Thans kan medegedeeld, dat het

Thans kan medegedeeld, dat het voorsX& \-Kol in den Utrechtschen Kerkeraad aldus luidde:

De vergadering, gehoord het rapport en de conclusie; — de commissie dankzeggende voor hare moeite, besluit rapport en conclusie niet in behandeling te nemen, maar aan den Bijzonderen Kerkeraad de vraag te richten of het niet noodig is, nauwkeuriger dan tot hiertoe geschied is, toezicht te houden op de inkomende en uitgaande attestatiën.

Dit bevestigt dus ten volle ons vorig schrijven: i". dat het rapport met zijn conslusie in de doos ging; en 2*. dat slechts een zeer vaag voorstel er voor in plaats kwam.

Thans echter is de zaak op een beteren weg gekomen, en in zooverre heeft de heer Kol toch medegewerkt, om de zaak vooruit te brengen.

Op zijn voorstel is namelijk in de vergadering van 7 Maart door de heeren Ds. Ringnalda en Hoekstra dit amendement voorgesteld:

Met dien verstande dat attestatiën van of naar elders zullen worden aangenomen of afgegeven, en inschrijvingen van hen, die hier woonachtig maar elders «aangenomen" zijn, alleen na de erkenning der betrokken personen, dat zij instemmen met de belijdenis der kerk, door overeenkomstig de tweede doopvraag, te verklaren: dat zij de leer, die in het O. en N. Testament en in de artikelen des Christelijken geloofs begrepen is en in de Chr. kerk alhier geleerd wordt, bekennen de waarachtige en volkomene leer der zaligheid te wezen.

Onder de discussie over dit amendement telde Ds. Gewin dit eenigszins gewijzigde mendement voor:

Met dien verstande, dat allen, die met attestaties of bewijs van aanneming inkomen, nadat hun woonplaats door den koster zal bekend gemaakt zijn, zullen bezocht worden door den wijkpredikant, vergezeld van een ouderling, die hun, vóór zij worden ingeschreven, de tweede vraag van het doopformulier ter beantwoording zullen voorleggen; — en dat zij, die de gemeente verlaten, geen volledige attestatie zullen ontvangen dan nadat zij voor een daartoe benoemde commissie op dezelfde vraag toestemmend zullen geantwoord hebben.

Daar dit hetzelfde inhield als het eerste mendement, maar de wijze van uitvoering ets nader regelde, trok Ds. Ringnalda ierop zijn voorstel in.

Het voorstel-Gewin wierd daarop aangeomen, o. a. met de stemmen van de heeren s. Felix, Ringnalda, Gewin en Hoekstra.

Hiermee is men er echter nog lang niet; ant naar verluidt heeft Ds. Verhoeff verietiging van dit besluit aangevraagd bij het lassicaal Bestuur.

Wat onheilige toestanden toch!

Alles toegelaten en alles geoorloofd, aleen het opkomen voor de belijdenis onzes eeren Jezus Christi niet!

En inmiddels zijn Ds. Ringnalda c. s. door et Classcicaal Bestuur van Utrecht naar et Provinciaal Bestuur van Utrecht verezen, om afgezet te worden.

En dat terwijl alle ongodisterij ea Chrisusverloochening in de kerk van Utrecht rij spel heeft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen