Eenige kameradviezen uit de jaren 1874 en 1875 - pagina 276
ONDERWIJSQUAESTIE.
2? 6
—
en toch, daar
Zwitserland
daarentegen,
heden heerschen In
voor
lang
er
fessor Mijer van
zeer
—
:
lezenswaardig geschrift
zijn
könnte
eher
„Viel
—
niet een mijner geestverwanten
is
strijd
:
die onlangs
„Der Bildmigs-
ook de schoolquaestie en zegt
daarin
bespreekt
Zeit'\
unserer
juist
had,
aan de orde gekomen in Genève en Neufchatel. Pro-
Bonn
de boekenmarkt verrijkte met
kampf
de verschillende gezind-
had men gesplitste scholen. waar men gemengde scholen
in eenig ander land sprake van was, de kerkelijke
felle wijze
op zeer
tusschen
verdraagzaamheid
mogelijke
oTootst
man von
einer solchen Einrichtung das
gerade Gegentheil befürchten, eine Schürfung der religiösen Gegensatze.
wo
Geo-enwartig,
mussen
verschiedenen
die
Staat
der
Staat
seiner
unbedingt
Behauptung,
eine
Staatsaufsicht
im Hader mit einander
Tage
scharfer zu
viel
die
steht,
Tritt
leben.
zurück, dann könnte leicht die
Mitleitung
gegen Andersdenkende
Gegnerschaft ist
von
imter
noch etwas Rücksicht nehmen,
Confessionen
dass sie nicht
fordert,
der
aber
Religionsunterricht
der
viel
mehr
für
sich
treten.
Das
hat als die
Furcht, es könnte das Volk dadurch nnreligiös werden."
nog
Bovendien
een ander oogpunt, nog rakende een niet min-
uit
der gewichtig belang, geloof ik, dat het vaderland heeft geleden
schade
Zoo
historie.
;
ik bedoel ten opzichte van de kennis der Lands-
aan een gevoed worden door dien
kloeken geest, die zich in de dagen onzer vaderen toonde.
mannelijken,
En nu
de wet van 1857
dan heeft onze natie tegenwoordig behoefte aan een
ooit,
in zijn heerlijken traditiën,
teruo-leven
bij
vraag
of de kennis van de historie dier vaderen onder
ik,
onze volksjeugd sedert 1857 niet eerder achteruit dan vooruit
en
of,
men
de
kinderen deed leven, of
iets
zij
oord
onherbergzaam
En
is
en
waarover
—
te
vaak een
men
zich zoo voorzichtig mogelijk heen
—
beweegt.
en ook van ons
vaak bedreigd wordt geacht, ten uiterste bedenkelijk
zoo
te achten, dat een zoo krachtige
nationaal
al
geworden, een veld met voetangels en klemmen
is
het niet, waar het bestaan van kleine natiën
vaderland
gelijk
gegaan,
van den heldengeest onzer va-
deren mochten indrinken, nu die geschiedenis maar niet
bezet,
is
waar vroeger de vaderlandsche geschiedenis een epos was, waarin
gevoel
als
hefboom
tot
aankweeking van een de-
de historie, niet meer die beteekenis op de
volksschool hebben kan, die ze daar door Eindelijk, de conscientiedruk
is
qmnmm cowsensM hebben
allengs dermate
moest?
onhoudbaar geworden,
dat ook uit dat oogpunt langer dralen onverantwoord zou zijn.
De heer Groen geld
heffen;
maar
schreef in 1862: gij
zult
den
tijd
voor de leverantie van elk kind aan
„Gij, Staat, gij
wilt geen school-
nog doen komen, dat
uw
openbare school."
gij
geld hiedt
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 320 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890
Abraham Kuyper Collection | 320 Pagina's