GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

BOEKBESPREKINGEN

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

R. H. Bremmer, Ds. J. C. Sikkel als sociaal profeet en pionier. Groningen (Uitgeverij De Vuurbaak) 1976, 55 blz. f 7, 75.

Over Sikkel (1856-1920), een niet erg bekend, uit de Doleantie afkomstig gereformeerd predikant, bestond reeds een nu al weer dertig jaar oude studie van de franciscaner pater T. de Ruiter. De indertijd in katholieke kring gevierde publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie vormt een verklaring voor deze onverwachte belangstelling voor een protestant theoloog, die in afhankelijkheid van Abraham Kuyper de tegenstellingen tussen kapitaal en arbeid wilde overbruggen door een corporatief gestructureerde staat. Aan meer in het bijzonder de ontwikkeling van Sikkels schriftuurlijk gei'nspireerde denkbeelden op sociaal terrein is bovenstaande publicatie, die de redactie met grote vertraging bereikte, gewijd. Het is gebaseerd op dominees eigen geschriften, maar biedt niet erg veel nieuws. Het lijkt me enigszins verwarrend om Sikkels originaliteit tegenover Kuyper te karakteriseren als 'christocentrisch', waar het gaat om de kritiek van de eerste op de gemene-gratieleer van de laatste. Op een sterk cultuurgebonden maar door hem zelf als bij uitstek bijbels beschouwde wijze heeft Sikkel zich met maatschappelijke problemen beziggehouden, hetgeen in dit congeniaal geschreven boekje goed tot uitdrukking komt. Of hij daarom een 'sociaal profeet' genoemd mag worden en hoeveel van dit denken nog 'aktualiteit' bezit, onttrekt zich aan vakwetenschappelijke kritiek. Daarover kan men in ieder geval anders denken dan de schrijver bij voortduring te kennen geeft.

J. A. Bomewasser

Ten antwoord op een stem. Bijdragen bij het 100-jarig bestaan van de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten in Nederland. Onder redactie van M. Nijkamp, E. Spee, J. U. Hommes en T. J. Prins. Uitg. J. H. Kok, Kampen 1981. 143 blz. Paperback, f 23, 90.

De redactie koos voor dit jubileumboek een bescheiden (immers niet originele), vrome titel en de inhoud is daarmee in overeenstemming. De bundel doet sympathiek aan. De triomfantelijkheid die in herdenkingsboeken nogal eens voorkomt, ontbreekt totaal in de elf opstellen. Men durft kritisch te zijn, reeds tegenover het ontstaan van de Gemeenten (blz. 104), maar zeker tegenover de periode na 1912 met haar dreigende stolling (blz. 130 v). Gezocht wordt naar hetgeen verbindt en niet naar hetgeen scheidt, op de uitdagend - leuke uitspraak van Hommes na dat de namen 'rooms', 'hervormd', 'luthers' etc. naar het verleden verwijzen en de naam 'vrij evangelisch' naar de toekomst openstaat. Het artikel waarin deze woorden voorkomen handelt over apostolaatstheologie en is, samen met de bijdrage van M. Nijkamp over dogmatische richtlijnen, het beste van de bundel.

Kerkhistorisch levert het boek niet veel op en dat is toch wel jammer. Eigenlijk had Jan de Liefde, de stichter van het 'Heil des Volks', met zijn universeel - missionaire aanvat van de begrippen 'vrij' en 'evangelisch', wel uitvoerig

aan de orde moeten komen. Hij zit toch niet meer in het hoekje waar een kwart eeuw geleden, in de herdenkingsbundel bij het vijf en zeventig jarig bestaan, ds J. Karelse hem plaatste? Hij moet eens de hem toekomende plaats ontvangen: ik spreek niet van 'eerherstel': dat zou niet in zijn geest zijn. Het gaat slechts om historische akribie. Was dit gebeurd dan zou de fout van blz. 126 vermeden zijn waar de oorsprong van de Vrije Evangelische Gemeenten teruggevoerd wordt op het Canton de Vaud (1847) en de Eglise Evangélique de Genève (1848). Thomas Chalmers, de Schot van wie Jan de Liefde zoveel heeft geleerd, is de instigator geweest.

Getroffen heeft mij hoe de schrijvers terugverlangen naar de situatie van een eeuw geleden. Improviserend, zonder vaste geloofsbelijdenis en strakke institutionele vormen, als een soort conventikels met plaatselijke autonomie is men begonnen.

P. L. Schram

Wim Zaal, De vuist van de paus. De Nederlandse zouaven en het eind van de Kerkelijke Staat, 1860-1870. Amsterdam (Wetenschappelijke Uitgeverij b.v.) 1980, 155 blz. f 28, 50.

De titel van dit vlot geschreven en voor een groter publiek bedoelde werkje is ontleend aan een toespraak van de grote zouavenpromotor, pastoor Hellemons uit Oudenbosch. De schrijver, die er al eerder blijk van heeft gegeven met groot gemak het negentiende-eeuwse verleden opnieuw tot leven te brengen, heeft voor deze pennevrucht met hulp van het Prins Bernhard Fonds 'archieven en slagvelden in Italië' bezocht. Het gaf hem het gevoel mede daardoor nu eens onbevooroordeeld over dit onderwerp te kunnen schrijven. Inderdaad laat zich niet ontkennen dat hij heel wat nieuwe details wist op te diepen en ook de nodige vakliteratuur heeft verwerkt. Des te spijtiger is het daarom dat hiervan nergens rekening en verantwoording wordt afgelegd: geen enkele bron of literatuuropgave valt er in deze studie te bespeuren. Men kan verder vaststellen dat schrijver zich met geen van de beide partijen, de Italiaanse eenheidsstrijders en de pauselijken, heeft geïdentificeerd. Maar daarmee is het geheel toch niet zo'n historisch voorbeeldig resultaat geworden, als ons wordt gesuggereerd. Dat komt mijns inziens vooral door de deels badinerende, deels cynische toon, waarop de groten en kleinen van de negentiende-eeuwse aarde, bovendien telkens net even te gechargeerd, zijn beschreven. De vele grapjes en platitudes waarmee schrijver als een conferencier feiten introduceert of van commentaar voorziet, doen afbreuk aan de intelligente manier waarop politieke constellaties, sociale omstandigheden en menselijke tegenstellingen worden gekarakteriseerd.

Het aanbrengen van een meer kerkhistorische context van theologische, pastorale of spirituele aard heeft Zaal nauwelijks beproefd. Merkbaar onder invloed van de omstreden auteur August Bernhard Hasler, wiens anti-Pius-IXcomplex hij gretig en niet al te kritisch heeft benut, ziet hij in het pauselijk gedrag en dat van de Curie zo goed als niets dat uit oprecht religieuze motieven kan zijn ontsproten. Over de zouaven oordeelt schrijver genuanceerd en met voldoende begrip, voor hen die zij dienden heeft hij geen goed woord over. Vandaar dat zijn boekje eindigt met het volgende vonnis: de vuist van de

zouaven kwam op het verkeerde oog terecht, maar was voortreffelijk geplaatst.

Wie zich, gewaarschuwd voor genoemde feilen, oriënteren wil over hetzouavenverschijnsel, kan bij Zaal met succes terecht. Wie zich daar wetenschappelijk nader in wil verdiepen, doet er goed aan de Utrechtse doctoraalscriptie (ingeleverd in december 1979 bij de afdeling nieuwe geschiedenis) van Trees E. A. Bosman tot uitgangspunt te nemen. De titel luidt: 'Ter eere Gods, tot heil van paus en kerk - Enige aspecten van de Nederlandse zouavenbeweging nader beschouwd'.

J. A. Bornewasser

Dr C. Houtman, Nederlandse vertalingen van het Oude Testament. Hun ontstaan, karakter en ontvangst. Uitg. Boekencentrum B.V. 's-Gravenhage (1980). 64 bldz. 111. f 13, 90.

De tekst van dit boekje is oorspronkelijk verschenen als aanhangsel bij het derde deel van Het Oude Testament in zes Nederlandse vertalingen ('s-Gravenhage 1980). De auteur behandelt dan ook voornamelijk die bewuste zes. Daarvan is er één in de negentiende eeuw ontstaan - reden om ook in DNK op deze publikatie de aandacht te vestigen - nl. de Leidse vertaling. Houtman beschrijft kort de geschiedenis van haar ontstaan, waarbij hij ook het werk van Van Hamelsveld, Van Vloten en Van der Palm ter sprake brengt, en geeft dan een karakteristiek van de Leidse vertaling. Het was hem, gezien de oorspronkelijke opzet van deze publikatie, uiteraard niet mogelijk meer te geven dan de hoofdzaken: die vinden we hier helder en overzichtelijk beschreven. In een appendix wijst Houtman nog op vertalingen van joodse hand.

A. de Groot

Bijdragen uit het land van IJssel en Vecht. 4e Bundel IJsselakademie. Uitgave onder auspiciai van de IJsselakademie. Uitgeverij Waanders, Zwolle. Geb. 128 bldz. III. (1981) f 27, 50.

De IJsselakademie is een werkgemeenschap, die zich toelegt op het beoefenen van de wetenschap met betrekking tot de natuur en de cultuur van de IJssel-Vechtdelta, aldus het Woord vooraf in deze bundel studies van de IJsselakademie. Ze wil niet alleen 'professionele wetenschappers' bereiken, maar ook 'amateurs', aldus de flaptekst. Feitelijk zijn deze bundels jaarboeken. Uit dit vierde deel signaleer ik voor DNK het artikel van H. Reenders: 'De Ring Kampen van de Nederlands Hervormde Kerk tijdens het scribaat van ds N. S. Hoek 1816-1852' (bldz. 67-101). Op grond van de bewaard gebleven notulen van de Kamper predikant Hoek wordt ons een gedetailleerd beeld gegeven van wat er op de bijeenkomsten van één van de 134 ringen waarin de herv. predikanten volgens het reglement van 1816 regelmatig bijeen zouden komen, gedurende de eerste helft der vorige eeuw zo al gedaan en gesproken is. Uit Reenders' bijdrage maak ik op, dat de uitvoerigheid waarmee Hoek heeft genotuleerd, uitzonderlijk is voor een scriba van een ring in zijn dagen. Hier en daar is het hem mogelijk geweest de ring Kampen met andere ringsver-

gaderingen te vergelijken; P. van den Heuvel heeft in De Hoeksteen jg. 4 de ring Dokkum voor de jaren 1816-1851 beschreven, en zelf heeft Reenders de archiefetukken van de ringen Doesburg, Harderwijk en Vollenhove geraadpleegd. Bijzondere aandacht krijgen de predikanten A. S. Alting en J. H. Scheepers, die in de onderhavige periode als praetor gefunctioneerd hebben en de scriba zelf. Van de door Hoek genotuleerde activiteiten zijn voor ons thans het boeiendste de verslagen van de besprekingen over praktische kerkelijke zaken en theologische onderwerpen, vaak n.a.v. gestelde vragen.

Reenders plaatst in zijn samenvatting dit alles in het grote geheel van de ontwikkeling van de theologie en de kerkelijke strijd van die dagen, en dat op een wijze, die ook voor anderen dan de 'professionele wetenschappers' aantrekkelijk is.

A. de Groot

Bij brood en beker. Leer en gebruik van het heilig avondmaal in het Nieuwe Testament en in de geschiedenis van de westerse kerk. Onder redactie van prof. dr W. van 't Spijker, dr W. Balke, drs K. Exalto en L. van Driel. Met verdere medewerking van dr T. Brienen, prof. dr J. van Genderen, prof. dr C. Graafland, drs. A. G. Knevel en prof. dr J. P. Versteeg. De Groot, Goudriaan 1980, 456 bldz. m. f75, - .

Dit is een verzorgd en fraai uitgegeven werk, dat blijkens de tekst van het omslag 'een brede laag van het kerkvolk' wil bereiken: er is niet alleen naar gestreefd, zo heet het, op theologisch en historisch verantwoorde wijze bezig te zijn, maar tegelijk in een begrijpelijke stijl te schrijven. In het tweede gedeelte, het historische, schrijft C. Graafland over het avondmaal in de negentiende en twintigste eeuw (323-360); in een DNK-recensie kan alleen het stuk over de negentiende eeuw worden besproken (323-331). Deze negen pagina's zijn wel erg weinig vergeleken met de zeer ruime aandacht, die de reformatie en de nadere reformatie krijgen. Graafland zelf heeft zeer uitvoerig en verhelderend de opvattingen van G. Voetius, W. a Brakel en J. Verschuir aan de orde gesteld. Wie zo graag bij theologen van dit formaat en deze signatuur heeft verwijld, is allicht teleurgesteld door de negentiende eeuwse leer en praktijk. Had de redactie er misschien wijzer aangedaan, niet te hebben willen streven naar een exposé van de geschiedenis van de westerse avondmaalstheologie en - praktijk in haar totaliteit, maar het te laten bij capita selecta? Daar komt de inhoud van de bundel immers eigenlijk op neer (Opvallend is de geringe aandacht voor de liturgiegeschiedenis; ook komt het pastoraat niet als zodanig aan de orde). Wat nu de negentiende eeuw betreft, ik zou van Graafland van mening willen verschillen, waar hij de toenemende 'onkunde en onverschilligheid' in de christelijke gemeente (bedoeld is: de hervormde gemeenten in Nederland; andere landen en kerken blijven hier buiten beschouwing helaas) ziet veroorzaakt door 'de 18de-eeuwse geest van verlichting en verwereldlijking' (323). Dit lijkt me te ongenuanceerd gesteld, zoals ik het ook niet historisch juist vind als onder het hoofd 'Verlichting en vrijzinnigheid' de Groninger èn de moderne theologie worden behandeld. Merkwaardig is Graaflands hypothese over de oorzaak van de parallelie tussen twee verschijnselen die hij voor deze periode aan de orde stelt, het avondmaalsverzuim in vrijzinnige en de avondmaalsmijding in orthodoxe gemeenten (ci-

taten van A. W. Bronsveld en S. D. van Veen illustreren de situatie eind negentiende eeuw): dat nl. de laatste gemeenten wel orthodox zouden zijn in de bovenlaag maar de onderlaag in feite (nog) liberaal, vrijzinnig zou zijn (334), dus nog onder de invloed van de geringe waardering die de moderne theologie voor het avondmaal had, zoals tevoren uiteengezet. Wat met onder-en bovenlaag en het woordje '(nog)' precies is bedoeld, is me niet duidelijk geworden. Waarschijnlijk doelt de auteur hierop, dat eind negentiende eeuw en daarna liberale gemeenten om gingen en een orthodoxe predikant kon worden beroepen waar decennia lang de moderne theologie geheerst had. Al heeft Graafland misschien bepaalde aanwijzingen gevonden, toch lijkt me voorshands voorzichtigheid geboden; nader onderzoek, allereerst op plaatselijk niveau, is hier zeker gewenst. Over het algemeen wordt in dit overzicht de vorige eeuw negatief beoordeeld, en wie de maatstaven van de reformatorische theologie aanlegt, zal wel niet anders kunnen, zeker wanneer men schrijft om het geheim van Christus' offer dichter bij de avondmaalsgangers te brengen (5). Dan wordt de wijze waarop bijvoorbeeld ds. Van Gorkum 28 sept. 1862 in Leiden avondmaal vierde als het herdenken van een overleden vriend ('Ik kan mij niet begrijpen, hoe na 18 eeuwen deze maaltijd nog bestaat'; 'Het is heidensch, te zeggen, dat God de zonden zou vergeven om den dood van een mensch') veroordeeld als devaluatie en ontaarding van het sacrament (325). Maar ook Van Gorkum wilde goed protestants zijn en kon voor zijn moderne beschouwingen zich ook nog wel op theologen uit de hervormingseeuw beroepen. Het komt me voor dat elke DNK-recensent de plicht heeft te pleiten voor een billijke en adekwate behandeling van de negentiende eeuw. Dat dat wel eens moeilijk is, wil ik de auteur van dit hoofdstuk graag toegeven.

A. de Groot

I. H. Enklaar, Kom over en help ons! Twaalf opstellen over de Nederlandse zending in de negentiende eeuw. Boekencentrum B.V., 's-Gravenhage, 173 blz. f 24, 90.

Vijf van de twaalf opstellen verschenen eerder op andere wijze. De overige zien nu voor het eerst het licht. Als inleidend artikel vinden we een studie over het gebruik van de roep uit Hand. 16:9 en 10. Op allerlei manier werd in de vorige eeuw een appèl gedaan op het zendingsbewustzijn: antasierijke kunstenaars wisten uit te beelden, hoe de stem, 'roepend uit de verte', uit de heiden wereld in Europa werd vernomen. Dichters knoopten bij het thema aan. In menig zendingslied werd de stem uit de verte doorgegeven. Enklaar grijpt het thema aan om te laten zien hoe de Nederlandse zending in de negentiende eeuw op haar manier een antwoord heeft willen geven. Twee opstellen zijn gewijd aan Van der Kemp, 'de meest veelzijdig begaafde, uitzonderlijke en controversiële figuur' in de geschiedenis van de Nederlandse zending. De Islam in de zendingsopleiding, de vierde bijdrage, verschaft informatie over de manier waarop J. Scharp zijn visie op de betekenis van het Mohammedanisme doorgaf bij de vorming van toekomstige zendelingen. Een vergelijking met huidige opvattingen zou interessant zijn. Een fraaie studie over de lange reis van Agnes van de Veer naar Leti laat iets zien van de toewijding aan de dienst van het evangelie. De problematiek van de gehuwde zendeling, met alle aspecten ervan wordt zichtbaar. Menselijke tragiek en volharding in het geloof

weven zich dooreen. Het verhaal over Groen van Prinsterer en het Nederlandsche zendelinggenootschap verscheen eerder in Aspecten van het Réveil (Kampen 1980). O. G. Heldring voerde een pleit voor de combinatie van missie en werkmanschap. Zijn motieven vinden we uiteengezet in een verhandeling, waarin ook de critische reacties van een aantal zendelingen worden weergegeven. Hetzelfde geldt van de opvattingen van Ernst Buss; deze schreef een boek, waarvan de titel luidde Die christliche Mission. Ihre principiëlle Berechtigung und Durchführung. (1876). Het werk gaf aanleiding tot levendige discussie, waaruit de motieven bleken die het opkomende missiologische denken bepaalden. Een impressie van de zendingsfeesten in de vorige eeuw en een terugblik op de ideeën die overheersten, aan de hand van een belichting van de figuur van Albert C. Kruyt sluiten de bundel af. Het laatste is een gewijzigde vorm van de intreerede, die Enklaar hield bij het aanvaarden van het rectoraat in Oegstgeest in 1969. Een register van persoonsnamen maakt het geheel toegankelijker.

De bundel is van belang met het oog op de bestudering van de zendingsgeschiedenis van de vorige eeuw. Zij kan bij het onderwijs in de missiologie vandaag een rol vervullen.

W. van 't Spijker

J. J. Kalma, Mensen in en om de Martini. Beelden uit Bolswards kerkgeschiedenis. A. J. Osinga B.V.-Bolsward 1980, 511 blz. f 35, - .

In een fraaie uitgave is een eeuwenoude geschiedenis van het gemeenteleven in en om de Martinikerk te Bolsward voor een breed lezerspubliek toegankelijk gemaakt. Allereerst is daarbij gedacht aan de gemeente van Bolsward zelf. Maar men had ook belangstellenden niet alleen in de provincie Friesland, maar ook in Nederland als geheel op het oog. Met bekwame hand heeft de schrijver zijn opdracht vervuld. Het boek moest historisch verantwoord zijn, het moest tevens zijn brede doelstelling bereiken. Men mag zeggen, dat zowel het een als het ander geslaagd is. Aan het onderzoek liggen zeldzame stukken uit de archieven ten grondslag. Nu het een vele eeuwen omspannende beschrijving is geworden mag men verwachten dat de aandacht vooral valt op de voor de kerk van Bolsward beslissende tijden van de Reformatie en van de doorwerking ervan in het gemeentelijke leven. Goeddeels de eerste driehonderd bladzijden zijn daaraan gewijd. In de vorm van korte opstellen geeft Kalma met een zeer vérstrekkend beeldend vermogen, weer wat hem trof. Hij schrijft daarbij op een wervende wijze: associërend naar het heden, relativerend met behulp van wat voor hem het wezen van de gemeente en van het evangelie uitmaakt.

Voor de negentiende eeuw blijft het materiaal wat terug, zonder aan belang te verliezen. In een zeventig bladzijden ontvangen we inzicht in het Verloop' van de gemeente gedurende de negentiende eeuw. De getalssterkte wordt vergeleken met die uit vorige eeuwen. De werving van predikanten ontvangt aandacht met behulp van de Friese optiek. De kwestie van de predikantstractementen blijkt nog al eens precair te zijn geweest. De geringe invloed van de Afscheiding in Bolsward, de veranderende betekenis van de Groninger theologie, overgaand in een tendens naar vrijzinnigheid met de ermee gepaard gaande richtingenstrijd, weet de schrijver op een boeiende manier in verband

te brengen met sociale factoren. Brede aandacht wordt geschonken aan het pogen om oude schatten te bewaren. Daarin betrekt Kalma ook de trieste geschiedenis van de Broerekerk. Het laatste hoofdstuk beschrijft de gang van zaken tot op vandaag. Een vijftal bijlagen informeert kroniekmatig over de geschiedenis, de predikanten en de organisten van de gemeente, biedt een overzicht van de literatuur en verantwoordt de illustraties.

Het boek is een voorbeeld hoe de geschiedenis toegankelijk kan worden gemaakt op een manier die het heden aan het verleden verbindt.

W. van 't Spijker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 1981

DNK | 49 Pagina's

BOEKBESPREKINGEN

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 1981

DNK | 49 Pagina's