets
ik zelfs nooit de eer
een
te
te
en de goede ik
om, waar men mij wil bezigen
hem
van
volledig
terug te
ook en
puur verzinsel en volkomen onwaar.
alleen, dat ik
vaardigde
nu
te
woord
en mij zouden
om, na bedektelijk een
wet op het lager onderwijs
zijn,
den
maar een enkel
genomen
zijn,
voornemen,
alleen gold, zou ik er op deze plaats niet
mij
moeten verklaren,
verplicht te indirect
gele-
in te dienen.
betrokken
bij
nog bijvoegen, dat
ook
een
hebben; maar
gesproken
Regeering
er
gerucht
dit
er
Kamer
de
bij
Zaken
Binnenlandsche
met
wijziging van de
tot
voorbereid, dit
van
van
Minister
samenhangend
ontstaan,
weken
verband stond met zeer intieme betrekkingen, die
in
Ik herinner daaraan, niet alleen in
het geheugen der Vergadering
van den heer Miquel, die
zeide,
dat
hem
door een gewezen Nederlandschen staatsman, wiens gemis door een onzer groote staatkundige partijen nog steeds betreurd wordt, was verklaard, dat
het doel,
waarmede onze onderwijswet was
in het leven geroepen, juist
bestond in de zoozeer gewenschte beperking van den confessioneelen invloed in
den lande, en tevens, dat dat doel
niet bereikt,
maar integendeel de macht
der confessioneelen door en sedert die wet eer toegenomen dan verminderd was.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 320 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 320 Pagina's