GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ingezonden Stukken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ingezonden Stukken.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

{Buiten verantwoordelijkheid van de Redactie)

Het volgende stuk is opgenomen in De van 10 Aug. 11. Bazuin

Geachte redactie!

Mag ik nog eenmaal het woord vragen, naar aanleiding van het laatste nummer van uw blad?

Het liefst besprak ik eenige der daarin voorkomende tegenstellingen van den scherpzinnigen Dr. Bavinck, o. a. deze: »Wij redeneeren: dezelfde belijdenis maakt ons tot hetzelfde lichaam met onze vaderen; zij spreken: wijl wij historisch hetzelfde lichaam zijn, hebben wij dezelfde belijdenis." Gaarne zou ik vragen, of dit wel juist is. Ook of htt. historisch is, dat de Christ. Geref. ooit hebben beweerd recht te hebben op de goederen der kerk, omdat deze „aan de waarheid" behooren; en of de conclusie gewettigd is, dat de Kerk van Christus, enkel omdat zij zich als de Kerk in haren zuiversten vorm beschouwt, nu ook staatskerk moet zijn, of privilegies boven andere kerken moet genieten?

Maar over dat belangrijk stuk van Dr. B. zwijg ik, gedachtig aan het: »Schoenmaker, houd u bij uwe leest!" en wensch alleen nog een woord te zeggen over die door sommigen zoo geminachte Kerkelijke Kassen.

Daarover schreef Ds. Gispen, op zijne gewone glasheldere wijze, aan zijn vriend in Palestina. Daar deze vriend hem niet meer vóór 14 Augustus zal kunnen antwoorden, veroorloof ik mij in diens plaats zijne drie stellingen te bestrijden.

Zijne derde stelling — het misbruik dat de opzieners der gemeente van de toepassing der kerkelijke tucht zouden moeten maken —-werd reeds door mij besproken in het stuk, dat gij de goedheid hadt op te nemen in No. 31.

Zijne eerste stelling — dat de K. K. in den grond eene verloochening is van de gemeente onzes Heeren, met al hare ambten en ordeninvoor de burgerlijke Overheid, ^ berust m. i. op een misverstand.

Naar het oordeel der zoogenaamd doleerenden bestaat de Kerk, met al hare ambten en ordeningen, ook tegenover de overheid, onverschillig of er al dan niet eene K. K. is opgericht. Zij bewijst dit door aan de Regeering kennis te geven van de verwerping der statutaire banden, haar sinds 1816 opgelegd. Die kennisgeving geschiedt niet door een bestuur der K. K. maar door den Kerkeraad zelven. Eerst daarna wordt, in den regel, eene K. K. opgericht, doch dit gaat niet uit van de gemeente, maar van eenige private personen, die, zij het ook ten behoeve van de bestaande gemeente, voor zichzelven rechtspersoonlijkheid aanvragen, en die vervolgens, ter sterking van den invloed der gemeenteleden, door wie immers alle fondsen bijeengebracht worden, hunne reglementen zóó inrichten, dat feitelijk eene botsing tusschen hen en de gemeente zoo goed als onmogelijk wordt. Maar de Kerk, de Gemeente, heeft als zoodanig niets uit te staan met de K. Kas. Tegenover de Overheid treedt enkel de »Kerkeraad" en de »Diaconie" op; ook al is er geen K. Kas. Deze lichamen hebben zich alleen op geestelijk gebied te bewegen; wil de Overheid hun geestelijk gezag niet erkennen, dan schaadt dit haar zelve, maar niet de Kerk die hare roeping vervulde. Indien ooit de K. Kas om eenige reden ophoudt te bestaan, dan deert dit de gemeente niet in het minste, behalve in zoover deze dan wellicht-van < 5nkele gebouwen zou verstoken worden.

De »doleerenden'' leggen den nadruk op het geestelijk wezen der Kerk; juist daarom verwerpen zij den gemeenschappelijken vorm, waarin sinds de Hervorming, maar vooral sinds de revolutie, de wereldlijke overheid de Kerk van Christus wil wringen. Voor de ongeloovige overheid is de Keik eene vereeniging van gelijkgezinden, met het doel om een God te vereeren en met zekere Statuten. Alle vereenigingen, van geloovi'; en en ongeloovigen, staan principieel tegenover de wereld gelijk Daarom werd door Koning Willem I niet alleen aan de Gereformeerde, maar ook aan andere Protestantsche Kerken, evenals aan de Ned. Israel. Kerkgenootschappen, deze statutaire vorm opgelegd, en ontstond het begrip, dat de Kerk een genootschap is, en dat zij dus daar is, waar het reglementair bestuur is. In 1853 werd dit revolutionair wanbegrip ook door de wet zelve gehuldigd. De toen bestaande Protestantsche genootschappen, waaronder ook de Ned. Hervormde Kerk, behoefden zich niet meer te laten erkennen; want krachtens het Reglement van 1816 bestonden zij reeds als genootschappen, als vereenigihgen van personen, die gemeenschappelijke Godsvereering bedoelden; herkenbaar aan inrichting en bestuur.

Dat genootschap, Hwelk beweerde de voortzetting der oude Kerk te zijn, kon derhalve naar die wet leven. Voor de Roomsche Kerk ont­ stond geene moeilijkheid, omdat daar inderdaad bestuur en kerk één zijn; .maar-daaTberust dan ook het hiërarchisch bestuur op een geestelijken, met den aard der kerk overeenstemmenden, grondslag. Voor nieuwe genootschappen kon het »ter kennis brengen" aan de Regeering van hunne bepalingen betreffende inrichting en bestuur ook geen bezwaar opleveren; doch zij erkenden door dat ter kennisse brengen stilzwijgend, dat' zij niet waren de voortzetting der oude belijdeniskerk, want dan behoefden zij geene bepalingen in te zenden. Anders echter was het, en is het m. i. nog, voor de oude historische Gereformeerde Kerk, voor zoover deze weigert zich in plaats van den gemeenschappelijken belijdenisband, een genootschappelijk bestuursverband te laten opdringen.

Voor de Kerk, als lichaam des Heeren, als hoedanig zij ook èn voor de wereld èn voor, ja tegenover, de Overheid des lands heeft op te treden, past naar de meening der »doleerenden" de reglementaire of statutaire, op eene koninklijke stilzwijgende goedkeuring berustende, inrichting niet. De Kerk heeft dan ook geenerlei formeele erkenning noodig; haar is het alleen om erkenning in zedelijken zin te doen, en die zal niet uitblijven, indien li^naar waarheid getuigt.

Die erkenning is zelfs niet noodig voor hare stoffelijke goederen, - voor zoover deze niet behoeven te worden gekapitaliseerd De diaconie ontvangt en geeft uit, onverschillig of de over heid haar erkent. • Vermits nu naar Christus' ordening wij niet ons op kapitaliseeren hebben toe te leggen, en; het veel beter is^ alles wat men ontvangt zoo spoedig mogelijk ten bate van het Godsrijk , weer uit te geven, zoo zou het belang der Kerk om door de burgerlijke Overheid te word.n erkend voor haar zelve eigenlijk van uiterst geringe beteekenis moeten zijn.

Maar nu ontstaat er eene kleine moeielijkheid, en hiermede kom ik tot de derde stelling van Ds. Gispen, waarin hij zegt »dat de K. K. het onheilige beginsel van het vroegere staatskerkendom handhaaft volgens hetwelk eene vreemde macht de stoffelijke goederen der gemeente beheert." Ds. G. spreekt hier van de stoffelijke goederen; dit is echter onjuist; al de stoffelijke goederen ter uitdeeling bestemd komen zelfs nooit in handen van het bestuur der K. Kas. Hij moest alleen spreken van enkele stoffelijke goederen.

De moeilijkheid toch, waarvan ik sprak, is deze. Eene Kerk, hoe geestelijk ook hare roe ping opvattende, heeft het gebruik van gebouwen noodig Vooreerst van kerken; dan van weeshuizen en soortgelijke zaken. Indien zij deze in eigendom wil hebben, dan dienen zij van het eene geslacht op het andere over te gaan, omdat ook de Kerk zelve voortduurt. Zij moeten dus of naan staan van een blijvenden, een onslerfelijken persoon. Daarvoor, en dddrvoor alleen, dient de K. Kas. Zij is een burgerrechtelijke verecniging, die, evenals elke andere, moet worden goedgekeurd door de Regeering zoodra haar doel niet onzedelijk is; eene vereeniging die geenszins Godsvereering of Evangelisatie bedoelt, doch alleen bedoelt zekere reeds van ouds bestaande Kerk tegemoet te komen en van dienst te zijn.

Is dit nu een «onheilig beginsel"? Wat onheiligs steekt daarin? Het eigendomsbezit van gebouwen en kapitalen behoort geenszins tot het wezen der Kerk. Eene Kerk zou kunnen bestaan en zou er zelfs wel aan doen, indien zij de voor hare prediking en hare weezen noodige gebouwen eenvoudig in huur nam. Zij kon zien daarbij al hare vrijheid zóó goed verzekeren, dat zij die zelfs voor den rechter zou kunnen handhaven. Verzet van den verhuurder tegen de gemeente zou dan geen ander gevolg hebben, dan verbreking van het huurcontract.

Voorzeker, indien de Kerk weer gaat aan het kapitaliseeren, aan het bijeenbrengen van kapitalen voor tractementen, armbedeeling enz., ja, dan zie ik wel eenig gevaar in dat beheer door »eene vreemde macht", hoewel zelfs dat gevaar bijkans geheel verdwijnt, door de wijze waarop de K. Kas hare reglementen ingericht heeft. Maar Ds. Gispen en de meeste Chr. Gereformeerden zullen wel met mij eens zijn, dat het kapitaliseeren, zelf niet alleen een gevaar, maar zelfs de dood is voor de Kerk. En is dat zoo, onthoudt men zich dus van dat' kapitaliseeren ; waarvoor maakt men zich dan toch zoo bevreesd, en scheldt men die arme «Kerkelijke Kassen" zoo uit?

Deze kassen verdienen, dunkt mij, noch zooveel minachting noch zooveel eer! Zij zijn voor enkele doeleinden een hulpmiddel voor de Kerk maar hebben met het bestaan der Kerken, ook met haar bestaan in rechtskundigen zin, niets, hoegenaamd te maken.

U dankend voor de plaatsing dezer regelen, teeken ik mij

Uw dw. dr. en br. in J, C.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 augustus 1888

De Heraut | 2 Pagina's

Ingezonden Stukken.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 augustus 1888

De Heraut | 2 Pagina's