Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 191
,
Van de
Straffe.
187
overkomen, soo na lichaem als na ziele. V. Wat noemt ghy eeuwige straffen? A. Die straffen, die den mensche treffen na dit leven in de helle. V. Waer in bestaen die straffen? A. In verschoven te zijn van Godts aengesichte ende in het dragen van den toorn Godts, tegen de sonde ontsteken. V. Is het oock seker dat Godt de Heere de sonde soo schrickelick straffen wil?
in desen leven
,
A. Ja. V. Waer uyt weet ghy dat? A. Uyt den vloeck des Wets: Deut. 27. 26. Vervloeckt zy, die de woorden deser wet niet sal bevestigen, doende deselve. Ende andere texten, aireede verhaelt.
V. Maer waer van daen komt het, dat Godt de sonde soo schrickelick straffen wil? A. Van wegen Godts rechtveerdigheyt.
Veage Is
11.
dan Godt niet barmhertigh ? Godt is wel barmhertigh, maer hy
Antw.
oock rechtveerdigh
,
daerom soo eyscht
is
sijne ge-
rechtigheyt dat de sonde, welcke tegen de alder-
hooghste Majesteyt Godts gedaen is, oock metter hooghste, dat is, met de eeuwige straffe aen lijf
ende ziele gestraft werd e. V. Neemt Godts barmhertigheyt de voorseyde straffe der sonden wegh? A. Neen. V. Hoe komt dat? A. Van wegen Godts rechtveerdigheyt.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 632 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 632 Pagina's