Eenige kameradviezen uit de jaren 1874 en 1875 - pagina 12
KOLONIALE QUAESTIE.
12
van
ging
meerderheid
de
is
dat
,
de
zij
Eegeering
der
zienswijze
niet deelt.
meê met den heer Van Nispen,
Ik ga niet
den
op
politieken
die een oordeel ontried
men
Behoeft
toestand.
daarnaar te
met het
oog
vragen?
Ik behoor stellig niet tot hen, die op dit oogenblik aftreding
van
constateeren
vriendschappelijke ,
voorzooveel mij
om
reeds
richting
Kamer gemêleerd was
een ramp zou
,
,
gelijk die
voor het land.
zijn
mag dan ook
mijns erachtens nooit medewerken,
Kabinet
beleid van zaken in
het
een
dergelijk
wijl
er onder deze oppositie geen
bewind
handen
,
om
aan
geven, niet
te
van talent
zijii
maar omdat, zoo
voeren,
te
mannen
zien.
mijn eerste optreden te
bij
dat mijns inziens een Kabinet uit de oppositie
,
dusver in deze
het
een
en zou
,
Kabinet nog gaarne een drietal jaren aan het bewind
Die verklaring doe ik met opzet,
staat
nemen
tegenover het Kabinet aan te
betreft, dit
Onze
hoop ik
Veeleer
wenschen.
Kabinet
het
houding
volkomen
in
meen, de politieke
ik
levensbeweging van ons volk daardoor verkeerd zou worden geleid.
Dat
niettemin
ik
nu een votum der Kamer wensch, hangt
reeds
dan ook saam met mijne overtuiging
dat zulk een oordeel
,
,
ook
al
was
het ongunstig, de Regeering niet noodzakelijk tot aftreden zou behoeven te
nopen.
Het
te
stellen.
Maar toch onderwerp
niet zeer
is
denkbaar
geworden
en
in mijn
,
niettemin
oog
,
,
mijns inziens
nadat
,
de Kabinetsquaestie
aan haar oordeel de vraag
ik
dat de Minister
is,
geëntameerd,
heeft
om
natuurlijk aan haarzelve
staat
de
man
de rechte
is,
,
oorlog
om
,
of het
de zaak verkeerd een fait accompli
de zaak ten einde te
brengen. In dien zin tot
mijn oordeel over de stukken zelve komende, moet
beschouwing treden over de
ik natuurlijk in een retrospectieve
waarin
het
regeeriugsbeleid
regeeringsbeleid van
baar
is
1871 af
maar goedgekeurd
,
gebeurde
te
tot
25 Januari 1873 niet slechts verdedig-
dient
worden
te
:
dat haar beleid in het
Singapore daarentegen onverklaarbaar
is,
en eindelijk
van het ultimatum aan Atjeh op het oogenblik, waarop
stellen
greep, nooit te rechtvaardigen noch te verdedigen
Tot den
drie phases,
voordoet, en wil aantoonen, dat het
zich
voor
reeds
spreker
dien
die
datum
mij
voorafging, voorzoover
agressieve
staatkunde
dat
dit plaats
is.
op 25 .Januari verdedig ik de Regeering en stem
geachten
,
hij
ni-et
in
met
meende, dat
in het regeeringsbeleid
tegenover Atjeh zichtbaar was. Ik geloof dit niet.
komen zegt,
die
,dat
bedenkelijk
men nu
Wel zijn,
erken
ik,
dat er enkele uitdrukkingen voor-
in de nota
een goede casus
belli
van den heer Schiff, waar heeft".
hij
Dit verraadt zeker min
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 320 Pagina's
![Eenige kameradviezen uit de jaren 1874 en 1875 - pagina 12](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/abraham-kuyper-collection/eenige-kameradviezen-uit-de-jaren-1874-en-1875/1890/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 320 Pagina's