GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Dient den Heere met blijdschap."

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Dient den Heere met blijdschap."

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dient den' Heere met blijdschap, komt voor zijn aanschijn met vroolijk gezang. (Psalm 100 : 2.)

Aan gehoorzaamheid wil vooral het thans levend geslacht niet aan; en omdat we allen kinderen van onze eeuw zijn, werkt in een ieder, zelfs in den vroomste, thans sterker dan in vroeger dagen, de zucht om de verzenen tegen de prikkels te slaan.

Dat komt van de Fransche Revolutie.

Ni maitre ni Dieu, d. w. z.: »Geen meester en geen God meer over ons!" wierd toen de leus.

De vrije wil van den mensch wierd tot koninginne gekroond. Pelagius vierde te Parijs zijn triomf in de Septembermoorden. Onder niemand meer, maar zelf een ieder zijn eigen heer en meester.

Dat heette de «vrijheid, gelijkheid, broeder schap."

Broederschap, wel te verstaan in dien zin, dat niemand meer zijnen vader zou hebben te gehoorzamen, maar dat uw vader u als een uwer broederen zou zijn, en dus niets over u te zeggen hebben.

Die onstuimige zucht, om alle banden van gezag te verbreken, heeft toen voortgewoed in eiken levenskring, en is ten slotte ook in de religie binnengedrongen.

Ook in de religie moest er niet langer zoo gedrukt op dat gehoorzamen, noch op Gods recht. Alles moest voortaan alleen liefde en niets dan liefde ademen, en met die liefde stond het evenals met de broederschap, d. w. z. dat men zich naast in plaats van onder God plaatste, en Hem zóó veel of zóó weinig van zijn hart en zijns levens kracht zou wijden, als men uit eigen aandrang goed vond.

Van een liefde uit dank voor den duizendwerf verbeurden zegen, waarmee de Heere ons begenadigde, vernam men al minder. Van een liefde, geboren uit de herstelling onzer natuur in de wedergeboorte, viel al minder sprake. En van een liefde, die voortsproot uit wat God zelf door den Heiligen Geest in ons gewrocht had, kreeg men al minder te hooren.

Veeleer en veel meer werd het de inbeelding, dat onze natuur zoo tot liefde gestemd en tot liefde geneigd was, dat we krachtens dien lieven drang onzer onbedorven natuur nu ook God in die liefde van ons hart lieten deelen.

Zoo sloot en paste alles ineen.

Zijn vader en moeder eeren, omdat men zoo goed was ze lief te hebben. De overheid ontzien, omdat men zooveel liefde voor het welzijn van het gemeen had. En God loven, omdat dè liefde onzer ziele zoo sterk naar Hem drong.

Wilt ge nu met dien onheiligen stroom niet meê afdrijven, open dan helder uw oog voor de zelfmisleiding, die achter al die schoone termen van liefde school, en zie in, hoe hiermee feitelijk aan allen Godsdienst de bodem werd ingeslagen.

Men heeft God dan lief, omdat Hij zoo berainlijk is; maar dan moet die God ook bij onze begrippen van liefde passen en onze liefde waardig zijn.

Dan kan God dus niet meer zijn dat Eeuwige Wezen, gelijk dit zich in de Heilige Schrift geopenbaard heeft, maar moet worden een heel andere God, gelijk wij zijn beeltenis naar onze denkbeelden over liefde fatsoeneeren.

Het wordt dus de omgekeerde wereld.

Niet God die ons schiep naar zijn beeld; maar wij die ons een God scheppen na, a.ï onze heeltenis, en alsnu dit product van onze eigen phantasie liefhebben.

Doch waar blijft dan uw Godsdienst?

Of is Godsdienst dan iets anders dan de dienst van God, en is er een dienst van God mogelijk of denkbaar zonder dat ge Hem waarlijk dient? En wederom is er een dienen van God uit te denken, zonder dat God de Heere u zegt, wat Hij wil, dat ge voor Hem doen zult, en dat gij dit zijn hoog bevel overeenkomstig zijn wil, en met verzaking van uw eigen wil en eigen inzicht volbrengt ?

Noemt de Schrift dan niet als uw hoogsten eeretitel, dat ge dienstknechten en dienstmaagden des AUerhoogsten zult zijn, en dat, gelijk het oog eener dienstmaagd is op de hand harer vrouwe, dat zoo ook uw oog op uwen God zal zijn, om in alles en tot in het kleinste toe zijn wil ten uitvoer te brengen ?

En waar de Heere nu in zijn genade u ook zijn kind noemt, moogt gij daar dit kindschap Gods vergelijken met het ongehoorzame kind op aarde; of moet ge niet veeleer inzien, dat kind van God te zijn juist het scherpste gehoorzamen in zich sluit?

Kind van God, altoos naar het beeld zijns Zoons, wiens spijze het was niet zijn wil te doen, maar den wil desgenen die hem gezonden had.

En daarom kan er niet genoeg op aangedrongen, dat al het vrome volk toch weer in de serste plaats tot de gehoorzaamheid worde teruggeroepen.

Gods vrome volk is het zout der aarde. Indien nu ook dat zout zouteloos wordt, waarmee zal het gezouten worden?

Of wat baat het u, zoo ge uw onderhoorigen al tot ondergeschiktheid maant; en uw kinderen hun plicht tot gehoorzaamheid inscherpt; en aandringt op gehoorzaamheid jegens uw overheid; zoo ge niet begint met den wortel van alle gehoorzaamheid weer gaaf te maken, door allereerst onder hen, die God liefhebben, de gehoorzaamheid te herstellen jegens het Eeuwige Wezen.

De vreeze des Heeren is het beginsel van alle wijsheid, en dus ook van alle wijs bestel voor uw huisgezin, voor uw maatschappelijk en uw staatkundig leven.

Laat ge dus uit uw religie dat eerste beginsel der gehoorzaamheid glippen, aan wien anders dan uzelven hebt ge het dan te wijten, zoo op elk terrein des levens uw menschelijke vinding rpaak loopt?

Of gaat het aan, er u telkens over te beklagen, dat uw kinderen zoo ongezeggelijk en uw dienstboden zoo ongehoorzaam zijn, en dat het ontzag voor de overheid afneemt, zoo ge begint met uit uw eigen religie die zenuw der gehoorzaamheid iegens uw God weg te snijden ?

Zoo ge wel »kind van God" wilt zijn, maar geen gehoorzaam kind. Zoo ge uw God wel wilt liefhebben, maar zonder u aan zijn gebod te storen. En zoo vrgwilligheid en eigendunkelijkheid weer den boventoon gaan voeren in uw religie.

Laat daarom toch Gods heilig Woord voor u onverkort en bnverzwakt de openbaring van zijn heiligen wil blijven, en zet nooit één schrede op den boozen en goddeloozen weg van hen, die aan die Schrift tornen, die Schrift in haar gezag aantastten, en ten slotte slechts ddtgene uit die Schrift als bindend beschouwen, waar hun eigen feilbare conscientie ja en amen op zegt.

Dat is geen gehoorzamen, maar met willekeur uw eigen inzicht over het Woord van uwen God te laten heerschen.

Want zie het toch in, hoe al die Schriftbestrijding, hoe wetenschappelijk ook ingekleed en aangediend, in den grond der zaak uit niets anders voorkomt, dan uit den weerzin om een stellig Godswoord te bezitten, waaraan ge u onvoorwaardelijk te onderwerpen hebt, en waarvoor uw wil buigen moet.

Dat heeft reeds lange dagen uw kerken verwoest, die naar Gods Woord niet meer vroegen, maar eeniglijk bukten voor de autoriteit van menschen. Dat verwoest staat en huisgezin, door de fundamenten om te keeren, en alles op losse schroeven van Pelagiaansch goedvinden te zetten. En dat vermoordt de zielen, door haar alle vastheid te ontnemen, en als herfstbladeren te doen dwarrelen op eiken ruk van den wind des daags.

En wat er niet minder stellig bij moet gevoegd, daardoor berooft ge uzelven van al het stil en heilig genot dat er in Gods liefdedienst te smaken is.

Want gehoorzamen is zoo zalig. Het is zoo zoet voor het hart, dat er smaak in kreeg. Het verheft u uit de aardsche woeling van den zondigen vrijen wil tot den rang en de genieting van Gods engelen daarboven, die juist in hun rusteloos gehoorzamen zaligheid vinden.

En zeg nu niet, dat dit gehoorzamen u als mensch onwaardig zou zijn.

Jezus roept u toe: i> Zoo wie wil deszelfs Wille doen, die zal van deze leer bekennen dat ze uit God is."

Zoo is dan gehoorzamen de eenige toegang, die voor u openstaat tot het bevindelgk kennen van het schoon en zoet der liefde, Gods.

Zoomin als ge het keurige van den smaak uwer spijze genieten, of ook maar beoordeelen kunt, tenzij ge eerst begint met die spijze te proeven, zoomin zijt ge ook in uw fieilige religie tot eenig oordeel bekwaam of tot eenige genieting in staat, tenzg ge begint, met er de proef van te nemen, en te doen wat God in zijn heilig Woord u zegt.

En daarom, al klinkt het vreemd in onze negentiende eeuw, de leer der gehoorzaamheid, niet als slotsom, maar als uitgangspunt te prediken, toch moet op die stille gehoorzaamheid in klimmende mate aangedrongen.

Op blinde gehoorzaamheid zelfs.

Op een gehoorzaamheid als waarmee Abraham zijn eenige dien hij liefhad op het altaar bond.

Niet eerst willen weten, waarom het zoo moet, en het ddn doen, zoo gij eerst zelf inziet, dat het zoo het beste is.

Neen, maar gehoorzamen omdat God het zegt, en omdat Gods Woord het eischt.

Gehoorzamen niet uit bedwang of uit schrik voor Gods toorn, maar gehoorzamen, omdat de gehoprzaamheid zelve lief is geworden.

Dient den Heere met blijdschap.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 mei 1890

De Heraut | 4 Pagina's

„Dient den Heere met blijdschap.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 mei 1890

De Heraut | 4 Pagina's