Calvijn leert in zijn Institutie
Calvijn leert in zijn Institutie (ed. Kuyper p, 257), dat de mensch ook in den staat der rechtheid een Middelaar van noode had.
Dit komt menig lezer vreemd voor, en men vraagt ons, hoe we dit te verstaan hebben; een vraag die te meer op haar plaats is, nu ook in onze dagen de leer weer insloop, dat de Zone Gods toch vleesch zou zijn geworden, ook al had de mensch niet gezondigd.
Daarom is het goed, duidelijk uit te spreken, dat hetgeen Calvijn leerde, met deze nieuwmodische voorstelling niets uitstaande heeft,
Calvijn leert niet dat de mensch in den staat der rechtheid, zoo hij niet ware gevallen, na verloop van eenige eeuwen een Middelaar zou gekregen hebben, maar dat hij van het eerste oogenblik van zijn schepping af een Rfiddelaar had.
Hoe dit nu bij Calvijn te verstaan zij, blijkt uit den saamhang. Hij herinnert er namelijk aan, dat ook de engelen een Hoofd of Middelaar hadden, en dat ook wij buiten zulk een Middelaar niet konden, ter oorzake van onze geringheid en nietigheid voor het Hoogste Wezen.
Hij spreekt dus volstrekt niet van een Middelaar, die ons vleesch zou hebben gehad ot zou hebben aangenomen, noch veel minder van een Middelaar die voor ons zou geleden hebben; maar hiervan dat aan den Zone Gods in de huishouding der Schepping het Koningschap toekwam over alle geestelijke wezens. Hij was Hoofd der engelen en Hoofd van het menschelijk geslacht, wijl dit naar Gods beeld geschapen was.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 30 maart 1890
De Heraut | 4 Pagina's