GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

‘Onze hemelse Vader beschikt over goud en zilver’

Bekijk het origineel

‘Onze hemelse Vader beschikt over goud en zilver’

Fonds Nuis in de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten1

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een erfenis

Op 6 juni 1950 overleed de Soestenaar Gerrit Nuis. Hij was toen 76 jaar oud en sinds 4 september 1933 weduwnaar van Berendina Wildeboer, met wie hij op 1 augustus 1902 in het huwelijk was getreden.2 Zijn jongere broer Gezinus Nuis (1877-1953), hervormd predikant, plaatste namens de familie een advertentie.3 Het echtpaar Nuis had geen kinderen. Toen Gerrit in het huwelijk trad, was hij schipper en op zijn persoonskaart uit 1946 staat ‘rentenier’.4 Over zijn maatschappelijke carrière en beroep is verder niets bekend.5

Behalve een pand aan de Prins Bernhardlaan (voorheen Willem de Zwijgerlaan) 2 te Soest liet Nuis bij zijn overlijden een aanzienlijk vermogen na aan de in 1881 opgerichte Bond van Vrije Evangelische Gemeenten, die hij tot zijn enige erfgenaam benoemde. Deze Bond werd gesticht door enkele leerlingen van ds. H.W. Witteveen, die maatschappelijk en missionair zeer actief was.6 In de tijd van Nuis telde de Bond ongeveer 5.500 leden. Er waren ruim dertig gemeenten en evenzoveel predikanten. De verwachting van een spoedige wederkomst van Christus speelde in die jaren een belangrijke rol.7 Hoewel Nuis moet hebben gesympathiseerd met de Bond, zijn er tot nu toe geen sporen van hem gevonden in archieven van gemeenten.8

Vlak voor het einde van de Tweede Wereldoorlog op 19 april 1945 liet Nuis zijn testament opmaken door notaris A.O. Dammers te Soest.9 Er stond een aantal belangrijke bepalingen in. Nuis beschikte dat zijn huis na zijn dood gebruikt zou worden voor evangelisatiewerk. In de voorgevel moest binnen een jaar na zijn overlijden een steen gemetseld worden met de inscriptie: ‘Dit gebouw is geschonken door den Heer G. Nuis om daarin Gods Woord te verkondigen. Moge Zijn Zegen hierop rusten.’10 Uit de revenuen van het vermogen moesten de kosten worden bestreden ‘van opleiding tot predikant bij de Vrije Evangelische Gemeente van hen, die blijkens hun rapporten in ontwikkeling uitblinken.’ Om geïnteresseerden te attenderen op de mogelijkheid van subsidie zou elk jaar in diverse periodieken een oproep worden geplaatst, met het opschrift: ‘Beurs G. Nuis, Mevr. B. Nuis-Wildeboer’. De naaste bloedverwanten van Nuis en zijn echtgenote hadden voorrang. Als na herhaalde oproep zich geen familieleden meldden, kwamen ook anderen in aanmerking.11

Gewetensgeld

Het comité – het bestuur van de Bond – werd kort na het overlijden van Nuis door notaris M. van Veeren, opvolger van Dammers, op de hoogte gebracht van diens laatste wilsbeschikking en besloot op 26 juni 1950 ‘deze nalatenschap onder voorwaarde van boedelbeschrijving te aanvaarden’.12 De predikanten D.W. Veldkamp en P. van Vliet werden aangewezen om namens het comité de zaak te behartigen. De notaris had in een Memorie naast het testament een overzicht gegeven van de verschillende onroerende goederen, effecten en hypothecaire vorderingen die Nuis had nagelaten. Een deel van zijn vermogen bestond uit grond in de gemeenten Stad en Ambt Vollenhove, Blokzijl, Zwartsluis en Giethoorn, vermoedelijk afkomstig van zijn schoonvader Klaas Wildeboer (1842-1908), die landbouwer was geweest.13 In zijn effectenportefeuille zaten onder meer aandelen van Philips, Shell Union Oil, Werkspoor en Mexico International Railroad Company.

Uit de Memorie bleek verder dat Nuis een bedrag van ƒ31.000,- (ca. €100.000,-) aan papiergeld verborgen had gehouden voor de fiscus. Het ging om ‘te laat ingeleverde bankbiljetten van ƒ1.000,- en ƒ500,- [en] niet opgegeven gouden tientjes’.14 Dit geld had na de oorlog ingeleverd moeten worden. Begin 1951 kwam er uitsluitsel over deze kwestie. Tijdens een vergadering van het comité op 7 februari werd melding gemaakt van een schrijven van notaris Van Veeren. Daarin stond ‘dat de Inspecteur der Belastingen aanneemt, dat de ƒ30.000,- bankbiljetten reeds in 1940 in het bezit waren van de heer Nuis. Maar daar de heer Nuis dit bedrag verzwegen heeft, eischt de Insp. ƒ12.000,- (ca. €45.000,-) gewetensgeld.’15 De vertegenwoordigers van het comité waren met deze uitkomst akkoord gegaan en hadden daarvoor een verklaring getekend. Uit het verslag van de vergadering blijkt dat men opgelucht was. ‘Er is dus ƒ18.000,- gered’, schreef de secretaris van het comité. Men had waarschijnlijk rekening gehouden met een veel hogere heffing op het verzwegen geld.

Voor de bepaling van de hoogte van de heffing heeft de inspecteur der belastingen gebruik gemaakt van naoorlogse wetgeving. Ten gevolge van het Buitengewoon Navorderingsbesluit van 3 september 1945 was het mogelijk 30% gewetensgeld te heffen op vermogen dat niet was opgegeven.16 In antwoord op Kamervragen had minister P. Lieftinck uiteengezet ‘dat genoemde 30% bedoeld is als vergoeding voor de ook in het verleden te weinig betaalde belastingen’.17 Het gewetensgeld dat Nuis had moeten afdragen, werd nu door het comité betaald.

Op 13 juli 1951 verscheen er voor het eerst een mededeling in Ons Orgaan over de erfenis van Nuis. Men was dankbaar en ging ervan uit dat God de hand had gehad in deze schenking. ‘Onze hemelse Vader beschikt over goud en zilver’, stond aan het einde van het bericht. De officiële overdracht van de nalatenschap volgde op 18 september 1951. Het vermogen bedroeg na aftrek van diverse belastingschulden en andere kosten ongeveer ƒ90.000,- (ca. €300.000,-).18

De erfenis van Nuis zou in de loop van de tijd een belangrijke bijdrage leveren aan de opbouw van de Bond en nieuwe activiteiten mede mogelijk maken, zoals hierna zal blijken. Ook zou zijn vermogen ten goede komen aan de academische theologiebeoefening in de Bond, onder meer door de financiering van een parttime promotieplaats.19

Een fonds voor theologiestudenten

Toen Nuis in 1950 overleed, had de Bond sinds een aantal jaren weer een eigen predikantenopleiding. Deze was in 1927 in Apeldoorn van start gegaan, maar al in 1937 – na het overlijden van rector ds. A. Winckel – gesloten. Eind 1945 werd de school heropend en in 1946 gevestigd in Utrecht. Vijf studenten hadden zich aangemeld en in de navolgende jaren volgden er meer, zodat in de jaren vijftig en zestig het studentental gemiddeld rond de tien lag. Deze studenten waren aangewezen op financiële steun vanuit de Bond, omdat zij niet in aanmerking kwamen voor rijkssubsidie. Dat veranderde pas toen de opleiding in 1970 werd verbonden aan de Universiteit van Utrecht.20

Vanaf 1955 werden geregeld bedragen van ƒ600,- (ca. €1.500,-) of meer uitgekeerd aan studenten van de eigen opleiding. Omdat de revenuen van Fonds Nuis meestal niet voldoende waren, moest worden bijgepast uit het Studiefonds, waarvoor de gemeenten jaarlijks collecteerden. Dit fonds was al ver voordat Nuis zijn vermogen aan de Bond naliet in het leven geroepen om studenten die werden opgeleid tot vrij evangelisch predikant financieel te ondersteunen.21 Het Studiefonds werd oorspronkelijk beheerd door het comité, dat deze voorziening had gecreëerd.

In 1969 deed de toenmalige rector ds. P.E. van Staveren haarfijn uit de doeken hoeveel geld er jaarlijks uit Fonds Nuis beschikbaar was en hoe belangrijk het was dat de gemeenten daarnaast bleven gearchicollecteren voor het Studiefonds. In een open brief aan de gemeenten schreef hij:

Van het fonds Nuis mogen alleen de renten worden gebruikt voor het verlenen van financiële steun aan de studenten. Deze renten bedragen jaarlijks ƒ6.000,-. Hieruit worden de kollegegelden betaald en de rest wordt naar redelijkheid verdeeld tussen de studenten. Dit laatste komt bij vijf studenten neer op ongeveer ƒ900,- per student per jaar.22

Hij rekende voor dat een student jaarlijks ƒ4.500,- (ca. €9.000,-) nodig had.

Verkoop van het huis te Soest

Nuis’ woning te Soest werd in 1968 betrokken door A. van Schalm, die ‘gaarne genegen [was] zo twee keer per jaar zijn woonruimte ter beschikking te stellen voor 't houden van een bijbelkring’.23 Tussen hem en het comité ontstond nadien een conflict over de huur, het onderhoud en onderhuur.24 Uiteindelijk wilde het comité hem uit het pand zetten en stapte naar de rechter. Op 6 augustus 1976 diende een kort geding over deze zaak voor de Utrechtse arrondissementsrechtbank. Het comité verloor met als belangrijkste overweging van de rechter ‘dat er een ongesigneerd huurkontrakt was, waarin de rechten voor de heer Van Schalm voor 10 jaar zijn vastgelegd’.25 Na deze uitspraak overwoog het comité het pand te verkopen en raadpleegde notaris M.H.A. van Veeren, die in 1968 zijn vader was opgevolgd. Deze waarschuwde dat het huis vanwege de bestemming voor evangelisatiewerk in feite onverkoopbaar was. Als verwanten van Nuis er lucht van zouden krijgen dat het pand niet meer voor dat doel gebruikt werd, zouden zij het huis direct kunnen opeisen. Volgens de notaris was ‘niemand zo gek een dergelijk huis te kopen’. Maar ‘die “gek” is er wel’ schreef ds. A.C. Louwerse droogjes in een rapport.26 Garagehouder M. Oskamp uit Soest was bereid het huis te kopen met de huurder erbij. Ook was hij bereid om in de koopakte te laten opnemen dat hij op de hoogte was van de bepalingen van Nuis. Het gevolg was wel dat het huis voor een lage prijs werd verkocht. Het pand, dat op ƒ100.000,- (ca. €120.000,-) was getaxeerd, werd op 29 november 1976 voor ƒ37.500,- (ca. €45.000,-) aan Oskamp verkocht.27 De ‘winst’ (ƒ28.500,-) werd niet gestort in Fonds Nuis, maar op een kapitaalrekening, vermoedelijk ten behoeve van een algemeen reservefonds.28 Het werd gereserveerd voor een nieuw pand, zoals twee jaar later bleek toen het comité besloot om de grond te Blokzijl en Zwartsluis te verkopen en de ‘winst’ daarvan (ƒ89.500,- resp. ƒ23.000,-) onder te brengen in het reservefonds ‘diensten centrum’. Aldus werd ‘een begin gemaakt met het reserveren van geld voor een eventueel aan te schaffen pand dat kan dienen als dienstencentrum (c.q. bondsbureau, administratief centrum) van de Bond’.29 In 1980 werd dit doel met de aankoop van een pand in Velp gerealiseerd.30

Waarvoor werd Fonds Nuis in latere jaren gebruikt?

Het heeft lang geduurd voordat een officiële regeling voor de bestemming van de fondsgelden tot stand kwam. In 1973, toen het Studiefonds onder beheer kwam van het bestuur van het seminarium, werd met het comité overlegd over een definitieve regeling ten aanzien van de aanvullende gelden uit Fonds Nuis die aan studenten konden worden uitgekeerd.31

Een overzicht voor de jaren 1981 tot en met 1989 geeft aan dat in deze periode aan een studentengroep van ongeveer twaalf personen ruim ƒ87.000,- (ca. €65.000,-) werd geleend als renteloos voorschot, waarvan eind 1989 inmiddels ruim ƒ49.000,- (ca. €38.000,-) was afgeschreven of kwijtgescholden.32 Het geleende bedrag betrof zowel academisch studerenden als ook studenten die via een bijzondere regeling tot de studie waren toegelaten.33 In deze tijd kwam, onder aanvoering van de studenten, een nieuwe vraag op: wat zijn naar redelijkheid onze verplichtingen als wij niet of niet geheel in dienst komen van een Vrije Evangelische Gemeente, maar dat wel zouden willen? Is het redelijk dat dan de kwijtscheldingsregeling van zowel Fonds Nuis als het Studiefonds (10% per jaar voor elk volledig gewerkt jaar in de Bond) niet of slechts ten dele opgaat? Studenten stelden deze vraag omdat zij beseften dat zij niet zo gemakkelijk aan het werk zouden komen. Verschillende gemeenten verlieten sinds 1979 de Bond uit onvrede over zijn meer progressieve en oecumenische koers. Bovendien daalde door ontkerkelijking het ledental van veel gemeenten, met minder arbeidskansen als gevolg. In de jaren negentig werd de kwijtscheldingsregeling daarom aangepast. Ondertussen werden subsidies uit het fonds aangewend om bijv. kosten van stages of van proefpreken te vergoeden. Ook door het comité of bestuur ter beschikking gestelde boeken en studentenactiviteiten werden uit beide fondsen bekostigd.34

Verbreding van de doelstelling

Al vanaf het begin werden vragen gesteld over de uitkeringsmogelijkheden van Fonds Nuis. Kon het geld alleen worden aangewend voor de ambtsopleiding? Sommige predikanten en gemeenteleden wilden het geld ook inzetten voor evangelisatie, gemeentestichting, aankoop kerkgebouwen en gemeente-opbouw.35

Voor een deel is daaraan in de eenentwintigste eeuw tegemoet gekomen. Tot dan toe werd gesteld dat slechts de jaarlijkse revenuen van Fonds Nuis ter beschikking mochten komen, en dat deze alleen aan studenten konden worden uitgekeerd. In toenemende mate werd deze groep kleiner en daalde vanaf 2004 tot twee personen. Naar verwachting zou deze trend zich in de toekomst voortzetten. Inmiddels was het kapitaal, waarvan steeds minder gebruik gemaakt werd, fors opgelopen. Opnieuw kwam de vraag op of de rente niet voor andere doeleinden kon worden gebruikt. Dat vereiste een herinterpretatie van het testament van Nuis en wijziging van de erflast, waarvoor een rechter toestemming moest verlenen. In opdracht van het comité werden diverse notities over uitbreiding van de bestedingsmogelijkheden geschreven en advocaten geraadpleegd.36 Na uiteenlopende opties kon de vraag – uitbreiding van mogelijkheden – aan de Rechtbank Arnhem worden voorgelegd. Deze herinterpreteerde op 27 maart 2008 de erflast en wijzigde deze in die zin dat de revenuen van het fonds aangewend konden worden voor de navolgende doelen:

– nascholing van predikanten, pastoraal werkers en kerkelijk werkers;

– toerusting van hen in de vorm van studie of aanvullende opleiding ten dienste van Bond en gemeenten;

– financiering van projecten van gemeenteopbouw door plaatselijke ondersteuning en door regionale of landelijke cursusdagen;

– kadervorming door middel van cursussen in interkerkelijk verband voor ouderlingen en diakenen die op een kundige en eigentijdse wijze invulling geven aan hun ambt.

De rechtbank wees andere verzoeken van het comité af, zoals:

– ondersteuning van het jeugdwerk binnen de Stichting Jeugden Jongerenpastoraat;

– ondersteuning aan de instandhouding van de gemeenten.37

Deze beschikking heeft geleid tot nieuwe regelgeving voor Fonds Nuis, die op de Bondsvergadering van 7 november 2009 werd vastgesteld.38

Balans

De erfenis van Gerrit Nuis heeft veel teweeggebracht. Allereerst bij de start van Fonds Nuis. Hoe om te gaan met dit deels ‘verdachte’ geld? Vervolgens bleek dat de jaarlijkse renteopbrengst van het fonds niet voldoende was voor het groeiend aantal studenten in de jaren vijftig, zestig en zeventig. Immers, om hen op enig niveau te kunnen uitbetalen, moest ter aanvulling ruimhartig gebruik worden gemaakt van het oudere Studiefonds. In de jaren zeventig werden huis en landerijen van Nuis omgezet in gelden waarvan de meeste niet werden aangewend voor studenten, maar voor een investering in het dienstencentrum te Velp. Toch konden de aanvragen van studenten in de jaren tachtig en negentig geheel worden gehonoreerd en werden de beperkte kwijtscheldingsmogelijkheden bijgesteld. Ook werd een promotieplaats met geld van het fonds gerealiseerd. Tenslotte vond verbreding plaats en werden de beheerders in staat gesteld in te spelen op uitdagingen, waarvoor de Bond zich in toenemende mate gesteld zag.

Er is nu meer mogelijk dan Nuis ooit voor ogen kan hebben gehad. Ligt nascholing en permanente educatie van beroepskrachten min of meer voor de hand, anders is dit met verbreding in de sfeer van toerusting van gemeenten en hun ambtsdragers.

Uiteindelijk lijkt de erfenis van Gerrit Nuis goed beheerd te zijn, want het naar hem genoemde fonds beschikt nog altijd over grote bedragen aan vrije reserve en bestedingsruimte. Vermoedelijk zou hem dat deugd hebben gedaan en zou hij ook nu nog kunnen instemmen met de blije uitroep van het comité destijds: ‘Onze hemelse Vader beschikt over goud en zilver.’


1 Opgedragen aan ds. A.C. Louwerse, die deze bijdrage zou schrijven, maar op 1 aug. 2014 onverwachts overleed.

2 Blijkens de bijlagen bij de huwelijksakte was Nuis geboren te Smilde op 20 okt. 1873. Zijn vrouw was geboren op 5 febr. 1877. Zie het digitale huwelijksregister van de Historische Vereniging Avereest, www.bonmama.nl/ avhuw.php.

3 Familieadvertenties Nuis, cbg Den Haag, Fiche 5053, 5.

4 Persoonskaart Gerrit Nuis, 1 nov. 1946, cbg Den Haag.

5 Contact met zijn achterneef mr. C.T.E. Nuis – kleinzoon van Gezinus Nuis – heeft geen aanvullende biografische informatie opgeleverd.

6 Zie R.E. van der Woude, ‘Hermanus Willem Witteveen (1815-1884). Een wonderlijk en zonderling heilige’, in: P. Werkman en R.E. van der Woude (red.), Bevlogen theologen. Geëngageerde predikanten in de negentiende en twintigste eeuw, Hilversum: Verloren, 2012, 89-118.

7 Zie A.C. Louwerse, Totdat Hij komt. De Bond van Vrije Evangelische Gemeenten in Nederland van 1933-1942, Brochurereeks Bond nr. 17, Bond veg: Velp, 2003.

8 Uit navraag is gebleken dat Gerrit Nuis niet voorkomt in de ledenregisters van de veg Hilversum en de bij haar horende kring Baarn, de veg Bussum, Utrecht en Zeist. In Soest is nooit een veg gesticht. Contact met diverse personen uit de Protestantse Gemeente, de Hersteld Hervormde Gemeente en de Hervormde Evangelisatie te Soest heeft geen informatie opgeleverd over een attestatie van Nuis naar een veg.

9 Het testament is opgenomen in de Memorie van aangifte voor het recht van Successie der nalatenschap van nu wijlen de heer Gerrit Nuis. Deze Memorie en andere notariële stukken m.b.t. Fonds Nuis zijn te vinden in Het Utrechts Archief (hua), Bond veg, toegangsnr. 347. Zie aanvullende lijst 1963- 1980, nr. ii.10 ‘Nalatenschap Gerrit Nuis 1950’. Ten tijde van het schrijven van dit artikel was dit materiaal nog niet gearchiveerd.

10 De steen bevindt zich nog steeds in de voorgevel van het huis. In de inscriptie is ‘den Heer’ veranderd in ‘de Heer’, ‘hierop’ in ‘daarop’.

11 Incidenteel verscheen in Ons Orgaan (oo), het landelijke blad van de Bond, een oproep. Zie oo 7 sept. 1951; 1 mei 1956; 15 apr. 1957; 15 jul. 1958; 1 jun. 1962; 1 aug. 1972; nov. 1979; jul./ aug. 1981; mei 1982. Zie ook familieadvertenties Nuis, cbg Den Haag, fiche 5053, 10.

12 hua, 347, Notulen comité 26 jun. 1950.

13 Zie de bijlagen bij de huwelijksakte van Nuis uit 1902.

14 In het verslag van de Bondsvergadering van 1951 wordt gemeld dat men na de dood van Nuis ƒ32.000,- aan papiergeld vond ‘en in een pot met rijst 824 gouden tientjes’. Zie hua, 347, Notulen Bondsvergadering 25- 27 juni 1951, 25. Het is niet meer na te gaan hoe Nuis aan dit geld gekomen is. Uit onderzoek in het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging en de archieven van het Nederlands Beheersinstituut en Stichting Toezicht Politieke Delinquenten van het Nationaal Archief zijn geen dossiers gevonden met betrekking tot Gerrit Nuis.

15 hua, 347, Notulen comité 7 febr. 1951. In de verschillende stukken wordt niet steeds hetzelfde bedrag aan papiergeld genoemd.

16 Vermoedelijk ging de belastinginspecteur in het geval van Nuis uit van een totaalbedrag van ƒ40.000,- (ca. €135.000,-) (inclusief de gouden tientjes) en berekende daarover 30%.

17 Zie Staten Generaal Digitaal (sgd), Kamerstukken Tweede Kamer 1947/1948, Kamerstuknr. 628.8, p. 22.

18 Zie hua, 347, bij de niet gearchiveerde stukken ii.10, Vermogen van wijlen de Heer G. Nuis per 18/9/1951.

19 Dit gold voor de promotieplaats van L. Mietus, die in 2006 promoveerde.

20 Zie over de geschiedenis van de theologische opleiding van de Bond: A.C. Louwerse, Van beneden gezien een waagstuk. 75 jaar Seminarium van de Vrije Evangelische Gemeenten, Brochurereeks Bond nr. 14, Velp, 2002. In 2007 is het seminarium ondergebracht bij de Protestantse Theologische Universiteit en sinds 2012 gevestigd in Amsterdam.

21 In 1923 nam de Bond een reglement voor dit fonds aan en werd een ‘studiefondscommissie’ geïnstitueerd, zie oo 1 jul. en 1 aug. 1923.

22 oo 1 febr. 1969.

23 Zie hua, 347, bij de niet gearchiveerde stukken ii.11, Notulen van de Comitévergaderingen 06.05.1971.

24 Zie hua, 347, bij de niet gearchiveerde stukken ii.11, Notulen van de Comitévergaderingen 12.06.1972, 12.05.1973, 01.09.1973, 09.02.1974, 08.05.1976. Zie verder Notulen db comité, 31.03.1976.

25 Zie hua, 347, ii.11, Notulen db comité 19.08.1976. Zie voor een kopie van de uitspraak van de rechter hua, 347, bij de niet gearchiveerde stukken ii.17 Fonds Nuis Huis Soest, 1975-1977. Blijkens het processtuk had Veldkamp in 1968 een contract met de huurder gesloten zonder te tekenen.

26 Zie hua, 347, ii.11, Bijlage bij Notulen db comité 14.10.1976, rapportage algemeen sekretaris no. 7. Louwerse memoreert ook de uitspraak van de notaris.

27 Zie de koopovereenkomst, blad 1, hua, 347, ii.17 Fonds Nuis Huis Soest. Zie ook het taxatierapport 11 okt. 1976 van makelaar H.A. Butzelaar, die het pand ‘vrij van huur en geheel ontruimd’ op ƒ100.000,- taxeerde.

28 ab (Archief Bondsbureau) Stukken bv (Bondvergadering) 1977, 23, 24. Vanaf deze periode zijn de archiefstukken van de Bond geraadpleegd bij het bondsbureau in Velp.

29 hua, 347, ii.11, Notulen db comité 14.12.1978. Stukken bv 1979, 53.

30 Zie oo okt. 1980, ‘Mededelingen’, en nov. 1980. Het bondsbureau werd 1 jan. 1981 in gebruik genomen.

31 Stukken bv 1974, 29 (Jaarverslag seminarium 1973).

32 ab, doos 87 (Fonds Nuis), ongedateerd overzicht van leningen t/m 1989.

33 Bedoeld zijn studenten die geen academische theologische opleiding volgden, maar wel – na een voorbereidende studieopdracht – de door het seminarium verzorgde kerkelijke opleiding.

34 ab, doos 87.

35 Zie hua, 347, Notulen comité 13 dec. 1951 en 20 febr. 1952; Stukken bv 1952, 21; ab, doos 87 correspondentie H. Weima en de structuurcommissie van de Bond (1986).

36 Notities van J. Oost (28.10.2006) e.a., ab, archiefstukken B. van Petersen/ Fonds Nuis.

37 Zie ab, archiefstukken B. van Petersen/Fonds Nuis. Voorafgaand aan de uitspraak van de rechter vond een hoorzitting plaats op 20.02.2008. J. Oost en A.C. Louwerse schreven op 25.08.2008 een slotmemo over deze zaak.

38 Een jaar later werd een regeling aangenomen voor het Studiefonds. De regelingen zijn opgenomen in het Vademecum van de Bond, editie 2012, V.7 (Fonds Nuis) en V.8 (Studiefonds).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2015

DNK | 94 Pagina's

‘Onze hemelse Vader beschikt over goud en zilver’

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2015

DNK | 94 Pagina's