GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De vraag of men

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vraag of men

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vraag of men over de verevening van mogelijke brandschade zich vooraf met andere belanghebbenden verstaan mag, heeft de Heraut in bevestigenden zin beantwoord, en we beloofden dit oordeel toe te lichten.

Hiertoe gaan we thans over.

En dan beginnen we al aanstonds met een scherp protest tegen het slecht gekozen woord „verzekering, " dat , ten deze in zwang kwam. Dit woord toch maakt allicht den indruk alsof de mensch, in eigen zelfgenoegzaamheid, waande door zulk een maatregel zijn lot in eigen band te nemen. En zoo verstaan we dan ook zeer wel, hoe min nadenkende bijbellezers tegen dezen verkeerden naam Job 12 : 6 inriepen, en vioegen of in de vroorden: /iie God tergen, hebben verzekerdheden" niet een oordeel over alle assurantie lag.

Nu is deze plaats stellig verkeerd bijgebracht. Immers, in Job 12 : 6 beteekenen deze woorden, dat de man die God vreest, zooals Job, soms in schrikkelijke onrust gejaagd wordt, en dat daarentegen vele lieden die God tergen nochtans een gerust en verzekerd leven hebben 1). Maar deze fout der onnadenkendheid, waarvoor lezing van onze kantteekening reeds kon bewaard hebt)en, nu daargelaten, zoo heeft niettemin het protest tegen dezen hooghartigen naam onze volle instemming. Wie waant zich te kunnen verzekeren tegen Gods slaande hand, komt geestelijk om in zijn hoovaardij.

Maar uit dien verkeerden naam volgt nog niet dat de zaak slecht is.

Van de veertig zeeschepen vergaat er 'sjaars in den regel één. Denk ik mij nu een reeder die veertig zulke schepen bezit, dan schrijft deze jaarlijks één schip als schadepost af. Maar nu sterft deze man, en laat zijn veertig schepen aan zijn vier zoons achter. Elk van hen krijgt er tien. Wat zou er nu in steken, zoo deze zoons tot elkander zeiden: „Op tien schepen kan het verlies van één schip niet geleden worden. Laat ons dus als goede broedeis dezen schadepost saam blijven dragen. Wien dan het verlies van een schip treft, die beurt de gelden."

Niet waar, hier zou niemand iets verkeerds in vinden. Integendeel, ieder deskundige zou den broederlijken zin en het voorzichtig beleid dezer jongelieden loven.

Doch stel nu, er zijn duizend menschen, die elk een huis bezitten, ter waarde van / 15, 000. Nu leert wederom de ondervinding, dat er op de duizend huizen 'sjaars ongeveer twee door brand zoogoed als vernield worden. Als nu I deze duizend eigenaars van huizen bij elkaar komen en zeggen: »Lieve vrienden, laat ons gemeenschappelijke zaak maken. Als een van ons plotseling een verlies van / 15, 000 treft, snijdt dit er te diep in. Maar als we allen saam deze jaarlijksche schade onder elkander omslaan, 'dan is het een som die ieder kan dragen. Laat ons derhalve afspreken, als goede trouwe mannen, dat we, zoo er een of meer huizen afbranden, daar den getroffene niet voor laten zitten, maar dat we alsdan allen saam ons duizendste part daarin dragen zullen.”

En wederom vragen we, wat ter wereld kan daarin steken.' Of zou men niet vrij zijn, met anderen af te spreken, dat men een eventueel invallende schade en verlies saam dragen zal?

Welnu, een »onderlinge brandwaarborgmaatschappij" is niets ter wereld anders, dan de toepassing van ditzelfde beginsel, de verwezenlijking van ditzelfde denkbeeld. Reden waarom het ons voorkomt, dat op Christelijk standpunt de onderlinge waarborgmaatschappijen beveling verdienen. steeds de meeste aanbeveling verdienen.

I) In Job 12 beantwoordt Tob zijn vriend Zofar, die staande hield, dat de goddeloozen door God verdrukt worden, en dat Hij de godvruchtigen zegent met voorspoed. Hiertegen nu komt Job met kracht op, en stelt er tegenover, dat de rechtvaardige en oprechte maar al te dikwijls een voorwerp van spot en beschimping is om zijn ongeluk, terwijl daarentegen »de tenten der verwoesters in ruste verkeeren en zij die God tergen een gerust of verzekerd leven leiden door het goede dat Gods hand hun toebrengt." Met verzekerdheden, die de mensch zich zelf scheppen zou, heeft deze tekst dus niets uitstaande. Verzekerdheden zijn bedoeld die God nel/ toebedeelt aan degenen die Hem tergen. He was het oude raadsel, dat vaak de vrome lijdt en de booze door God met goed gekroond wordt.

Zulk een maatschappij toch is niets hoe-" genaamd anders dan eene vereeniging van burgers die. gebouwde eigendommen bezitten, en die door tusschenkomst van directeuren elkaar onderling de belofte geven, om, valt er brandschade, die pondspondsgewijs te zullen bijpassen.

Dit nu staat, naar Gods Woord, den mensch vrij. Hij is vrij om zaken te drijven, en zich voor het drijven van zaken of voor het beheer van zijn goed met anderen te verbinden. Hij mag zich als handelaar verbinden, om kapitaal bij kapitaal te voegen, en saam de winst te deelen. En dus ook, om bezitting bij bezitting te voegen en saam de schade te dragen.

In zooverre is hier dus niet het ódlergeringste op aan te merken.

Wel stemmen we toe, dat ook in deze zaak zich de zonde mengt, en dat ook deze zaak voor meer dan één een valstrik der verleiding is geworden, om zorgeloozer met vuur en licht om te gaan, en soms zelfs om opzettelijk brand te stichten; maar hoe scherp men zulk een handelwijze ook veroordeele, nooit heft het misbruik eener zaak haar wettig gebruik op.

Heel de beurs, alle handel en nering, alle eigendom en bezit van goed, strekt dagelijks tot verleiding en verzoeking en sleept m^ in allerlei kwade, zeer zondige en schuldige praktijk. En toch is het deswege nooit iemand in den zin gekomen, om uit-dien hoofde alle handel en nering te verbieden. Ook kan het menschelijk leven er eenvoudig niet buiten. Het is er van Godswege op aangelegd.

Wel vloeit er dus uit voort, dat de prediking des Woords ook tegen deze zonde te strijden heeft, en dat het zesde gebod hier zijn toepassing vindt; en ook dat een iegelijk bewarende genade heeft af te smeeken, om ook ten deze niet in een strik des duivels te vallen; maar dat deswege onderlinge afspraak tot een gemeenschappelijk dragen van gevallen brandschade, met het recht Gods of de liefde in strijd zou zijn, volgt er geenszins uit. In de zaak zelve is niets berispelijks.

Zelfs zouden we niet gaarne zeggen, dat de maatschappijen met vaste premie per se te veroordeclen zijn. Zedelijk staan ze o. i. lager dan de onderlinge maatschappijen en ze geven meer aanleiding tot het inkruipen van misbruiken bij de directie. Toch is de gedachte die ze ontstaan deed, op zich zelf niet afkeurenswaard. Immers, als men niet met duizend maar met tien duizend deelgcnooten saam werkt, leert^de ondervinding dat de som die gemeenschappelijk per jaar aan brandschade wordt geleden, bijna altoos even hoog loopt. En heeft men voor zijn pand nu een reeks van jaren betaald / 19 70, / 20.30, / 19 80, f 20.70, / 19.50. / 2050 enz., dus aldoor omme en bij de f 20, dan is het enkel een vereenvoudiging van administratie, zoo men zegt: „Laat ons dan eenvoudig elk jaar / 20 betalen. Dan schiet er het eene jaar een kleinigheid over, en haalt men hiermee het kleine tekort van een volgend jaar in." Waarbij het eenige kwaad is, dat er op die wijs soms een overschot komt, waarop directeuren azen, en er alzoo een soort speculatie ontstaat, die het gevaar voor misbruik kan verhoogen.

Vooral voor stichtingen, kerkelijke gemeenten enz. achten we het deelnemen in zulk een onderling accoord dan ook geboden en plichtmatig. Immers juist zulke stichtingen en kerken zijn onvrij. Een particulier kan nog zeggen : „Ik wil geen gebouwde eigendommen hebben, omdatikde risico van brand niet loopen kan." Maar dat k.un een kerk niet zeggen. Ze heeft nu eenmaal eigendom noodig. Ze kan er niet buiten. Ze m.oet een plaatse van samenkomst hebben. Doch nu volgt hier dan ook uit, dal de beheerders vaa zulk goed, niet voor hun eigen huis, maar voor het huis der gemeente te waken hebben, dat niet hun maar der gemeente, nu en in het nageslacht, toebehoort. Ea daar het hun nu op is gelegd, om voor dit bezit der gemeente zoo te waken, dat deze geen schade lijde, zouden wij het onverantwoord achten, indien men verzuimde van de aangeboden gelegenheid tot accojrd gebruik te maken, en de gemeente er aan blootstelde, dat zij ten gevolge van dit verzuim, van haar kerkgebouw ontbloot wierd.

De godgeleerde vraag naar de verhouding waarin de Christen zich gepLatst vindt tegenover mogelijke rampen die hem overkomen kunnen, komt dus bij heel deze quaestie niet eenmaal in aanmerking. Overmits echter velen er ook die quaestie bijbrengen, zijn we bereid ook daarover een volgend maal ons oordeel te zeggen.

Niemand, die als beheerder van kerkelijk goed, nog verzuimde accoord te sluiten, wachte hier echter op, om onverwijld zijn verzuim in te halen.

Vergeet niet, brand kan ook aan uw kerk of lokaal eiken dag en eiken nacht overkomen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 september 1888

De Heraut | 4 Pagina's

De vraag of men

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 september 1888

De Heraut | 4 Pagina's