Acta van het Zending-Congres - pagina 30
:
14
meerde stokjes, dan zijn zij tevreden. Weinig weten zij van de verheven lessen van KongFoetseli en Meng-Foetseh zij zijn zeer schrander,
geslacht van Creolen. Deze laatste naam is een scheldnaam, hun door het zuivere Nederl. bloed verleend. Zij zijn uit Europeesche vader en
;
en bovenal ijverig
listig
Bijgeloof,
om
zinnelijkheid
geld te verdienen. en diepe onkunde
de ketenen der duisternis, die deze arme schepselen binden aan den dienst der zonde.
Indische moeder, uit
De
zijn
Onder deze
,,peranakkan Tjina" zijn vele metselaars, goudsmeden, bakkers de meesten zijn straathandelaars met de klontong,
bekwame
;
ook sjouwers en koelies, enkelen zijn zeer rijk, meesten moeten hard arbeiden voor de dagelijksche behoeften. Echte Chineesche dames zijn er niet veel in Indië; daarom worden vele jonge dochters uit de inlanders ter vrouw genomen, eigenlijk gekocht. De rijke Chinees koopt zijne bruid liefst vóór den huwbaren leeftijd. In de buitenhezittingen worden deze dames ruw behandeld (gekoerongd). Gelukkig de Chineesche „Ma" als zij zich als doktores nuttig weet te maken velen harer worden zeer geroemd als bekwaam in de Indische manier van massage. Overigens leidt de Chineesche vrouw een onbeduidend leven. Chineezen houden veel van lekker eten zij zijn zeer gesteld op zachte spijzen, b. v. vogelnestjes en zekere zeeproducten. Het zijn hartstochtelijke spelers; hunne speelkaarten hebben veel overeenkomst met onze spoorkaartjes. Het opiumschuiven is onder hen zeer sterk. Het is een feit, dat de opiumpacht in handen der rijke Chineezen is. Zij houden veel van feestvieren, waarin hunne godsdienstige gebruiken ook meest bestaan. Het zijn de: de
—
;
;
(feest der volle maan.) Petjoen, (feest der nieuwe maan.) Makan ondee of Tjang-tjeh, (feest der levenden.) Tjang béng, (feest der doeden) in den tempel. Tji i oko, (feest der dooden) bij de graven, in de maanden Januari, Februari, April, September en December. Helsch rumoer schijnt stichtelijk te werken. Bij het schemerlicht der goUengs (veiliohting a giorno) mag de monsterachtige groote, van binnen verlichte, draak niet ontbreken, en maakt een' machtigen indruk op geheel de kinderachtige bevolking.
Tjap-gomeh,
Andere vreemde Oosterlingen in N.-Indië zijn de Klingalezen of Mooren, (Maleisch O r a n g o d j a) op N. W. Java en in het midden van Sumatra; oorspronkelijke Arabieren, bestaande
K
uit priesters of
afstammelingen daarvan
;
Nak-
scheepsgezagvoerders kooplieden ea zwervende handelaars. Onder dezen zijn velen ter dege met de leerstellingen van den Koran bekend. Onder den algemeenen naam van Sinjo's en Non n a's, ook wel met den leelijken naam van liplappen, bekend, leeft in Indië een talrijk hoda's
,
,
alle.
standen.
Europa geborenen worden Toto's
in
geheeten. Te Batavia zijn zeer velen, die men zegt van Portugeesche afkomst te zijn. Schier alle schrijvers bij de verschillende departeof bij groote kantoren zij mogen als andere zoogen. met Europeanen gelijkgestelden, Europeesche kleeding dragen. Deze lieden hebben de gemakkelijke opvatting van het leven, die den Oosterling eigen is; zij kunnen zich goed behelpen en, met geringe bezoldiging, op hunne wijze, als heertjes leven zij zijn lichtzinnig, houden van muziek en dans, spreken een allervreemdst Nederlandsch, en zijn gevoelig
menten
;
alle
;
op hun stand, ja zeer licht geraakt. Deze gelijkgestelden mogen wel fortuin of een aanzienlijk ambt bezitten, anders kunnen zij niet roemen over het respect, dat de Europeanen hun mochten toonen. Dit geslacht schijnt helaas de zonden geërfd te hebben van blanken en zwarten. Toch zijn ev onder hen zeer vele achtenswaardige menschen, en eenmaal tot God bekeerd, onmisbaar voor de verbreiding van Gods eeuwig Woord. !
Een
getal
klein
4000), vindt bergte afgezonderd (ca.
aanhangers
men
van
Budha,
in het Tengersche ge-
wonen onder hun opperhoofd
Kaiay-Dapap-Poetih.
Zij zijn daar reeds 14e eeuw. Zij werden genoodzaakt in deze bergen te wijken voor de overwinningen van den Islam, onder Sjeik Ibn Moelana. Dit volk onderhoudt Budhistische gebruiken, o. a. Zij noemden het heilig vuur en de gebeden. den vuurspuwenden berg in de nabijheid naar Zij Brahma, met Javaansch dialect o. zijn pal blijven staan te midden der Javaansche bevolking en der groote slachting in dien tijd ontkomen anders weten wij van deze overigens nijvere lieden niet veel. Onder hen is nog niets gedaan voor het Evangelie der genade. ')
sedert
de
Brom
;
') Wij moeten hier ook in herinnering brengen de menigte militairen, geprest geworden of vrijwilligers, het In mijn tijd geheele Indische leger, de zeelieden enz. werden de militairen, bij intrede in den dienst en uit de Buitenposten komende, de ééne helft naar den jiredikant Padri, de andere naar den pastoor gecommandeerd om door den doop Christen te kunnen heeten. liet kazerneleven was destijds berucht; het wordt thans beter. De huishoudsters dezer militairen zijn medebewoonsters der kazernes; de menigte dezer lieden, de Njai's, bij wijven,
Gondiks,
zedelooze meisjes,
het
huwelijk,
Ronggengs,
zijn legio.
eigenlijk algemeen; de heiligheid van vooral in de Buitenbeïittingen, treurig
Het concubinaat
is
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 142 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 142 Pagina's