Johannes Maccovius - pagina 224

212

het beeld Gods.

in

De

menscli, in den staat der rechtheid,

ambt te vervullen: dat van profeet, priester Op deze drie functies doelt de ö^e vraag van den Heidelberger Catechismus, wanneer hij respectievelijk spreekt: 1. van een God recht kennen; 2. van een God hartelijk liefhebben; 3". van een met God in de eeuwige had en

drieërlei

koninjj^.

zaligheid leven.

God moet alzoo recht gekend worden. En om dat te kunnen behoort tot het we^en van de menschelijke natuur, den mensch, ook het intellect, en dat intellect is op die kennisse Gods aangelegd, zoo inwendig door het semen religionis, als uitwendig door de revelatio, en wel met het bepaalde doel om van de cognitio tot het materieele beeld

Gods

in

impUcita tot de cognitio explicita of acquisita te geraken.

Nu

we zeiden, de beschouwing over dat beeld Gods, ook de verhouding tot de Scholastiek, omdat de Scholastiek eene vervulling is van het profetisch ambt, ten einde tot de raakt, zooals

cognitio explicita te

geraken.

De Roomsche anthropologie is bekend. Ze is de leer van donum superadditum van het frenum aureum eener-

het

zijds,

en van de pura naturalia anderzijds. Ze

lisme tusschen natuur en genade.

En daarom

is is

een duaer in de

Roomsche Theologie ook geen organische aansluiting aan de menschelijke rede. Het bovennatuurlijke staat onnatuurlijk tegenover het natuurlijke. Het is het donum superadditum dat na den val eigenlijk weer optreedt in het intermediair der Kerk als Ecclesia representativa. En dies is het ook

volkomen

begrijpelijk

dat als straks beslag wordt gelegd

op de ratio en op de Philosophie om tot de cognitio explicita te geraken, Rome de ratio illuminata niet genoegzaam

kent en voor de Philosophia Christiana geen geheel geopend oog heeft. Dat zijn slechts zaken van de pura naturalia. Men vergat echter dat de naturalia niet pura, maar corrupta, waren na den val. Maar onvermijdelijk gevolg is dan ook dat het huwelijk in Rome tusschen Theologie en Philosophie gesloten, een morganatisch huwelijk was waar-

van de vruchten geen zuivere vruchten des Koninkrijks konden zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen