GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor drie weken deelden we

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor drie weken deelden we

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor drie weken deelden we een hartverkwikkend schrijven mede, door den Christelijken Gereformeerden kerkeraad in de kerk e Harderwijk aan den Ned, Geref, kerkeraad ierzelfde kerk gezonden.

Thans zendt men ons het niet minder geichtig antwoord door den Ned. Geref. erkeraad hierop onder dagteekening van 2 November aan den broeder-kerkeraad ngediend, met vriendelijk verzoek om aaraan een plaatsje in onze kolommen te even.

Waarom niet?

Vooral de diepe toon, hieiin aang-eslagen, en vermoedelijk door den consulent Dr. W. van den Bergh er ingebracht, leent ook aan dit stuk geno^zame exceptioneele beteekenis, om er verdere bekendheid aan te geven.

Het luidde aldus:

Geliefde Broeders in onzen Heere Jezus Christus'. Genade, barmhartigheid en vrede zij u van God den Vader en van Jezus Christus, onzen Zaligmaker !

Met dezen groet zij het ons vergund, elkander opnieuw te ontmoeten na uw schrijven van 7 October 1887. In waarheid, wij allen behoeven genade vanwege onze zonden , waaronder door u terecht de liefdeloosheid genoemd wordt. Hadden wij minder elkander ontloopen, dan broederlijk naar Gods Woord onderzocht, welke de zuivera weg Gods ware, veel ergernis was weggenomen. Een andere zonde was voorzeker ons gebrek aan geloof, dat den slagboom opwierp tegen het pleiten op de vervulling van Gods belofte, dat allen, die den Middelaar gegeven zijn, één zouden worden. Ook barmhartigheid behoeven wij, om, waar de Heero ens aanvankelijk de oogen opende over eigen zonden, ontferming te gevoelen ook voor hen, die door onze jarenlange ontrouw nog in stukken gevangen zitten, waartegen wij zelven ook nog dagelijks hebben te waken. Barmhartigheid ook tegenover de maatschappij , die, wijl de kerken meerendeels ophielden > het zout der wereld" en »het licht op den kandelaar" te zijn, hoe langer hoe meer van God vervreemdt; zoodat overheden en rechters in plaats van schilden der aarde menigmaal »verdrukkers der waarheid" zijn. Niet minder hebben wij vrede nQgHig^. - ^Jgj, meest met den ileêre zelf, maar ook onder elkander. Het komt ons voor, dat er ook thans reden te over is, waarom naar Micha 6 en Amos. 4 »de Heere een twist heeft met het volk van Nederland". De openbare en verborgen zonden, de zonden in huisgezin en beroep, gevolgd bfl gebrek aan godzahgheid, geven onzes inziens daartoe reden genoeg. Zahg, wanneer de besprenging met het bloed des kruises ook dien vrede in haar gevolg brengt, die alle verstand tebovengaat ! Van God, den Vader, en van Jezus Christus, onzen 5 Zaligmaker, zij door den Heiligen Geest alleen onze verwachting, opdat onze sterkte, ons vertrouwen alleen zij in Hem, wiens genadeverbond op ons aller voorhoefden is verzegeld.

Tot de beantwoording van uw broederlijk schrijven genaderd, zij hel ons vergund, in aansluiting aan het voorafgaande, nog op te merken, dat, al mogen wij door genade gebroken hebben met den afgod van het zoogenaamd Nederlandsch Hervormd kerkgenootschap, wij daarmede niet ontkennen de solidairiteit onzer schuld aan het bestaan daarvan. De schuld daaraan van ons en van onze vad.ren wordt niet met een enkele breuk goed gemaakt. Niet slechts behoeven wij daarover het bloed der verzoening, maar ook de gevolgen onzer ongerechtigheden, en deze moeten ons schaamrood maken. Vandaar, dat wij ons niet ontslagen mogen achten van die leden onzer kerk, die, mede tengevolge van ons phchtverzuim, nog niet tot een openlijk breken met dien afgod kwamen. Wij voeden daarom nog de stille hope dat na een verdere reformatie in eigen boezem en een pleiten op de verbondsbeloften, waartoe de Geest der genade en der gebeden over ons worde uitgestort, deze afgod te dezer stede geheel moge vallen voor de arke Gods. Uit deze opmerking kunnen wij gevoeglijk aanleiding nemen tot een kleine »toelichting van de door ons gewenschte geestelijke vereeniging". Alle kerkelijke vereenigingmoet daarvan de vrucht zijn, en daarop het stempel drukken. Maar ook die onderlinge vereeniging zal wederom de vrucht moeten zijn van de hereeniging met den Heere, na de verbrijzeling onzer afgoden en de belijdenis onzer ongerechtigheden aan den voet des kruises. Is het niet juist een gewichtig, bemoedigend en ver-• bhjdend teeken des tijds, dat die verootmoediging vanwege de zonden van het volk des Heeren allengs toeneemt?

Aan uwe zijde, om ons slethts te bepalen tot de Docenten van Kampens Theologische school, ging Doe. van Velzen ineen treffende schuldbelijdenis voor, door op pag. 50 van zijne jongste brochure: »De vereeniging van alle Gereformeerden" te schrijven : »De Christelijke Gereformeerden moeten, ziende op hun afkomst, met al de anderen voor den Heere beschaamd staan.”

Doc. Lindeboom aan het slot eener brochure met den reeds veelzeggenden titel: »De klacht des Heeren over zijn volk, aan Nederland herinnerd": Is niet inderdaad de eerste voorwaarde voor de genezing van Nederland, het weder opbloeien van Neêrlands kerk, door de verlossing der gevangenen voor de vereeniging van al Gods kinderen; die, dat zooweide een als de ander scherpelijk de zonden in eigen boezem en kring opspeure, alle »doekjes" weg-•werpe, »alle aanneming en uitneming des persoons, alle menschendienarij" verlate, en voor den Heere der heirscharen kniele inhetstof der ootmoedige schuldbelijdenis ? ”

Doe. Wielenga eindelijk, in zijn belangrijke rede: »Doleerende Kerken" de geschiedenis der Chr. Gereformeerde Kerk nagaande, zegt mede opmerkelijke dingen; op pag. 44 bijv. dit: »Wij beweren volstrekt niet, dat er bij optrekking van het kerkelijke gebouw nooit eenige afwijking of ombuiging heeft plaats gehad", als oorzaak terzelfder plaatse daarvan opgevende dat het »in benauwdheid der tijden benauwende, moeielijk viel de lijn der beginselen naar eisch door te trekken en vast te houden". Met verootmoediging noemt hij de scheuring in 1837; en acht de aanvrage om erkenning »een onberaden stap"; en noemt de daardoor verkregen vrijheid pag. 45 »een vrijheid niet naar het hart der kerken, noch van de Cock"; terwijl de aanvaarding derzelve, »hoewel opgedrongon met het zwaard op de borst", onder zoo krenkende voorwaarden altijd werd betreurd. Waarom ook volgens Doe. van Velzen, in bovengenoemde brochure (pag. 70), »sommige kerken niets van die erkenning wilden weten!" In het «Algemeen reglement op het beheer der goederen en fondsen van de gemeenten der Chr. Gereformeerde kerk" ziet hij een groot gevaar voor de toekomst, »wijl het een stoffelijken, financieelen band slaat om de kerken" en daardoor »noodwendig haar vrijheid beperken moet." Hieraan voegt hij terzelfder plaatse (pag. 45) de juiste opmerking toe, »dat deze bond slechts van geestehjken, confessioneelen aard mag zijn", omdat elke andere op den duur »hinderlijk, dus schadelijk werken moet." En waar hij eindelijk het zoogenaamd reglement van 1869, dat is, het algemeen reglement op de inrichting en het bestuur der Chr. u i Gereformeerde kerk in Nederland bespreekt, aaromtrent door u een nadere toelichting erzocht wordt, daar wijst hij, door op pag. 43 er op te wijzen hoe art. 2 niet van collegialen zuurdeesem is vrij te pleiten en niet »volkomen uitdrukt, wat in het hart der Gereformeerde mannen leeft, " wijl „de zelfstandigheid der plaatselijke kerken daarin niet genoeg uitkomt" en voorts door op pag. 44 te spreken van »een foutief ingeslopen element" alsmede van de tegenstrijdigheid, waaraan het reglement' lijdt, die moet worden weggenomen, - door een juistere redactie op eenige bezwaren, die tegen hetzelve kunnen worden ingebracht. Liever dan onze eigen grieven op te geven, verwijzen wij u daarheen.

Wanneer wij met instemming deze citaten neerschrijven, is het waarlijk niet om ons daartegenover als minder schuldig te stellen. Integendeel, al wat er gebrekkigs in de geschiedenis der Chr. Gereformeerde Kerk in haar tegenwoordig verband moge zijn, te ontdekken, komt mede voor onze rekening, omdat wij door onze medeplichtigheid aan de vervolging en onverschilligheid tegenover haar bestaan u van onze samenwerking hebben beroofd, terwijl bovendien in de korte geschiedenis onzer doleerende kerken reeds meerdere fouten van kerkrechtelijken en geestelijken aard zijn begaan, die mede bedervend gewerkt hebben.

Wij leggen echter juist daarop nadruk, omdat naar de Heilige Schrift geen waarachtige vereeniging plaats kan vinden, wanneer niet door ootmoedigheid »de een den ander uitnemender leert achten dan zichzelven". Oprecht moeten dan ook van weerszijden fouten erkend worden, die op de geschiedenis der kerken, de reformatie naar buiten, en den toestand van staat en maatschappij storend en bedervend gewerkt hebben. Temeer behoefte zal er dan zijn aan het bloed der verzoening; maar tevens bok aan eer! «nslig, door den Heiligen Geest uit het Woord geschonken onderzoek, waarbij voor alle Gereformeerden in den lande de juiste kerkrechtelijke toestand aangegeven wordt, voorzoover dit thans wordt geschonken. Zóó groot gewicht moet op die geestelijke vereeniging gelegd worden, dat daarom praktische voorslagen eerst dan ons gewenscht schijnen, wanneer het ééne fondament Jezus Christus in de verslagen harten van ons en anderen het rustpunt mag zijn. Bovendien bestaan er nog zooveel plaatselijke breuken, die beleden en weggenomen moeten worden. Mag, God zij geloofd, die verhouding tusschen onze kerken te Harderwijk beter zijn, dan wij verdiend hebben, toch hebben wij ons gemeenschappelijk als Gereformeerden van de stad onzer inwoning te verootmoedigen. Hoe weinig beslag legt het Woord Gods op het stuk der Sabbatshei!iging in onze stad! Hoe gering is nog onze invloed op de in-en buitenlandsche soldaten, die hier vertoeven! Hoe moet het bestaan van Modernen, Roomschen en Joden ons ernstig voor de vraag stellen, of niet krachtiger dan tevoren evangeliseerend moet worden gearbeid?

Zietdaar, waarde broeders, eenige gedachten naar aanleiding van uw schrijven. Ons doel was niet, een breede bespreking te openen, nu juist mannen van meerdere bekwaamheid dan wij de punten "van vereeniging en verschil gereed staan te toetsen aan Gods Woord en aan de belijdenis. Met u gelooven wij echter, dat de liefde van Christus ons dringen moet, al wat de gewenschte samensmelting verhindert, weg te nemen.

Moge dan ook verder de vereeniging bevorderd worden in ieder onzer kerken, door nauw te onderzoeken, waaraan wij voor den Heere schuldig staan, wat in ons eigen hart niet naar de reinheid des heiligdoms is. En moge voorts Chistus ons allen in Hem steeds meer en meer vereenigen in gemeenschappelijke gebeden tot den Troon der Genade!

Met wederkeerigen, hartelijken broedergroet, De Kerkeraad der Nederd. Ger. kerk (Doleerende).

(was geteekend) W. VAN DEN BERGH

Praeses.

Harderwijk,

R. FERWERDA.

23 November 1887.

Scriba.

Ook deze toon klinkt welluidend in het Christelijk oor. Het is de toon van Psalm 130.

Och, dat hij in veler hart opging! Want hoe sterk ook het gebod tot hereeniging dringe, en hoe machtig ook de band der liefde trekke, toch is het zoo ten volle waar, dat men onder het Genadeverbond geen stap verder komt, tenzij men door de diepe paden wandele.

Slechts tweeërlei zij hierbij nog opgemerkt.

Ten eerste, dat het spreken, gelijk hier aan het slot van > ia ieder onzer kerken" liefst gemeden moet worden.

We zijn niet twee kerken maar ééne zelfde kerk. Alleen zijn er hier en daar voorshands nog twee besturen. En daarom die besturen, niet de kerken moeten hereenigd.

En ten anderen, waar men nu allengs door een schriftelijk woord elkander nader is getreden, is, dunkt ons, het oogenblik gekomen, om elkaêr ook persoonlijk te ontmoeten.

Ook hierin moeten de Ambtsdragers voorgaan. En zoö in alle plaatsen de Bedienaren des Woords hierin den eersten stap doen, zullen de broederen Ouderlingen en Diakenen wel volgen, en achter hen de overige geloovigen aankomen.

Men moet elkander weer eens in het oog zien, om door het oog heen, een blik in elkanders broederhart te slaan.

En voorts kon nu reeds veel, dat niet aan de bestuursreeksen hangt, van lieverlee saamvloeien. Saam kon men als predikanten theologische conferentiën houden. Saam kon men de diaconiebeginselen bespreken. Saam ijveren voor de scholen der jeugd. Saam ook voor het lieve vaderland!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 december 1887

De Heraut | 4 Pagina's

Voor drie weken deelden we

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 december 1887

De Heraut | 4 Pagina's