Ter snede wijst

Ter snede wijst De Vrije Kerk op een theologische extravagantie van Dr. J. H. Gunning.

»Eendracht maakt macht" te Utrecht had het standpunt gekozen, dat verschil van godsdienstige meening er niets toe doet, omdat de Christelijke sedeleer, in daden omgezet, in die richting leidt.

»Wat is dit anders, " vraagt nu Ds. Beuker, „dan de oude jtooverspreuk vanouds luidde: .^., Het komt er niet op aan wat ge gelooft, als ge maar goed leeft." Alof het mogelijk ware dat een boom vruchten kon dragen, zonder dat hij wortelen in den grond had; en alsof een mensch in den grond der zaak anders kon leven dan hij geloofde.

„Tegen deze stellingen komt prof. J, H. Gunning Jr. dan ook in de Wageninger in verzet. Hij vindt het niet zoo kwaad om met de liberalen samen te werken, maar niet op zulke gronden mag dat geschieden. De gelooisbeginselen hebben, volgens Gunning, wel terdege wat met onze gedragslijn te maken.

„Maar waarom werkt Gij, Prof. Gunning, die altijd reeds tegen de liberalen en modernen heel vriendelijk en tegen de orthodoxen en gereformeerden altijd heel bitter geweest zijt, dan met de liberalen mee, daar gij toch ook heel andere geloofsbeginselen zegt te hebben dan zij.

„Ja, dat heb ik ook, antwoordt Prof. Gunning, maar ik heb één zeer hoog beginsel, dat mij in dit opzicht boven alle andere theologische en dogmatische beginselen verheft en mij veroorlooft, ja zelfs verplicht om met allen samen te werken als het wezen moet, en dat is het beginsel, ook door de Heilige Schrift geleerd, (schrik niet lezer) dat allen, wat ze ook al of niet gelooven, .^^mijne broeders in Christtts zijn"

„Wat.'professor! de on^eloovigen, modernen. Joden, heidenen en zelfs Godverzakers mijne broeders in Christus.' En zij gelooven geen steek van de leer van Christus noch van zijne verzoening.' Hoe komt gij er toch aan.' „Ja, mijn vriend, " antwoordt Gunning, heel vromelijk, „ik noem ze ook niet broeders in Christus, omdat zij in Christus gelooven, maar omdat wij en alle schepselen door het Woord, d. i. door den Zoon geschapen, en dies allen broeders zijn."

„Zie, dat is nu eens een recht ethisch leerstuk, even diep als hoog verheven. Of volgens dit verheven dogma, ook niet evenzeer de apen, ja zelfs de afgevallen engelen onze broeders in Christus (althans onze broeders in het Woord of in den Zoon) moeten heeten, wijl zij toch evenzeer door het Woord geschapen zijn, zegt de hoogleeraar niet.

„Wat kunnen we nog wel niet al beleven! Geen wonder dat onlangs dezelfde professor Gunning heel vromelijk al de Doleerenden in den ban deed, omdat deze van oordeel waren, dat liunne leer de alleen rechte was, zonder dat zij zich nog tot zulk een verheven broederschap in Christus hadden weten te verheffen.

„Als dit geen verdraaien is der Heilige Schrift, wat is het dan.'"

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen