GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

BOEKBESPREKINGEN

Bekijk het origineel

BOEKBESPREKINGEN

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

George Harinck (red.), De kwestie-Geelkerken, Een terugblik na 75 jaar, De Vuurbaak 2001, 220 blz., ISBN 90 5560 231 0, Euro 11, 23.

Herman Selderhuis

In deze bundel zijn de lezingen opgenomen van een congres over de kwestie Geelkerken ook wel bekend als 'Assen '26'. Het was op 27 maart 2001 75 jaar geleden dat dr. J.G. Geelkerken, predikant van de gereformeerde kerk te Amsterdam-Zuid door de generale synode van de Gereformeerde kerken Assen 1926 werd afgezet. Grond voor deze afzetting was de twijfel over de rechtzinnigheid van dr. Geelkerken inzake de historische betrouwbaarheid van de Bijbel. Het Archief-en Documentatiecentrum van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) en het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme aan de Vrije Universiteit organiseerden dit congres vanwege het belang van de kwestie, zowel destijds als voor het heden. In meerdere bijdragen wordt erop gewezen dat dit conflict in de loop der tijden steeds minder serieus is genomen en gebagatelliseerd werd tot een theologendiscussie over de vraag of een slang nu wel of niet kan spreken. Reden daarvoor was een bij een deel van de gereformeerden veranderde kijk op Bijbel en theologie, maar ook een geïsoleerde beoordeling van het conflict. Met name aan dat laatste wil deze bundel iets doen en die poging lijkt mij zeer geslaagd. D.Th. Kuiper levert een chronologisch en een historiografisch overzicht van deze kwestie. Maarten Aalders beschrijft de persoon Geelkerken als een boeiende, erudiete maar moeilijke persoonlijkheid. George Harinck plaatst het conflict in de setting van de moderne cultuur en Koert van Bekkum doet datzelfde vanuit theologiehistorisch motief. Beide bijdragen zijn zeer verhelderend voor een objectievere beoordeling van deze kwestie. Dirk van Keulen gaat na welke van beide partijen zich nu terecht op Kuyper en Bavinck kon beroepen. Welke wissel er kerkrechtelijk omging, toen een synode een predikant ging afzetten, wordt kundig beschreven door Tjaard Barnard. John Exalto en Wim Berkelaar beschrijven respectievelijk de kerkelijke en de wereldlijke reacties op de gebeurtenissen rond Geelkerken. Resultaat van deze gevarieerde bijdragen is dat het destijds wel degelijk over iets ging. Daarbij wordt niet alleen gewezen op de grote consequenties die dit conflict en de daarmee samenhangende kerkelijke besluiten hebben gehad, maar ook op het feit dat een dergelijk conflict geen incident was maar eigenlijk paste bij het klimaat aan het begin van de twintigste eeuw. De bundel bewijst hoe historici en theologen op elkaar aangewezen zijn als het over een wetenschappelijk zinvolle benadering van thema's als de kwestie-Geelkerken gaat.

Fred van Lieburg, De engelenwacht. Geschiedenis van een wonderverhaal. Kampen 2000. 208 blz. ISBN 90 435 0262 6, Euro 16, 75.

Derk Jansen

Engelen, verschijningen, geesten, ze zijn weer in. We hoeven daarvoor niet eens het boekenfonds van Ankh Hermes te raadplegen of tijdschriften als Bres, Prana en de Spiritische Bladen want ook de radio en de TV laten ons meegenieten van wonderbaarlijke gebeurtenissen en verschij ningen en dit gaat van een EO-film als 'Touched by an Angel' tot aan Jomanda toe.

Fred van Lieburg heeft veel verhalen over deze 'apparities' verzameld, gestructureerd en de omstandigheden waaronder zij konden ontstaan verklaard. Hij doet dat in een prettig leesbare stijl, waarin amusante persoonlijke opmerkingen niet ontbreken; zo meldt hij halverwege het boek, aan het slot van zij n inventarisatie van Engelenverhalen: 'mijn lijstje van engelenwachten werd steeds langer, maar mijn historisch perspectief steeds korter' (138). Dit zinnetje is min of meer de opmaat voor het tweede deel van het boek, waarin hij de achtergronden van de voordien beschreven Engelenwachtverhalen toelicht en een verklaring zoekt te vinden voor hun ontstaan. Voordat ik hier verder op inga, volgt eerst een opmerking over de verhalen waarop Van Lieburg ons vergast.

De aanzet ligt in de bekende geschiedenis van de predikant Bernardus Smytegelt (1665-1739) van Middelburg, die niet alleen een zekere faam heeft verworven, doordat Engelen hun reddende handen naar hem uitstrekten tijdens een overval, maar waarvan de overlevering ook meldt, dat hij 145 keer preekte over 'het gekrookte riet' uit Mat. 12:20, 21. Met Smytegelt zitten we midden in de bevindelijkheid en onder andere daar zoekt van Lieburg - ik loop enigszins op mijn verhaal vooruit - de verklaring voor het ontstaan en de taaie overlevering van deze verhalen. De gediscrimineerde 'fijnen', wier leven werd gestempeld door verleden en traditie, vertelden in hun kringen veel verhalen over hun voormannen die in levensbedreigende omstandigheden ooit van hogerhand waren beschermd.

Zoals gezegd valt het boek in twee gedeelten uiteen. De eerste honderddertig bladzijden behandelen een groot aantal verhalen over wonderbare helpers, waarbij het opvalt dat ze zich vaak afspelen in toentertijd afgelegen streken. Daar zit veel 'Smytegelt' bij, maar Van Lieburg draagt ook voorbeelden aan van buitenlandse beïnvloeding. Zo is daar de zogenoemde Brighton beweging uit 1875, waarbij het Amerikaanse echtpaar Hanna en Pearsal Smith een conferentie ter bevordering van bijbelse heiligheid organiseerde en leidde. (42) Daar waren ook Nederlandse predikanten aanwezig als Carel Steven Adama van Scheltema, Abraham Kuyper, Hendrik Emanuel Faure, Louis Henri Antoine Bahler, Frans Lion Cachet en Dammas Pierre Marie Huet. Bekende namen, van wie Kuyper zich radicaal afwendde van de heiligheidsbeweging, maar Bahler (de vader van de Tolstojaan) en Huet op eigen wijze de geest van Brighton trachtten te verbreiden. Ook over Bahler is ooit een verhaal over een Engelenwacht opgetekend (45, 46); Huet daarentegen is op en geheel andere wijze bekend geworden: hij noemde zichzelf gedurende de jaren tachtig van de 19 e eeuw christelijk spiritist. Door zijn pogen het reïncarnatiebeginsel met christelijke begrippen te laden gaf hij een geheel eigen invulling aan de inhoud van de Brighton Movement.

Af en toe duikt in het boek van Van Lieburg het spiritisme op. Maar dit verschijnsel, toentertijd nog niet gedemocratiseerd, werd toch nooit van grote betekenis in de kringen, waarin de Engelenwacht verhalen konden bloeien. Hij zoekt mijns inziens terecht de verklaring in de sfeer van het volksverhaal, waarin trouwens door de zogenoemde 'wedergangers' het spiritisme toch wel nadrukkelijk aanwezig is. Onderdelen van de volkskundige verhaaltraditie werden toegesneden op de levens van voormannen uit het Piëtisme. Wonderbare uitreddingen, gebed in de notie van de eenheid van natuur en bovennatuur, konden zo als versterking van de eigen identiteit in reformatorische en evangelicale kringen een dominante plaats verwerven.

Peter Jan Margry, Teedere quaesties: religieuze rituelen in conflict/ confrontaties tussen katholieken en protestanten rond de processie-cultuur in 19'eeuws Nederland, 688 blz., geb., geïll., ISBN 90 6550 06 50, Euro 45, 00.

- Herman Selderhuis

De boeiende titel van deze dissertatie verwijst naar conflicten over processies. In 1814 krijgen katholieken hun rituele vrijheid wettelijk vastgelegd, maar de praktijk past zich bij die wet niet zo gemakkelijk aan. Zo ontstaan er locale kwesties over met name het houden van processies omdat een protestants georiënteerde samenleving gemakkelijk kan botsen met een dusdanig zichtbare uiting van katholicisme. Margry heeft over deze conflicten een qua omvang en kwaliteit stevig boek geschreven, dat op uitvoerig archiefonderzoek berust zoals de 150 pagina's met noten aangeven. Het boek is helder van opzet en taalgebruik en daarmee breed toegankelijk. Gecombineerd met het bij Uitgeverij Verloren gebruikelijke boektechnische niveau, is Teedere quaesties gewoon een prachtig boek geworden, dat een goed beeld geeft van een belangrijk deel van het openbare katholieke leven in de negentiende eeuw.

Het boek bestaat uit vier delen. In deel I wordt het fenomeen 'processie' in haar verschillende vormen en de daarbij behoren rituelen en instrumenten beschreven. Dit gebeurt zo uitvoerig en informatief dat het haast een monografie binnen het boek vormt Daarna volgt in deel II een overzicht van de conflicten die processies en andere publieke, katholieke gebruiken opriepen. Deze conflicten worden beschreven tegen de achtergrond van een door het protestantisme gestempelde samenleving. Het totaalbeeld kan pas gegeven worden vanuit de details en zo geeft Margry een overzicht van de voorvallen met name in de kleine steden en dorpen. Pas in de jaren ' 80 van de negentiende eeuw komen de 'teedere quaesties' tot rust. Deel III geeft een interpretatie van de processies en de conflicten, terwijl deel IV kort de ontwikkelingen van de 20 e eeuw beschrijft.

Margry gaat het om meer dan een puur historische beschrijving van de genoemde conflicten. Het resultaat van zijn onderzoek is namelijk dat deze processies en de protestantse reacties daarop hebben bijgedragen aan de verzuiling in Nederland. Katholieken hadden de behoefte om zich via deze processies te profileren en in hun verzet daartegen deden protestanten hetzelfde. De publieke rituelen droegen sterk bij aan de vorming van een katholiek zelfbewustzijn. Dat werd versterkt door de antipapistische beelden die als reactie daarop gepropageerd werden. Volgens Margry wordt de betekenis van de processies onderschat. Dat zal na zijn boek niet meer het geval zijn. Mijn vraag is wel of bij zijn beoordeling van de protestantse reactie voldoende verdisconteerd is dat deze reactie een sterk politieke component bevat en daardoor minstens evenveel een 'Nederlands', als een 'protestants' karakter draagt. Het verzet tegen de processie was toch ook een verzet tegen de macht en de invloed van Rome. Deze opmerking doet echter niets af aan de grote waardering die men voor dit werk van Margry mag hebben.

Jan de Krom, Leven met een knipoog naar boven. Gelovig omzien naar de driehoek God, Allende en de Krom. KDC-Memoreeks: Verhalen uit het katholieke leven deel 7, Nijmegen 2000. 247 blz. ISBN 90 5625 078 7, Euro 17, 00. Jan Cartens, Van katholieken huize. Vrome tijden en latere jaren. KDC-Memoreeks: Verhalen uit het katholieke leven deel 8, Nijmegen 2000. 231 blz. ISBN 90 5625 087 6, Euro 17, 00.

- Derk Jansen.

De Memoreeks van het onvolprezen Katholiek Documentatie Centrum (zie ook de aankondiging in DNK53 (2000) 78, 79) is verrijkt met twee nieuwe delen. De boeken van Jan de Krom en Jan Cartens zijn bij uitstek representatief voor de serie, en de redactie heeft er goed aan gedaan ze in de reeks op te nemen. Hier wordt het roomse leven - niet altijd even rijk! - echt gegrepen en de boeken vormen een mooie illustratie bij het boek van Van Geest, waarvan hiervoor sprake was.

Het meest pakkend voor de lezer lijkt mij het boek van Jan de Krom. Hierin wordt een gang naar de volwassenheid beschreven die uitloopt op een uittocht. Vooral de uittocht uit de officiële Rooms-katholieke kerk, gesymboliseerd in die van Chili, is aangrijpend en toont de worsteling van de hoofdpersoon om hetgeen zijn jeugd zo sterk stempelde los te laten. In Chili heeft hij aan den lijve de contrarevolutie van Pinochet meegemaakt; de meerderheid van de clerus zien kiezen voor de nieuwe machthebbers en ervaren, hoe het is om als enkeling de verenigde machten van kerk en kapitaal te bestrijden. Chili, waar De Krom als missionaris heenging in plaats van naar de Congo, is het draaipunt in dit leven. Daar maakt hij kennis met de eenvoudige Chileen 'niet vooruitziend, want de dag van vandaag heeft genoeg om voor te vechten en te zorgen', met grote armoede dus en scherpe maatschappelijke tegenstellingen, met de bevrijdingstheologie, maar ook met zijn grote liefde Maria Luz.

Voordat deze lichtstraal zijn levenspad kwam beschijnen had hij al een lange weg afgelegd. Hij beschrijft zijn jongensjaren in Halsteren; het verlangen om misdienaar te worden: 'het mysterieuze, het vieren van de diensten en het daarbij willen zijn', zijn eerbied voor de hoog geplaatsten die hij bijna identificeerde met God, de aanloop naar het priesterschap en de voorbereiding op zijn uitzending naar Chili. Daar verliest hij alle eerbied voor het gezag, en de rebel in hem ageert tegen maatschappelijke en kerkelijke misstanden; vele bladzijden worden daaraan besteed en geven een treurig beeld van het Chili uit de jaren zeventig van de afgelopen eeuw. Terug in Nederland spant hij zich in voor buitenlanders en gevangenen en zet zo het werk voort dat hij in Chili begon.

We hebben hier een ontroerend document humain in handen: de auteur pakt de lezer met zijn levensverhaal, dat het spanningsveld tussen religieus perfectionisme en de harde maatschappelijke werkelijkheid zo fraai illustreert. De naam van zijn vrouw is meer dan symbolisch: Maria Luz. Naar het licht heeft Jan de Krom zijn gehele leven gestreefd. (246)

Ook in het boek van Jan Cartens krijgen we te maken met een exodus. Die wordt beeldend beschreven, want schrijven kan hij. De beeldspraak dartelt als het ware door het boek: het hoofd van de lagere school heeft een stem vol craquelé (20); gescheiden werd er in die tijd nog niet, overspel werd door mij ten onrechte lange tijd beschouwd als een bron van huiselijke gezelligheid, zoals Halma, ganzenborden en Zwarte Pieten (45); God zit met z'n vingers in z'n oren (159). Het boek zit vol met dergelijke taalvondsten en vondstjes, die als van zelf in het verhaal opduiken. Dit pleit zowel voor het taalgevoel als de eruditie van de auteur. Deze terug-

blik op de afgelegde weg zit niet zo vol drama als de geschiedenis van Jan de Krom. Het zijn kleine (persoonlijk grote!) gebeurtenissen, die de schrijver langzamerhand doen afdwalen van 'de rechte weg', maar alle staan ze onder de regie van de secularisatie.

De inleiders schrijven, dat Cartens in zijn autobiografie die ondefinieerbare roomse sfeer, ook nog in de jaren waarin die onvermijdelijk verdampte, voor de lezer oproept. Dat is trefzeker geformuleerd.

De stijl waarin de auteur dit boek heeft geschreven maakt het lezen tot een aangename ervaring. Avontuurlijk als De Krom is Cartens boek niet, maar boeiend is het wel.

H. Veldman, De kerk in het midden. Kerkgeschiedenis van Zuidhorn. Zuidhorn 2000, ISBN 90 802536 2 6, Euro 9, 00.

- Derk Jansen

De (vrijgemaakt) gereformeerde, die in Zuidhorn of omgeving woont kan nu beschikken over een schat aan informatie over de wording van zijn kerk. Hij krijgt met dit boek echter meer; ook een stuk vaderlandse kerkgeschiedenis wordt er namelijk in meegenomen. Ik schrijf met opzet 'een stuk', want bestudering van de inhoudsopgave leert, dat halverwege het boek - bij de beschrijving van Hendrik de Cocks invloed in het Groningse Westerkwartier - de Nederlands hervormde kerk zowel lokaal als nationaal volledig uit beeld verdwijnt. In dit licht bezien is de ondertitel van het boek dus niet geheel correct. Uit verdere toetsing van de inhoudsopgave blijkt, dat de schrijver veel wil vertellen en lezing van het boek leert, dat hij dat boeiend doet. De lezer krijgt echter wel de indruk, dat hij in sommige gevallen te weinig geeft, doordat hij bepaalde onderwerpen slechts aanraakt. De structuur van het werk laat als leidend principe zien: van het algemene naar het bijzondere. Dat is als uitgangspunt verder prima - mits de synthese niet ontbreekt - , maar hier gebeurt dat zowel binnen één hoofdstuk als in de totale opzet van het boek. Het lijdt zo wat aan systeemdwang en een doorgaande lijn wordt te strikt vastgehouden. Daardoor ontstaat er een vertekening, die vooral aan het einde van het verhaal storend werkt.

Het boek heeft ook een epiloog. Dit nawoord heeft eerder het karakter van een getuigenis - dat zien we ook elders, b.v. hoofdstuk 7: 'Het geestelijk klimaat aan de vooravond van de Afscheiding' - dan van een terugblik op de afgelegde weg. In dit licht bezien hebben we hier eigenlijk niet met een kerkgeschiedenis te maken, want wat de schrijver in het nawoord beweert doordringt het gehele boek en daardoor is de toon soms polemisch. Met een variant op Geert Mak noteert hij op bladzijde 137: 'God kwam naar Zuidhorn' en hoewel hij dat verhaal al in de 8 C eeuw met Liudger laat beginnen, de echte permanentie van God vindt men pas in de 19 e eeuw: dan is er sprake van pure Reformatie! De bronvermelding geeft ook de negentiende-eeuwse notulen van de Ned. Herv. kerk van Zuidhorn en Noordhorn; nergens blijkt, dat de auteur er iets mee heeft gedaan. De 15(!) bronnen worden gevolgd door een indrukwekkende literatuurlijst. Daarop ook recente literatuur, maar hoe dat is verwerkt blijft, door de afwezigheid van een notenapparaat, volstrekt onduidelijk.

Een paar opmerkingen nog - enkele stijl-en drukfouten laat ik buiten beschouwing - over de verwoording van een sommige zaken. Op de bladzijden 15 en 16 wordt een summiere schets gegeven van het onderwijs aan de Groningse St. Maartenschool in de 16 c eeuw. Dat voltrok zich in de sfeer van het 'christelijk humanisme' en de pupillen deelden mee in de open evangelische houding die op de instelling heerste (17). De auteur laat dat volgen door een karakteristieke opmerking over Regnerus Praedinius: op reformatorische wijze werkte hij in op zijn leerlingen. Op bladzijde 23 gebruikt hij het begrip 'gouden koord', mijns inziens zal dat 'zilveren' moeten zijn. Zo valt er nog wel meer op te merken.

Desalniettemin, het werd al gememoreerd: de (vrijgemaakt) gereformeerde, die ook nog in Zuidhorn of omgeving is gedomicilieerd, zal deze kritiek nauwelijks deren: voor hem is het werk instructief en heeft het zeker charme.

D.J. Schoon, De Oud-Katholieke Kerk. Serie Wegwijs: kerken en groeperingen, Kampen 1999. 133 blz. ISBN 90 435 0094 1. Euro 10, 50. Paul van Geest, Het Rooms-Katholicisme. Serie Wegwijs: kerken en groeperingen, Kampen 2000. 180 blz. ISBN 90 242 9405 2. Euro 13, 10.

- Derk Jansen

Deze beide boeken verschenen in de serie Wegwijs - 'betrouwbare, zakelijke informatie over wereldgodsdiensten, religieuze groeperingen en stromingen'.

De opzet loopt aanvankelijk parallel: geschiedenis, geloof, liturgie - waarbij in het boek van Van Geest de sacramenten veel aandacht krijgen - daarna waaiert het uiteen. Schoon besteedt in dat vervolg aandacht aan organisatie en bestuur van de Oud-Katholieke kerk van Nederland; de Unie van Utrecht van Oud-Katholieke kerken uit 1889 en de relaties met andere denominaties. Van Geest geeft in het tweede gedeelte van zijn boek wat meer door zoals beschouwingen over het 'zelfbegrip' van de Rooms-Katholieke kerk (hoofdstuk 5) en 'het leven in de kerk' (hoofdstuk 6). Wat bij Schoon een apart hoofdstuk is: 'Organisatie', vangt Van Geest in een appendix. De beide boeken hebben gelukkig een register.

De werkjes beginnen beide met een historisch overzicht. De indeling van het boek van Schoon is vervolgens zeer voorspelbaar: geloof, liturgie, organisatie, Unie van Utrecht, relaties met andere kerken. Van Geest waagt zich, zoals gezegd, op historisch-antropologisch terrein door zijn hoofdstukken over 'zelfbegrip' en 'leven' van en in de rooms-katholieke kerk. Daardoor heeft zijn boek aan diepgang gewonnen; zijn opmerkingen over Vaticanum II zijn trefzeker (141), hetgeen hij schrijft over de encycliek Humanae vitae werkt verhelderend (144).

Intussen behoort een (kerk) historicus zich vooral bezig te houden met de historische gedeelten. Van Geest heeft het in dit opzicht het gemakkelijkst gehad, omdat hij kon volstaan met het vlakweg geven van een beknopt overzicht van de kerkgeschiedenis in de Nederlanden. Hij doet dat overigens bekwaam, want in een beperkt aantal bladzijden krijgt de lezer heel wat te verwerken. Ook het anekdotische element ontbreekt gelukkig niet en een zin als: 'Zo trouwde Claes Adriaansz. van Geest op 6 februari 1575 bijvoorbeeld al 'ghereformeert", en kon hij schepen van Naeldwijk worden, terwijl zijn nageslacht katholiek bleef' blijft hangen. Schoon maakt het zich in dit opzicht wat moeilijker, en moet dat ook doen, want in de inleidende dertig bladzijden geeft hij zowel een aantal trekken uit de vaderlandse kerkgeschiedenis als informatie over de geschiedenis van de oud-katholieke kerk. Dit leidt soms tot reuzensprongen, bijvoorbeeld waar hij van Willibrord en Bonifatius in één keer overstapt op de tijd van de Reformatie. Het interessantste gedeelte vormt de geschiedenis van het Jansenisme, zo vanaf bladzijde 20. De auteur is daar echt in vorm, hij kent zijn zaakjes en weet daar boeiend over te verhalen. De tekst wordt ook wat pittiger, want soms overvalt hij de lezer met een terminologie, die gereserveerd lijkt voor ingewijden. Wat bijvoorbeeld te denken van 'Oratoriaanse spiritualiteit' op bladzijde 28, een woordgebruik, dat in een als inleiding bedoelde uitgave niet thuishoort.

Desalniettemin blijft de lezer geboeid, want er komt allerlei informatie op hem af die - in het algemeen gesproken - niet zo bekend was. Voor zover valt te zien zal de hiervoor gememoreerde kerkhistoricus, maar ook de leek, het langst bij het boek van Schoon verwijlen, althans bij het historische overzicht daarin en de protestanten onder hen ervaren een Aha-Erlebnis bij het lezen van een tekst als: 'De groep gelovigen die onder de naam Bisschoppelijke Cleresie of kortweg Cleresie bekend zou worden, beschouwde zichzelf als een, of zelfs de legitieme voortzetting van de kerk (...)', ' bladzijde 10.

Wie meer dan kerkgeschiedenis wil kan het beste terecht bij Van Geest. De hoofdstukken 'Zelfbegrip' en 'Leven' geven door hun helderheid en trefzekerheid een extra dimensie. Beide boeken hebben de kwaliteiten die nodig zijn voor een gepaste plaats in de serie Wegwijs. Kennisneming ervan maakt je wijzer.

Paul E. Werkman, Een groot werk en kleine kracht. De organisatie van Lutherse mannen in Nederland, 1897-1981. Utrecht [z.j.] 122 blz. ISBN 90 76093 16 4, Euro 11, 15.

Derk Jansen

De SLUB (Stichting Lutherse Uitgeverij en Boekhandel) heeft er goed aan gedaan deze studie van Paul Werkman, eerder verschenen in Voorlopers en dwarsliggers. Cahiers over de geschiedenis van de christelijk-sociale beweging, 2 (1998) uit te geven. Het is namelijk een pareltje. Een goede stijl paart zich aan het vermogen om zaken echt inzichtelijk te maken en het resultaat daarvan is, dat een in wezen ingewikkelde geschiedenis helder uit de doeken wordt gedaan. Een gelukkig gebruik van de chronologie is daarbij een belangrijk punt, want daardoor wordt het relatief eenvoudig gemaakt de rode draad vast te houden. De namen van de vier Lutherse maatschappelijke organisaties die aan bod komen, geven daarbij een stevig kader.

De Christelijke Werkliedenvereeniging 'Maarten Luther' (1897-1910), bedoeld voor de leden van de ELK en HELK (Hersteld Evangelisch Lutherse Kerk), kende als belangrijkste doel: de vorming van fondsen voor uitkeringen bij ziekte, ongeval, overlijden en an-

dere financiële noden. Eind 1903 telde de vereniging 275 leden. Omdat 'Maarten Luther' vooral een Amsterdamse aangelegenheid was gingen er stemmen op om te komen tot een landelijk verband. Als naam werd gekozen: Nederlandsch Luthersch Werklieden Verbond (1910-1927). Dit NLWV plaatste zich, op grond van Luthersche belijdenisgeschriften, op christelijkorganiseh en niet-socialistisch standpunt. Het maximale ledenaantal werd bereikt in 1914 en bedroeg 400. Daarna ging het bergafwaarts en in de volgende jaren kwamen er geluiden de bond om te vormen tot een meer maatschappelijk orgaan. Zo ontstond de derde organisatie: de Nederlandsch-Luthersche Bond voor Christelijk-Sociale Actie (1927-1943) die als hoofddoelstelling had mede te werken aan de oplossing van maatschappelijke vraagstukken. Een belangrijke rol speelde J.S. Ruppert (1877-1934). Als propagandist, voorzitter, redacteur en ideoloog was hij de verpersoonlijking van de bond. Zijn jongste zoon Marinus, trad op dertigjarige leeftijd in zijn voetsporen en werd na een korte periode ook werkelijk als zodanig geaccepteerd. Ruppert jr. leunde voor de ontwikkeling van zijn visie op een christelijke politiek en een christelijke arbeidersbeweging sterk op het gedaehtengoed van de negentiende-eeuwse Pruisische staatsman, filosoof en theoloog F. J. Stahl. Diens pleidooi voor een christelijke staat zette hij in om de onverschilligheid van het Lutherse volksdeel jegens deze zaken te overwinnen. Fel was Ruppert in zijn commentaren op de SDAP die hij immer 'Steeds Drammend Altijd Pruttelend' noemde. In de tweede wereldoorlog veranderde de NLBCSA van karakter; dat kwam natuurlijk door de omstandigheden, en zeker door een groeiend zelfbesef. Lutherse kerkleiders spraken zich in de oorlog slechts aarzelend uit over de bezetting en de Bond zag hier een leemte die hij kon opvullen. Ruppert vatte dat ook op als een strijd tegen de lutherse dominoeratie en versterking van de notie: priesterschap aller gelovigen. Dit uitte zich ook in de nieuwe naam. De 'Nederlandse Bond 'Maarten Luther" (1943-1981) had geen enkele reminiscentie meer aan het arbeiders-en 'sociale actie' verleden. Karakteristiek voor deze vierde organisatie werd dus de verminderde aandacht voor specifiek sociale thema's, daarentegen groeide de belangstelling voor actuele onderwerpen als de Indonesische kwestie, de dienstweigering, de 'Doorbraak' en het communisme. Marinus Ruppert bleef in deze jaren zo'n belangrijke rol spelen, dat zonder voorbehoud gesteld kan worden, dat de Bond zijn bestaan wist te rekken dank zij hem, maar ook hij kon de teloorgang niet voorkomen.

Werkman schildert op zakelijke en boeiende wijze de organisatie van Lutherse mannen in de jaren 1897-1981 en voert de lezer door een stuk onbekende sociale geschiedenis. Die geschiedenis heeft wel het karakter van een voetnoot. De auteur verwoordt dat zelf in zijn slotwoord als volgt: 'De beoogde sociale, politieke en kerkelijke invloed van deze lutherse lekenorganisatie, die in de praktijk een mannenvereniging was, is evenwel altijd minimaal gebleven. Gezien het geringe ledenaantal van de bond - maximaal circa 400, maar doorgaans schommelend rond de 100, verspreid over zo'n tien gemeenten - is dat niet verwonderlijk. Zelfs voor de kleine lutherse gemeenschap was dat minder dan marginaal'. (105)

Johan van Zuthem, 'Heelen en halven'. Orthodoxprotestantse voormannen en het 'politiek' antipapisme in de periode 1872-1925, Hilversum: Verloren, 2001 (Passage Reeks 14), 347 blz., ISBN 90-6550-648-9, Euro 28, 00.

- Lodewijk Winkeler

Een proefschrift aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, als boek opgenomen in de Passagereeks van het Historische Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme van de - van Kuypers - Vrije Universiteit: oecumeniseher is in historische kringen nauwelijks denkbaar. Maar het onderwerp kan nauwelijks minder oecumenisch zijn: bijna vijftig jaar politiek antipapisme.

De auteur onderneemt een speurtocht naar denkbeelden en uitlatingen van orthodox-protestanten over katholicisme in het algemeen en de politieke samenwerking tussen hen en de katholieken in het bijzonder. Voor dit doel heeft hij met name Kuypers De Standaard, opgericht in 1872 en al spoedig het partijblad van de Anti-Revolutionaire Partij, en het blad van de zogeheten vrij-antirevolutionairen, later de Christelijk-Historisehe Unie, De Nederlander, gedetailleerd doorgenomen. In het eerste blad trof hij ruim 1500 artikelen aan waarin aan de katholieken gerefereerd werd, in het tweede circa 900. Verder raadpleegde hij wanneer daar aanleiding voor was ook andere dagbladen, en voorts talrijke brochures. Hij sluit het onderzoek af in 1925, het jaar van de val van de rechtse coalitie over het gezantschap bij de paus.

De auteur heeft zich niet ten doel gesteld een stelling of hypothese te verifiëren of falsifiëren, maar om een nauwkeurige beschrijving te geven van de rol die het antipapisme heeft gespeeld in een overigens bekend stukje geschiedenis: de opkomst en ondergang van de rechtse christelijke coalitie. In de eerste twee delen, die tezamen de jaren 1872-1918 beslaan, kunnen we de protestantse opinievorming bij wijze van spreken van dag tot dag volgen, terwijl in het derde deel een aantal hot items worden besproken: het gezantschap bij de paus, katholieke bekeringsijver, processies, de missie, de overheidsfuncties en het Internationaal Eucharistisch Congres van 1924. De orthodox-protestantse partijen blijken gevangen in wat je zou kunnen noemen 'het dilemma van Groen': samenwerken met de katholieken om de goddeloosheid te bestrijden - een goddeloosheid die zich vooral openbaarde bij liberalen en vrijzinnig-protestanten - of afstand houden, zo mogelijk zelfs bestrijden, van diezelfde katholieken, om de principiële reden dat 'Rome' in wezen een antichristelijk en machtsbelust instituut was, en Nederland een door en door protestantse natie.

Kuyper, 'geus' in hart en nieren, was niettemin de eerste die inzag dat politieke resultaten tegen de liberalen alleen door samenwerking met de katholieken te behalen zou zijn; zijn christelijk-historische tegenstander De Savormin Lohman was op dit punt een stuk argwanender en principiëler, zodat de christelijkhistorischen bij elke coalitie opnieuw over de streep moesten worden getrokken.

Het overheersende beeld dat de lezer bij het dichtslaan van deze studie bijblijft is dat van een antipapisme 'voor intern gebruik', dat vooral de onderlinge profilering van de partijen binnen het orthodox-protestantse volksdeel moest dienen. Anti-revolutionairen en christelijk-historischen betwistten elkaar de erfenis van Groen, en lieten, vooral in verkiezingstijd, weinig na om aan te tonen dat de tegenpartij het protestantse Nederland aan 'Rome' verkwanselde. Tegelijkertijd waren beide partijen zich er maar al te zeer van bewust, dat de katholieken, met wie zij uiteindelijk dan toch weer moesten samenwerken, evengoed hun anti-papistische uitlatingen meelazen, zodat er, als er kabinetten geformeerd moesten worden, ook weer (verkapte) waarderende woorden moesten worden gesproken over de wijze waarop in katholieke kring de liberalen werden bestreden en het christelijk karakter van de natie werd bevorderd.

De auteur benadrukt verschillende malen, dat aan het politieke antipapisme een diepgeworteld theologisch en historisch antipapisme ten grondslag lag. Merkwaardig is dan, dat het vijandbeeld - want dat is het dan toch - kennelijk niet sterk genoeg bleek om de eenheid binnen het orthodox-protestantisme te handhaven of te bevorderen. 'Om de groei en de invloed van het katholicisme, in zowel de officiële staatsinstellingen als in het gewone maatschappelijke leven, binnen de perken te houden, was het noodzakelijk dat de protestantse gelederen aaneengesloten waren. En daarvan was geenszins sprake'. Aldus ook de auteur (15). Het politieke antipapisme bleek eerder een middel om de interne verdeeldheid te versterken dan om die te verminderen. Zo roept hij bij mij de vraag op naar de werking van vijandbeelden. Bekend is dat zij veelal juist worden geschapen om interne verdeeldheid te bezweren; hier gebeurde eerder het tegendeel - zoals ook in de zwaar-marxistisch angehauchte studentenbeweging in de jaren zeventig van de vorige eeuw, waarin het antikapitalisme evenmin een vijandbeeld was dat een eindeloze linkse verdeeldheid kon verhinderen.

Dit zijn echter bespiegelingen waar de auteur zich niet aan waagt. Niettemin zou, meer algemeen, een wat breder geschetst beeld van de theologische en daarop gebaseerde maatschappelijke zwaartepunten van de verschillende orthodox-protestantse partijen de betekenis en de rol van het antipapisme in het politieke debat naar mijn mening scherper naar voren hebben gebracht. De auteur beperkt zich nu te veel tot het gedetailleerd registreren van nuances en ontwikkelingen in het politiek antipapisme als zodanig.

Door zijn gedetailleerdheid dreigt het boek bij tijd en wijle wat saaie lectuur te worden; gelukkig weet de auteur met wat milde ironie en daarbij aansluitend met een ruim gebruik van spotprenten als illustratiemateriaal de lectuur te verlevendigen.

Tenslotte mijn ceterum censeo: in een wetenschappelijk werk zouden noten onderaan de pagina geplaatst moeten worden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2002

DNK | 71 Pagina's

BOEKBESPREKINGEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2002

DNK | 71 Pagina's