Met onbetwistbare juistheid
Met onbetwistbare juistheid heeft de heer Docent Wielenga in zijn redevoering over de Doleerende Kerken aangetoond, wat trouwens niemand ooit weersproken had, dat de doleerende kerken die in de 17e eeuw tegenover het Remonstrantisme optraden, niet gebroken hebben met het toenmalig kerkverband.
Integendeel, ze stelden er destijds alle prijs op, dat kerkverband juist te bewaren, en voorzooveel de publieke kerken in goeden geest waren, aarzelden deze publieke kerken dan ook geen oogenblik, om de doleerende kerken als de wezenlijke en echte kerken Christi in zulk een stad of dorp te eeren en te erkennen.
Ze vroegen niet, of er onder de tegenstanders der doleerende kerken in zulk een plaats ook nog belijders van Christus of ook nog orthodoxe ambtsdragers waren. Integendeel, wie, hoe orthodox overigens ook, op het punt van den vrijen wil de zuivere belijdenis weersprak of niet beleed, wierd, zoo hij ambtsdrager was, eenvoudig afgesneden.
Ëen afsnijding, die geen ban insloot, maar eenvoudig te kennen gaf, dat men voorshands niet meer met dezulken saam kon arbeiden, en alzoo, in afwachting van betere tijden, elk zijn eigen gang ging.
Ja zoozeer stonden de Gereformeerde kerken destijds (ze mochten dan publiek of doleerend zijn) op de vasthouding aan het bestaande kerkverband, dat zij juist rusteloos op Synodaal saamkomen aandrongen.
Intusschen dit ging slechts zoover het voeten had.
Lang niet overal gelukte het op die wijs in de bestaande Classis te komen; en dan formeerde men zelf door afsnijding, een Gereformeerde Classis tegenover de Remonstrantsche.
Lang niet overal kon men provinciaal vergaderen, en dan, Doe. Wielenga zegt het zelf, vergaderde men officieus (dus buiten het verband).
En van een Synode-Generaal kon vooreerst niet komen, zoodat alle generale overleg in conferentie ging. Ook buiten het kerkverband.
Teiwijl eindelijk in de provincie Utrecht de Remonstranten derwijs het rijk in hadden, dat de doleerenden er eigenlijk geheel buiten het verband waren geplaatst.
De opmerking van Doe. Wielenga is dus volkomen juist: De toenmalige doleerende kerken hebben niet het kerkverband verbroken, maar alleen gebroken met de plaatselijke organisatie.
Edoch, en hierin ligt, zoo we wel zagen, al de kracht van dit argument tegen ons machteloos: Ze verbraken toen het kerkverband niet, omdat het een Gereformeerd kerkverband was, en heur medekerken ze grootendeels erkenden.
Had destijds Oldenbarnevelts project reeds kracht van wet gehad, en hadden de politieke heeren hun „kerkelijke wetten" toen reeds kunnen doordrijven, dan zoudt ge eens gezien hebben, hoe ook destijds de doleerende kerken dit verband zouden hebben opgezegd, om aanstonds het beter te zoeken.
Maar Oldenbarnevelt had op dit stuk zijn zin nog niet kunnen doen dan alleen ten deele in Utrecht; en daar juist, Doe. Wielenga erkent het wederom zelf, liepen de zaken dan ook geheel anders.
Ten tweede, in classes en provinciën waar heur medekerken niet hielpen, hielp heur blijven in het kerkverband haar niets, en waren ze wel genoodzaakt terstond nieuwe organen en geledingen voor het kerkverband te zoeken.
En ten derde, ook zöo nog waren ze vaak, evenals inde i6s eeuw, tot officieus eonventikel gedwongen, omdat het officieel niet ging.
Hieruit volgt alzoo, dat Doe. Wielenga volkomen naar waarheid heeft aangetoond, dat hetgeen nu de doleerende kerken doen, volstrekt niet op alle punten hetzelfde is, als wat de doleerende kerken in de 17e eeuw deden.
Natuurlijk niet.
Onze vaderen deden drie dingen: i". maakten ze hun kerk los van de dwaling in de Belijdenis; 20. sneden ze af wie in het ambt de dwaling vasthield; en 3". organiseerden ze een kerkverband op eigen voet, waar het bestaande hen in densteek liet.
Wij daarentegen doen vier dingen: i". maken ook wij ons los van de dwaling, of zeg nu liever, van dwaling, ketterij en afval; 20. isoleeren we ons van ambtsdragers die met deze dwaling, ketterij of afval nog gemeenschap onderhouden; 3". ruilen we principieel het onschriftuui-Hjke collegiaal kerkverband weer uit voor het Gereformeerde; en 4". organiseeren we een kerkverband op eigen voet, omdat het bestaande ons geheel in den steek liet.
Feitelijk doen we dus wel hetzelfde, en alleen de omstandigheden zijn oorzaak, dat we niet kunnen nabootsen, maar hun daad te repeteeren hebben op onze eigen manier.
Wil men nu weten, of we hierdoor hétrecht verbeurden, om dienzelfden naam te voeren, dan moet men onderzoeken, waarin het wezen der doleerende kerken school, en wat bij haar wezen toen en nu bijkomstig was en is.
En dan, dunkt ons, is het terstond voelbaar te maken, dat de quaestie van het kerkverband hier geheel bijkomstig is, en alleen de plaatselijke actie het wezen raakt.
Doleerend staat tegenover publiek. Een kerk die publiek is doleert niet, en ook waar geen publieke kerk er tegeover staat, bestaat geen doleerende kerk.
Of er nu een publieke kerk, waar ook bestaat, hangt aan de Overheid.
Zoodra de Overheid de publieke kerk van Rotterdam, Zuidland of waar ook, niet meer erkennen zal als bestaande, kan er, in den zin van de 17de eeuw, van geen doleerende kerk in die steden of dorpen sprake meer zijn.
Zoolang daarentegen de Overheid ti'aktement voor de vacaturen in die kerken aan den Ring uitbetaalt, houdt de Overheid staande, dat er in al die plaatsen een publieke kerk is. Zelfs te Voorthuizen enz., want ook daarvoor wordt uitbetaald, en men kan niet uitbetalen voor wat men zelf acht niet te bestaan.
En overmits nu de Gereformeerden in deze plaatsen met deze publieke kerk zich niet langer solidair voelen, maar een andere kerk willen zijn, zoolang kan historisch het recht op den naam van doleerende haar moeilijk betwist.
Het eigenlijk wezen, de wezenlijke aard,
het.bepaald karakter van een doleerende kerk bestaat hierin, dat zij, naar de uitspraak van Koning Jezus, en niet naar de uitspraak der Overheid rekenend, met opoffering van de gunste der Overheid, voortgaat Gereformeerde kerk te zijn, tegen wat zij beweert kerk te zijn in.
Dit is het wezen der doleerende kerk.
Al wat nu het kerkverband raakt, is hier bijkomstig voor.
Niet onverschiUig, dit zeggen we met. Maar bijkomstig in dien zin, dat het niet het wezen raakt.
. Onze Nederlandsche Kerk te Londen staat buiten Kerkverband. Toch zou het hoog plicht en hooge roeping zijn der Gereformeerden in de kerk, om tegenover den ongereformeerden Kerkeraad, aanstonds doleerend op te treden, met verlies van kerk Èu traktement, maar met behoud van de
Confessie. En omdat derhalve het doleeren ook doorgaat waar gansch geen Kerkverband is, kan nooit in het Kerkverband voor het doleerende karakter van een kerk het we zen liggen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 10 april 1887
De Heraut | 4 Pagina's