Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 428

Van

424

Christi

Menschwerdinge.

of toevallige vereeniginge

aenneemt, ende met c

d

sijn

gelijck yemant een kleet lichaem vereenight? ,

Een wesentlicke.

A. V. A. V. A. V.

Is het

een onverkeerlicke vereeniginge?

Ja. Is het

een onverscheydelicke vereeniginge?

Ja.

Heeft de Sone Godts, die natuer aennemende, Goddelicke natuer vereenight? A. Ja: te weten tot een persoon, ende niet tot een natuer. V. Gaet de aenneminge der menschelicker nature d voor of gaet de vereeniginge der selver met de Goddelicke nature voor? A. De aenneminge gaet voor: te weten in ordre

d

met

sijn

,

,

maer c

d

niet in

tijt.

V. De menschlicke natuer, bestaet die op haer selven? A. Neen. V. Isse dan een adjunct, ofte yet bygevoeght tot de tweede Goddelicke persoon om in deselve te be,

staen ?

A. Ja. d e

V. Magh ick dan wel seggen, Godt is mensch? A. Ja. V. Zijn die twee naturen van malkanderen onder-

scheyden ? A. Ja. e V. Heeft de Godtheyt de menscheyt hare eygenschappen niet medegedeelt ? A. Neen. e V. Heeft de menscheyt de Godtheyt hare eygenschappen niet medegedeelt? A. Neen. e V. Heeft yeder natuer hare eygenschappen behouden? A. Ja. d V. Wie zijn die gene, dewelcke seggen, dat de Godtheyt de menschheyt eenige eygenschappen medegedeelt heeft?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen