GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Grauwe Hairen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Grauwe Hairen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van min welwillende zijde is de opmerking gemaakt, dat de Bedienaren des Woords, die verwaardigd wierden, om thans de kerken Christi bij haar ontkoming aan het Synodale juk, voor te gaan, nog tamelijk donkere, meerendeels nog geen grauwe hairen toonen, en op een enkelen na nog niet tot de oud-en weibedaagden behooren.

Het feitelijke in deze opmerking is juist.

Nadat eenige jaren lang predikanten van onderscheidene generation, allen minnaars der Gereformeerde Belijdenis, saam hun toorn tegen het Staatscreatuur van 1816 hadden geslingerd, en in naam van hun Koning herstel in eere van zijn Woord hadden geëischt, zijn, toen het Conflict ten langen leste uitbrak, de ouderen in jaren meestal teruggetreden, en waren het meerendeels jongere mannen, die hun persoon en positie als inzet wagen dorsten.

Over dit punt dus geen geschil.

Wanneer echter de Irenische tegenstanders daaruit een gevolgtrekking afleiden ten nadeele van hetgeen thans in vele kerken op gang is, dan is het zaak de juistheid van deze gevolgtrekking kortelij k te toetsen.

Vergunne men ons dit te doen in vijf opmerkingen.

Ten eerste. De oudere predikanten hadden langer dan de jongere onder de Synodale Hiërarchie gediend. De Synodale Hiërarchie was derhalve langer in de gelegenheid, om invloed op hen te oefenen.

Zoo ontstaat dus de vraag: Strekt de invloed dien de Synodale Hiërarchie op den Bedienaar des Woords oefent, om zijn karakter te heiligen, te stalen, te bezielen.? Of wel, dient beleden, dat de invloed der Synodale Hiërarchie, althans bij belijdende predikanten, geen andere uitwerking kon hebben, dan om hun waarheidszin op de proef te stellen, hen te gewennen aan gewrongen verhoudingen en hun karakter te verzwakken?

Hierover nu kan tusschen ons en onze tegensprekers geen geschil rijzen.

Immers we hebben in goed-leesbaren druk voor ons heel de verzameling artikelen en vlugschriften, waarin, niet door ons, maar door hen en hun tolken, op deze ernstige schaduwzijde der Synodale organisatie gewezen wierd.

Men erkende als uit één mond: „De waarheid ontbreekt er, en ge wordt telkens gedwongen tot het innemen van een maar half-ware, en dus valsche positie."

Althans die oudere predikanten, die op de vergaderingen van de Confessioneele Vereeniging, van de Vrienden der Waarheid, en van de Utrechtsche Predikantenvergadering eertijds hun hart luoht gaven, zullen ons toestemmen, dat zij het voorheen sterker uitdrukten dan wij thans.

Gaat nu de regel door, dat een schadelijke invloed, hoe langer die werkt, des te meer goede kracht opteert en bederft, dan zal er wel niet veel in te brengen zijn tegen deze kalme stelling: Dat de oudere predikanten, die langer dan de jongere aan dezen onheiligen invloed blootstonden, er ook meer dan zij de schadelijke uitwerking van moesten ondervinden.

Is hier veel tegen te zeggen.'

Ten tweede. macht. De gewoonte is een sterke

Het Duitsche zeggen: -nMait gewöhnt sich an Allem" , bevat een diep zielkundige waarheid.

Er zijn gevangenen geweest, die na twintig en meer jaren in banden en in den kerker te hebben doorgebracht, , maar liever bleven zuchten, d? n opeens een gansch ander leven te beginnen. De vrijheid had opgehouden hen te bekoren.

Niets is, uit dien hoofde, natuurlijker, dan dat de oudere predikanten ten langen leste aan het jukdragen zóó gewend wierden, dat de vereelte schouder de drukking er van minder voelde.

Wel getuigden ze daar tegen, maar meer uit plicht. Het denkbeeld, om ooit tot andere toestanden te komen, was hun van lieverlee ontgaan. Eertijds hadden ze er wel meê gedweept, maar ten slotte het als illusie opgegeven.

Men is jong en dweept. Men wordt man en groeit in zijn positie in. Men wordt ouder en kan uit zijn gewonen weg niet meer uitkomen.

Het overal opgemerkt conservatisme der klimmende jaren !

De jongeren mogen daarom niet laag op de ouderen neerzien. Tien jaren ouder, zou hun hetzelfde overkomen zijn.

Wie een half oi drie kwart van zijn leven achter zich heeft, leeft liefst zooals hij leefde voort.

Ten derde. De oudere predikanten zijn uit den aard der zaak minder in de klare scheiding tusschen de Theologie en het Kerkrecht der Irenischen eenerzijds en der Gereformeerden anderzijds ingekomen.

Toen zij studeerden was de wetenschappelijke bespreking van dit verschil nog niet aan de orde.

Ze hoorden als studenten enkel hun hoogleeraren, en lazen bijna uitsluitend onzuivere Theologie. Iets waar wel de lectuur van oudere schrijvers naast lag, maar onverzoend. Twee onvermengde elementen in hun ééne denkwereld.

Anders daarentegen de jongere.

Deze kwamen op toen de Irenische Theologie in haar geestelijke armoede, phraseologische zwakheid en gevaarlijke strekking in het licht trad.

Wel hoorden ook zij hun hoogleeraren, maar ze lazen toch ook iets anders.

En weet nu ieder, hoe diep de eerste indrukken onzer studiejaren zijn; ja, hoe de studie dier eerste jaren eigenlijk over de richting van heel ons leven beslist, wie beseft dan niet, hoeveel trager en loomer de oudere predikanten bij hun gang op andere paden zijn moesten.

Het was zoo niet hun manier van denken.

Ten vierde. Gelijk men licht begrijpt, hadden de oudere predikanten in hun jonge dagen een uiterst bescheidene positie in den strijd moeten innemen.

Toen zij vóór dertig en meer jaren jong waren, kwam voor een doortastend kerkherstel de hope zelfs niet in hen op.

Ze vaaren, o, zoo weinigen in aantal. Ze stonden allen op dorpjes. Ze telden in de Classis bijna niet meê.

Na de bittere uitkomst, die de gisting van 1834 hun bracht, moesten ze wel een stilte positie innemen.

Enkel tot de geloovigen zich wendend, was het hun goed d^ir sympathie te vinden, en voorts gaven ze de kerk als kerk op.

Of neen, wel niet op; maar als er iets van zou komen, moest het o, zoo'n langen langen weg langs. Zóó lang, dat ze aan het einde van dien weg nimmer, als aan iets werkelijks dachten. Langs dien weg zag een iegelijk van hen eer zijn einde bereikt wierd reeds zijn zandgraf gedolven in de vlakte der kerkelijke woestenij.

Thans dit plotseling anders te zien worden, hield dus min of meer' in een afwijking van hun tot systeem geworden zienswijze. Zelfs sloot het in, dat er in hun wijze van zien iets min juist was geweest.

En wie nu zijn eigen hart kent en weet wat het kost, te erkennen dat de theorie van een ander beter doel treft dan de theorie die hij koos, zal het toch licht begrijpelijk vinden, dat ook aan onze oudere broederen dit menschelijke overkwam.

En ten vijfde.

Is, juist tengevolge van de vier bovengenoemde oorzaken, niet in elk land en elke eeuw elke eenigszins doortastende reformatie der kerk van de jongeren uitgegaan?

Hoe oud waren de discipelen wel, aan wie Jezus het apostolaat toevertrouwde.? Bij hun eerste roeping stellig allen omstreeks dertig jaar. Niet ouder ! Jezus zelf was dertig jaar.

En terwijl toen het oude geslacht der Jeruzalemsche Rabbijnen zich in dezen nieuwen weg niet vinden kon, waren het de jonge frissche karakters, die ge alles voor den Nazarener wagen ziet.

Enkelen van meerder jaren waren er bij; maar jonger was regel.

En toen later de Hervorming uitbrak, hoe oud was toen Luther wel.? Hoe oud Calvijn, toen hij zijn machtigen strijd te Geneve begon.? Ongeveer zoo op den leeftijd van de jongeren, die men thans om hun jongheid veracht.

Paulus zelf was nog een jongman toen de Heere hem bij Damascus riep. Zijn Timotheus was wederom een jongere. En toen Timotheus daarom opzag tegen d j taak, was het: Niemand verachte u om uwiongheid.

Zoo ging het op kerkelijk, zoo ging het op staatkundig, zoo ging het op wetenschappelijk, gebied.

Altoos zijn het de jongeren geweest die een nieuwe evolutie van het leven bijvielen, en de ouderen die haar meden. En dit is natuurlijk.

Als er een werk van langen adem te doen 'is, neemt ook de Heere instrumenten, die duren kunnen.

Er moet voor zulk ingrijpend werk provisie zijn van levensduur en levenckracht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 oktober 1887

De Heraut | 4 Pagina's

Grauwe Hairen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 oktober 1887

De Heraut | 4 Pagina's