Uit de Pers.

In de Hoop wierd de vorige week nogmaals teruggekomen op de geschiedenis van Delfshaven.

Men las er dit van:

»Iti den regel gaan tngeteekende inzendingen onge* lezen de snipperraand in. Stukken, die ons ter plaatsing worden toegezonden, moeten onderteekend zijn met naam en adres van inzender, niet juist ter publicatie, maar als waarborg van goede trouw. Wat openbaar maakt is licht en anoniem gescljrijf, vooral waar personen worden aangevallen, staat geoordeeld. Wij nemen dan ook in den regel geen nota van ongeteekende inzendingen; doch daarop moeten wij thans een uitzondering maken. Immers het volgende schrijven, ons per briefkaart toegekomen, is te karakteristiek, dan dat wij het niet verbatim zouden opnemen, ofschoon de inzenders geen moed hadden om het met hun naam te onderteekenen:

Delitshaven, 10 Maart '90.

Redactie Weekblad de Hoof.

»Deze dient tot antwoord op uwe lastering tegen onze geachte kerkeraad, als had zij onrechtvaardig gehandeld in zake de schorsing der voorlezer der Ned. Herv. kerk e. Onderzoekt eens de oude Statenbijbel op Gen. 2. VS. 4 en ziet eens wat de kanteekenaars daar zeggen. Gij kunt u zelven daar toch wel bij instemmen of gebruikt u een vertaling van het Ned. Bijbelgen. Ondersoekt eens bij Gods ware volk wat die daarvan zeggen. Of heeft Dr. Kuyper dat woord Reere al niet verdedigt in zijn geschriften. Gijlieden" lasterd te spoedig het Woord zegt ondersoekt alle dingen en behoud het goede. Maar gij behoudt het kwade, gij zal nu toch wel moeten bekennen dat gij u zelven niet bij Gods Woord nederligt, nog veel minder bij de Dordsche Kerkordening. Gijlieden spant samen met alle aan Gods Woord vijandige richtingen en zingt het liedje van de Moderne Laurillard mede. Gij toont dïser dagen terecht wie gij zijt, dat getuigt ook dat trotsche kerkgebouw, is dat nu dat dolende, klagende volk? Twee eeuwen terug had de doolerend kerk nauwelijks een schuur om te vergaderen. Maar gijlieden durft nog wei tonnen gouds te leenen tot doordrijving van u plannen, pas verder eens op u toe 2 Cor. II vs. 13, 14, 15 eu lees eens aandachtig Matth. 23 en Tit. i vs. lo en 11 daar kunt gijlieden nog veel uit leeren.

Benige leden der Ned Herv, kerk t

met een stomme e.»

Zulk schrijven spreekt boekdeelen.

Om een stomme e maken deze vrienden zich warm. Doch dat in het Genootschap dat zij aankleven, met verwerping der kerk waartoe zij door geboorte èn doop èn belijdenis behooren, iedere iundamenteele waarheid geloochend, en het regiment des Heeren over Zijne Kerk met voeten getreden wordt, laat hen koud.

Ongetwijfeld behoort in onze Holl. vertaling des Bijbels gelezen te worden »Heere" en niet »Heer", waar in het oorspronkelijk Jehovah staat, of de Heiland genoemd wordt. Doch is het niet Farizeïsme van de ergste soort, om, wien ook, te verketteren, omdat, hij Heer in plaats van HEEBE leest, terwijl men zelf den Heere smaadt door schouder aan schouder met de loochenaars der Schrift tegen 's Heeren kerk te strijden, een antichristelijke macht over de kerken te steunen en te gehoorzamen, en de belijders der waarheid uit'te werpen?

Dus spreekt de Heiland: „En wat noemt gij Mij Heere, Heere, en doet niet hetgeen Ik zeg?

Ook het beroep op Dr. Kuyper voor het gebruik van »Heer< " veroordeelt deze vrienden. Want immers heeft Kuyper zich niet, gelijk zij doen, tevreden ge houden met voor een stomme e te pleiten, maar is hij opgekomen voor de eere van den Heere, in handha ving der Gereformeerde belijdenis, en van des Heilands heerlijk recht, om zijne kerken te regeeren. Dat die Delfthavensche vrienden dan niet slechts als Kuy per Heerif gelezen willen hebben, maar als hij in de reformatie der kerke desgelijks doen.

Dat zij. die onder de Organisatie van 1816 bleven, aan hen die daarmede braken, verwijten •s: met alle aa Gods Woord vijandige richtingen" samen te spannen, en rthet Hedje\ van de Moderne Laurillard'' mede te zingen, is wat heel kras. Willen «eenige leden der Ned. Herv. 'kerk e, met een stomme e" te Delftshaven wel eens eenig bewijs voor deze beschuldiging bijbrengen ? Aantoonen, dat niet zijzelven, — die het Synodaal be stuur in Den Haag, als een van God gestelde macht, blindelings gehoorzamen, en diensvolgens mannen als Perk, Laurillard, Lieftinck, als Dienaren des Goddelijken Woords, als herders en leeraren in hunne kerk erkennen — met »alle aan Gods Woord vijandige richtingen samenspannen", maar dat dit booze stak geschiedt door hen, die de Oiganisatie, welke de waarheid in leugen onder houdt, hebben verworpen? En waar zij dit niet kunnen doen, zullen zij zich dan niet voor God en menschen moeten verootmoedigen, wegens deze geheel ongegronde aantijging, waar zij zelven aan de zonde, door hen genoemd, voor den Heere en de menschen zoo schuldig staan?

Naar bericht wordt, wil het «Classikaal bestuur" deze tuchtzaak niet aan, en heeft de voorlezer ontslag gevraagd en verkregen.

Dat dit zaakje met een sisser zou afloopen, was te voorzien.

Toch is en blijft het kenmerkend voor het vunzige en domperige van de atmosfeer, die thans alle gezond leven in de Synodale Genootschapskerken verstikt.

Men is ontevreden. Men voelt, dat de toestand niet is gelijk die zgn moet. Maar men mist den geloofsmoed, om het kwaad in den wortel aan te tasten, en doet nu wat de Franschen noemen, : renfermer Ie loup dans la bergerie".

Men sluit den wolf in de schaapskooi op.

In de Banier las men op 26 Maart jl. naar aanleiding van een advertentie der Vrije Universiteit dit:

«In de Standaard van 11. Zaterdag deelt de Senaat der Vrije Universiteit meê, besloten te hebben, «dat niet langer, gelijk tot dusver, jongelieden op grond van een met goed gevolg afgelegd overgangsexamen naar de 6e klasse van een gemeentelijk Gymnasium als student zullen worden ingeschreven.

«Zij, die het eindexamen van het Gymnasium niet hebben afgelegd, kunnen, behoudens dispensatie om bijzondere oorzaak, toegang tot de lessen alleen verkrijgen door zich aan het admissie-examen te onder' werpen »

Welke beteekenis zal aan dat genomen besluit moeten worden toegekend?

Heeft men de ondervinding opgedaan, dat de jonge' lieden uit de 5e klasse komende, nog niet met genoegzame kennis waren toegerast om de colleges te volgen ?

Of wil men de bepalingen, die aan de Vrije üniver' siteit zullen gelden, in overeenstemming brengen met de regelen, die bij de toelating tot de lessen van de Rijks Universiteiten gelden ? ;

En indien het laatste, waarom is het dan te doen?

Om de wetenschap en hare bevordering, of het verkrijgen van de opneming der Vrije Universiteit in het kader der landsuniversiteiten en van het recht tot het verleenen van wetenschappelijke graden tnel effectus civilis.

Een vroeger hoogleeraar is nu Minister van Binnen - landsche Zaken.

Wij zien in die aankondiging een sein van het doel waarop men aanhoudt, en een stap om tot de vervulling er van te komen »

Waartoe achterdocht al niet leidt, en kw^aadsprekendheid er bij?

Bij onderzeek is ons namelijk gebleken, .dat deze maatregel het gevolg was van een verzoek van het Zettensch Gymnasium, om op één lijn met de overige Gymnasia te worden geplaatst, en dat hij genomen was reeds twee maanden geleden, toen er nog aan geen ministerschap van den heer Lohman wierd gedacht.

Dat voor wat aangaat de achterdocht.

En wat betreft de kwaadsprekendheid., zoo doet de Banier het voorkomen, alsof de studenten der Vrije Universiteit dusver een jaar minder studie hadden dan aan de Rijks-hoogescholen.

Toch is juist het omgekeerde waar.

Bij den Staat is de propaedeutische studie naar het gymnasium verplaatsti Daarom duurt de gymnasiale cursus dan vijf jaar. Bij de Vrije Universiteit daarentegen is de propaedeutische studie aan de Academie gebleven, en kan men dus in den regel met een vijfjarigen gymnasialen cursus volstaan.

Een theoloog bij den Staat heeft 6 jaar gymnasiale en 4 jaar academische studie; bij de Vrije Universiteit 5 jaar gymnasiale, 3 jaar propaedeutische studie en 3 a 4 jaar theologie.

Eigenlijk duurt de studie aan de Vrije Universiteit dus nog langer.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen