GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De waarheid over Rusland

Bekijk het origineel

De waarheid over Rusland

Het bezoek van John William Kruyt aan het landgoed van Tolstoj

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 11 juli 1920 bezocht de hervormde predikant en Tweede Kamerlid voor de Bond van Christen-Socialisten John William Kruyt op aandringen van Lenin het landgoed Jasjana Poljana, zo'n tweehonderd kilometer ten zuiden van Moskou gelegen. Hier had de beroemde Russische schrijver L.N. Tolstoj (1828-1910) geleefd en zijn bekendste romans geschreven, alsook vanaf het eind van de jaren zeventig van de negentiende eeuw een reeks maatschappij- en godsdienstkritische geschriften. Daarin had hij staat en kerk gegeseld vanwege hun onderdrukking van het Russische volk. Hij kreeg vooral bekendheid door zijn opvattingen over geweldloosheid, die hij baseerde op de bergrede. Niet alleen zijn literaire, maar ook zijn maatschappijkritische werk vond veel weerklank, ook in Nederland.1 Kruyt behoorde niet tot de kring van tolstojanen (ook wel christen-anarchisten genoemd), maar was wel een groot bewonderaar van deze Russische profeet. Na het overlijden van Tolstoj woonde de weduwe Sonja op het landgoed tezamen met enige familieleden, onder wie de oudste dochter Tanja en jongste dochter Sasha (Alexandra). Waarschijnlijk was Kruyt de eerste Nederlander die na de Russische revolutie van 1917 het landgoed bezocht. Zijn bezoek was ingegeven door zijn persoonlijke bewondering voor Tolstoj en door politieke motieven. Eerder schreef ik over dit bezoek.2 Nader onderzoek en nieuwe gegevens maken het mogelijk om tot een verdere reconstructie te komen. Eerst geef ik echter enige biografische gegevens. John William (Willy) Kruyt werd op 8 september 1877 in Amsterdam geboren als zoon van een uitgever. Hij was allereerst werkzaam bij zijn vader. In 1901 trouwde hij met domineesdochter Geertruida Anna Maria (Truus) Hogerzeil (geboren in 1876). Zij was een vrouw met een brede maatschappelijke, culturele en literaire belangstelling. Zij inspireerde haar meer praktisch ingestelde echtgenoot om theologie te studeren. Van 1907 tot 1912 volgde Kruyt deze studie in Utrecht om daarna, in 1913, predikant in het Noord-Limburgse Gennep te worden. De Kruyts hadden een sterke sociale belangstelling, die zich steeds meer in de richting van het socialisme ontwikkelde. Hun opvattingen verdiepten zich na kennismaking met twee ouderejaars studenten theologie, Bart de Ligt en Année Rinzes de Jong. In 1910 sloten De Ligt, De Jong en de Kruyts zich aan bij de Bond van Christen-Socialisten (BCS), een kleine politieke partij, opgericht in 1907. Dit was een in die tijd ongebruikelijke stap gezien de kloof die er bestond tussen kerken en socialisme. Op grond van het christelijk liefdesbeginsel en de opvatting dat het kapitalisme hiermee volstrekt in strijd was, kozen zij echter doelbewust voor deze richting. Zij sloten zich echter bewust niet aan bij de SDAP, omdat deze partij geloof als privézaak beschouwde en niet als expliciete grondslag van haar politieke streven. Voorts zagen zij hun socialisme allereerst als een uit het geloof voortvloeiende morele keuze en fundeerden zij deze niet op het inzicht dat het kapitalisme noodzakelijkerwijs ten onder zou gaan aan zijn eigen interne tegenstrijdigheden, zoals het historisch materialisme leerde. De groep ging al snel een invloedrijke rol spelen binnen de BCS met De Ligt als ‘ideoloog’. Het viertal publiceerde veel in het Bondsblad Opwaarts. De Ligt, De Jong en Truus Kruyt werden lid van de redactie, terwijl Kruyt in 1914 voorzitter werd. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog deed de Bond in een nieuwe fase belanden. Hij keerde zich, anders dan de SDAP, tegen de mobilisatie en nam principieel stelling tegen de oorlog en het gebruik van geweld. De Bond werd de drijvende kracht achter de dienstweigeringsbeweging en vormde samen met groepen en organisaties ter linkerzijde van de SDAP een oppositioneel front tegen de mobilisatie en tegen de sociale politiek van de regering (deze betrof onder meer de voedseldistributie, de prijzen en de oorlogswinsten). De Sociaal-Democratische Partij (SDP), die in 1909 was ontstaan als partij van orthodoxe marxisten, was de motor van dit laatst genoemde onderdeel. In 1918 deed dit oppositionele front zijn intrede in de Tweede Kamer. De SDP, die zich in dat jaar onder invloed van de Russische revolutie Communistische Partij in Nederland ging noemen, verwierf twee zetels, de Socialistische Partij (SP) een en de BCS eveneens een zetel, die door Kruyt werd ingenomen. Door de onderlinge verschillen in grondslag en in vraagstukken als het gebruik van geweld (door de BCS principieel afgewezen in tegenstelling tot de CPN) gingen de drie fracties niet over tot de vorming van één gezamenlijke fractie. Zij meenden echter wel dat er voldoende overeenstemming was om gezamenlijk een revolutionair-socialistische Kamerclub te vormen. Zo ontstond er steeds meer samenwerking en toenadering, waarbij Kruyt affiniteit ging vertonen met de CPN en ook persoonlijk goed bevriend raakte met de fractieleider D.J. Wijnkoop. Binnen de BCS was inmiddels een richtingenstrijd ontstaan tussen degenen die zich in anarchistische richting ontwikkelden (De Ligt en De Jong), degenen die de BCS op orthodox protestantse grondslag wilden plaatsen (zoals in 1907 het geval was geweest) en nu als derde vleugel de communistische waarvan Kruyt, Kamerlid en nog steeds voorzitter, de voorman was. Truus Kruyt voelde zich aangetrokken tot de anarchistische vleugel en ook met het door deze uitgedragen standpunt van principiële geweldloosheid. Zij mengde zich echter weinig meer in discussies. Op 18 oktober 1922 overleed zij na een slepende ziekte. Alle drie de groepen verwelkomden de Russische revolutie als een belangrijke stap voorwaarts naar het socialisme, maar de anarchistische vleugel weigerde zich ermee te identificeren vanwege het geweld van de bolsjewiki. Kruyt stelde zich aanvankelijk ook op het standpunt van de algehele geweldloosheid en zag daarin een verschil met de CPN. De fractievoorzitter van de SDAP P.J. Troelstra betitelde hem daarom als ‘het Tolstoyaanse vijgeblad voor het terrorisme van de communisten’. Kruyt begon echter zich met meer begrip uit te laten voor het gewelddadig optreden van de bolsjewiki, omdat alleen zo, door de omstandigheden afgedwongen, de revolutie verdedigd kon worden. Voorts meende hij dat berichten over terreur veelal onjuist of op zijn minst sterk overdreven waren. Hoezeer Kruyt de CPN naderde, blijkt uit het feit dat hij op uitnodiging van het partijbestuur als gast deel uitmaakte van de delegatie die het tweede congres van de Derde Internationale bezocht.3 De opening vond plaats op 19 juni 1920 in Petersburg, waarna op 23 juli de beraadslagingen in de troonzaal van het Kremlin voortgezet werden. Onder de meer dan tweehonderd vertegenwoordigers uit zevenendertig landen was Kruyt de enige christen en lid van een ‘Pfarrerorganisation’ (de BCS). Kruyt verbleef in totaal negen weken in Rusland en reisde het land door van het noorden naar de oostelijke punt van de Wolga, de stad Samara, bijna duizend kilometer ten oosten van Moskou. Tijdens die reis bracht hij het genoemde bezoek aan Jasjana Poljana.

Uiteraard viel het op dat de opvattingen van Kruyt over het gebruik van geweld verschoven. Eén van degenen die deze ontwikkeling kritisch signaleerde, was Hilbrandt Boschma. Deze was ‘evangelist’ (feitelijk voorganger) van een groep orthodoxe hervormden in Ruurlo en had mede door zijn publicaties landelijke invloed.4 Met zijn brochure Oorlog en christendom, die hij uitbracht kort na het uitbreken van de oorlog, stelde hij zich nadrukkelijk op christen-pacifistisch standpunt. Zijn pacifistische opvattingen bleef hij trouw. Zo sloot hij zich aan bij de radicaal pacifistische organisatie de Broederschap in Christus, die in 1918 door Kees Boeke was opgericht. Boschma en Boeke waren goed met elkaar bevriend.5 In Opwaarts had Boschma zich al gekeerd tegen de opvatting van Anke van der Vlies (beter bekend onder haar schrijversnaam ‘Enka’) inzake revolutie en geweld.6 Enka was mede-oprichter van de BCS in 1907 en behoorde tot de orthodox protestantse vleugel. Zij verwelkomde de Russische revolutie en verwierp de absolute geweldloosheid als zijnde een utopie, die de realiteit miskende. Boschma keerde zich tegen de legitimering van revolutionair geweld. De vraag of men omwille van de revolutie een doodslag mocht begaan, beantwoordde hij beslist met nee. In het blad van de Rotterdamse Vredeskring De Nieuwe Koers van oktober 1918 publiceerde Boschma het artikel ‘In de richting van het Ideaal’ waarin hij Kruyt bestreed. Hij hekelde degenen die zich antimilitarist noemden, maar het militarisme via de achterdeur weer binnenhaalden door het gebruik van geweld in de revolutie goed te keuren:

In Rusland waren er tal van menschen, die zeiden anti-militarist te wezen, en ze verheerlijkten Tolstoy als hun profeet. Ze zeiden, dat de soldaten de geweren “weg moesten gooien.” Maar toen de soldaten dat werkelijk deden kwamen zij en raapten ze zelven op, om er nog veel vreeselijker gebruik van te maken dan er vroeger van gemaakt was.”7

Boschma keerde zich, hoewel vele van Kruyts idealen ook de zijne waren, tegen het feit dat deze zich antimilitarist noemde. Hij haalde een uitspraak van Kruyt aan dat hij persoonlijk van het gebruik van elk geweld afzag, maar het gebruik ervan, voor nog één keer, in de Russische revolutie gerechtvaardigd achtte. In het genoemde artikel ‘Anti-militarisme, Tolstoy en geweld’ gaf Kruyt zijn reactie. Daarin verhaalt hij over zijn bezoek aan Jasjana Poljana, dat hij, zoals vermeld, bracht op aandringen van Lenin. Kruyt had namelijk in een gesprek met Lenin verteld over zijn bewondering voor Tolstoj, waarop deze hem op zijn beurt gewezen had op de betekenis van Tolstoj voor de Russische revolutie en er bij Kruyt op aan had gedrongen om het landgoed te bezoeken. Deze uitlatingen van Lenin komen overeen met wat bekend is van diens opvattingen over deze schrijver, die hij als een ‘pre-revolutionaire revolutionair’ zag. In 1908 had Lenin een essay gepubliceerd over Tolstoj als spiegel van de Russische revolutie. Hij prees Tolstoj daarin voor diens aanvallen op het tsarisme, maar verwierp diens filosofie van geweldloosheid, die hij mede schuldig achtte aan het mislukken van de poging tot revolutie in 1905. In 1910, na Tolstoj's overlijden, publiceerde Lenin drie nieuwe artikelen. Deze had zijns inziens tegenstrijdige impulsen gegeven, maar de natie had sinds 1905 vooruitgang geboekt. Tolstoj was een moeilijk geval voor de bolsjewiki. Hij genoot als schrijver en maatschappijcriticus een enorme populariteit in Rusland, maar zijn anarchisme en geweldloosheid pasten niet bij de bolsjewiki. Voor Lenin woog diens betekenis als maatschappijcriticus zwaarder. Het was op zijn persoonlijk initiatief dat het megaproject van de uitgave van het verzameld werk van Tolstoj topprioriteit kreeg in het culturele beleid en dat het staatspensioen voor Tolstoj's weduwe hersteld werd nadat het in 1917 verlaagd was.8 Ook sprak Kruyt met Paul Birukoff. Deze vooraanstaande tolstojaan schreef onder meer de eerste geautoriseerde en omvangrijke biografie over zijn leermeester. In de uitvoerige gedachtewisselingen die Kruyt met Birukoff had, betoogde deze dat het werk van Tolstoj in het huidige Rusland zijn nog niet-volkomene, maar wel zijn wordende vervulling bereikte:

Zonder iets tekort te doen aan Tolstoy's streven naar het absolute, aan zijn voorbeeld om door eenvoudige arbeid, in vrede met zijn naaste, in het zweet zijns aanschijns zijn sober levensonderhoud te verwerven, was Birukoff er stellig van overtuigd, dat het groote werk van den Meester bezig was zich te voltrekken en dat op den langen weg daarheen het huidige Soviet Rusland met zijn dictatuur van het proletariaat en zijn Roode Leger, een mijlpaal is.

Een soortgelijk oordeel gaf de voormalige persoonlijke arts van Tolstoj en boezemvriend Dusan Makovický, die hij op 11 juli in Jasja Poljana ontmoette.9 Inderdaad hadden de tolstojanen de februarirevolutie in 1917 en ook de daarop volgende bolsjewistische oktoberrevolutie verwelkomd. De bolsjewiki spanden zich immers in om de oorlog te beëindigen en ontnamen de kerk en de grondbezitters hun land. Het geweld vervulde de tolstojanen echter met afschuw.10 Het is opvallend dat Kruyt hierover niet bericht. Misschien komt dit omdat in die eerste jaren het nog niet duidelijk was in welke richting de revolutie zich zou gaan ontwikkelen en tolstojanen als Birukoff de hoop en verwachting koesterden dat het geweld een tussenstadium zou zijn op de weg naar een vrije en rechtvaardige samenleving.

Op 11 juli kwam Kruyt met tien andere reisgenoten onverwacht vanuit de nabijgelegen stad Tula aan op Jasjana Poljana. Zij werden daar door Tolstoj's dochter Tanja ontvangen (weduwe Sonja was in 1919 overleden). Lopend naar de kleine heuvel in het bos waar ‘de profeet’ (zoals ook Kruyt Tolstoj aanduidde) begraven was, vroeg hij diens dochter naar de ‘taaie leugens’ dat de bolsjewieken op het landgoed hadden huis gehouden en het graf van ‘de Meester’ hadden geschonden. Zonder voorbehoud antwoordde zij dat er niets van waar was. Uit eigener beweging vertelde zij dat na de februarirevolutie het ‘laagste toen nog bestaande (nu niet meer bestaande) gespuis uit de krotten van Tula en de landloopers die toen (nu niet meer) overal in Rusland, ook hier, rondzwierven’, hun slag probeerden te slaan. De soviet van Tuzla (de raad van arbeiders, boeren en soldaten die de stad bestuurde) had in de stad zelf door energiek optreden daar een eind aan gemaakt, maar in de omgeving zwierven zij nog rond op rooftocht. Daarop had Tolstoj's dochter aan Kerenski (de Russische regeringsleider van voor de bolsjewistische revolutie) getelegrafeerd om bescherming, omdat Jasjana Poljana ‘een historisch monument van Rusland was, wel waard om tegen plundering en verwoesting beschermd te worden.’ Kerenski antwoordde onmiddellijk en zond al op de volgende dag honderd twintig man cavalerie en zestig man infanterie alsmede een machinegeweer met bediening. Na ongeveer tien dagen vertrokken zij al omdat er niets was dat hun optreden nodig maakte. Achteraf bleek dat deze voorzorg overbodig was, omdat, indien nodig, boeren en hun vrouwen uit de omgeving, die dagelijks kwamen om bloemen bij het graf te leggen, zouden ingrijpen met hooivorken en harken. Kruyt wilde daarmee duidelijk maken dat de werkelijkheid toch gecompliceerder was dan Boschma besefte. De familie Tolstoj had zelf om gewapende bescherming gevraagd.

Inderdaad was na de februarirevolutie het hek van de dam gegaan en hadden boeren en gedemobiliseerde soldaten landgoederen geplunderd. Eeuwen van onderdrukking, zo betoogde de leider van de tolstojanen in Rusland, V.G. Chertkov, eisten hun tol. Voor Jasjana Poljana maakten de plunderaars geen uitzondering.11 Daarbij waren niet alleen mannen, maar ook vrouwen betrokken. Honderden vrouwen uit de omgeving hadden de uitgestrekte boomgaarden geplunderd en ongeveer 16.500 kilo aan fruit meegenomen. In de herfst vonden verdere plunderingen plaats. De weduwe van Tolstoj verzocht het Ministerie van Binnenlandse Zaken en lokale boeren om hulp. Toen eind 1917 een groep van jonge boeren en gedemobiliseerde soldaten de lokale bevolking aanzette om het landgoed te verwoesten, kreeg een rood leger de opdracht om in te grijpen indien dat nodig was en kwam er ook voor het eerst telefoon op het landgoed zodat om hulp gebeld kon worden naar het stadsbestuur van Tuzla, dat besefte dat dit landgoed speciale bescherming behoefde. De essentie van Kruyts relaas, dat de bolsjewieken het landgoed niet hadden geplunderd en dat Tolstoj's familie om bescherming had gevraagd, klopte. Wat hem blijkbaar niet verteld was betrof het volgende. Dochter Alexandra was in 1919 en 1920 twee maal door de geheime politie (de Cheka) gearresteerd geweest en gevangen gezet in een benauwde gevangenis vol met ratten, in afwachting van ondervraging door agenten. Dat alles wegens ‘contrarevolutionaire activiteiten’. Ook was er veel tie der Russische Soviets.’De geschiedenis, met inbegrip van die verloop hebben. Kruyt behoorde tot die westerse intellectuelen die een betere samenleving het gewelddadig karakter van het commuonenigheid over en tegenwerking bij de uitgave van het verzameld werk en over de inhoud van de annotatie. Wilde Tolstoj's dochter Tanja die andere kant niet vertellen uit angst voor problemen en in de hoop dat de bolsjewieken steun zouden geven aan het behoud van het landgoed en activiteiten om Tolstoj's literaire en politiek-maatschappelijke erfenis te bewaren? Hierbij moet nogmaals opgemerkt worden dat het gewelddadig karakter van de Russische revolutie niet ontkend werd, maar er hoop was en bij Kruyt de stellige overtuiging dat dit een overgangssituatie weerspiegelde, opgedrongen door de omstandigheden. Pacifisme had het einde van de revolutie betekend. Hoe het ook zij, het verhaal over het bezoek aan Jasjana Poljana had tot functie om duidelijk te maken dat Kruyt een grondig onderzoek had ingesteld, dat uitwees dat zelfs de tolstojanen, aanhangers van geweldloosheid bij uitstek, uiteindelijk een positief oordeel hadden gegeven over het bolsjewisme. ‘De waarheid over Rusland’ was de titel van de rede die Kruyt na zijn terugkeer op vele plaatsen in Nederland hield. Hij was bevestigd in zijn mening dat er weliswaar geweld voorkwam in Rusland, maar dat er geen sprake was van een onderdrukkend militaristisch systeem. Integendeel, het licht was opgegaan in het Oosten en een nieuwe socialistische samenleving werd opgebouwd: ‘Als het klare licht (…) staat daar in 't verre Oosten de burcht der wereldvernieuwing, de uit zegevierende revolutie geboren Federa12 van de behandeling van de tolstojanen in Rusland, zou een ander uit diepe onvrede met hun eigen samenleving in verlangen naar nisme zwaar onderschatte.


1 Zie: Rudolf Jans, Tolstoj in Nederland, Bussum 1952; Dennis de Lange, Tolstojanen in Nederland. Het tolstojanisme als sociale beweging, Utrecht 2010,2011.

2 Zie: Herman Noordegraaf, Het christen-socialisme van John William Kruyt en Truus Kruyt-Hogerzeil, Voorburg 1990. Over het bezoek: 136/137. Voor een beknopte versie van deze biografie met verwerking van nieuwe gegevens: idem, ‘John William Kruyt (1877-1943). Van christen tot communist’, in: Paul Werkman/Rolf van der Woude (red.), Bevlogen theologen. Geëngageerde predikanten in de negentiende en twintigste eeuw, Hilversum 2012, 261-284.

3 Zie: Noordegaaf, Het christen-socialisme, pp. 135-139.

4 Over Boschma, zie: Aad Schravesande, Hilbrandt Boschma (1869-1954) als christen-militarist, Amsterdam 1993 (ongepubliceerde doctoraalscriptie); idem, lemma Hilbrandt Boschma, in: Biografisch Lexicon voor de Geschiedenis van het Nederlands Protestantisme. Deel 4, Kampen 1998, 41-43.

5 Daniela Hooghiemstra, De geest in dit huis is liefderijk. Het leven en De Werkplaats van Kees Boeke (1884-1966), Amsterdam-Antwerpen 2013, s.v..

6 Zie voor het volgende: Schravesande, Hilbrandt Boschma, 33-36.

7 Kruyt citeert een deel van Boschma's artikel in zijn repliek ‘Anti-militarisme, Tolstoy en geweld’, in: Opwaarts (13), 29 october 1920. Zie voor het volgende ook dit artikel van Kruyt.

8 Voor Lenin over Tolstoj: Rosamund Bartlett, Tolstoy. A Russian Life, London 2010, 409, 415, 425.

9 Bartlett, Tolstoy, 402.

10 Bartlett, Tolstoy, 424.

11 Voor het volgende, Bartlett, Tolstoy, 423/424.

12 J.W. Kruyt, ‘De tijd waarin wij leven’, in: Opwaarts 15 november 1920.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2014

DNK | 80 Pagina's

De waarheid over Rusland

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2014

DNK | 80 Pagina's