GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

OLAF DE IVOOR.

X.

De overgan? .

Twee maanden later was de prins op zijn eiland teruggekeerd. Na veel moeite was 't em en Sigurd eindelijk gelukt zekerheid te rijgen, omtrent hetgeen zij wenschten te weten.

Jarl of graaf Haken, die Olaf's vader had verdieven, was gestorven, en er was nu een geweldige strijd ontstaan over de opvolging in het koninklijk Drontheim.

Olaf deelde dat alles aan zijn volgers mee, die op het eiland waren achtergebleven en hartelijk verblijd waren hem weer te zien. Nog meer misschien echter verheugde het hen, dat hij voorstelde, hier niet langer te vertoeven, maar met hun schip, dat steeds goed onderhouden was, de terugreis naar Noorwegen te aanvaarden. Wel wisten zij dat er daarna strijd zou volgen, doch dat was juist wat hun hart begeerde.

Vischvangst en landbouw waren heel goede dingen, maar voor een krachtig man, zoo oordeelden deze Noren, was de oorlog toch eigenlijk het beste.

»Wij gaan een goeden tijd tegemoet, " sprak Sigurd, terwijl de mannen om hem heen stonden. »Het volk van Noorwegen is prins Olaf en zijn dappere daden niet vergeten. Zij weten ook wel dat hem rechtvaardig de troon toekomt, waar zijn vader door Trygve afgestooten is. Als de prins in Noorwegen komt, zullen duizenden zich bij ons voegen. Dan trekken we op naar Drontheim en roepen Olaf uit tot vorst."

Een luid gejuich ging bij deze woorden op. En reeds wilden velen zich wegspoeden om de toebereidselen te maken voor de afreis, toen Olaf hen wenkte nog te wachten.

»Mannen", zoo sprak hij, »ik heb nog iets te zeggen. Gij hebt zoo even gesproken van de goden, die wij gediend hebben en uitgeroepen, dat zij ons zouden helpen. Welnu, ik heb dat ook eenmaal geloofd, doch thans niet meer. Hoort mijn woorden!"

En nu verhaalde hij hun al wat op de reis was geschied en in de woning van den kluizenaar was voorgevallen. Met verbazing hoorden de ruwe krijgslieden alles aan, en toen Olaf hun ten slotte verklaarde, dat hij nu voortaan niet meer de oude goden zou aanbidden, maar »den God der Christenen", zooals hij het noemde, was er meer dan een, die juist niet vriendelijk keek en ontstond hier en daar gemompel.

Een paar dagen gingen voorbij, gedurende welke onder het volk heel wat gesproken werd-Sommigen verklaarden dat zij hun ouden goden trouw wilden blijven en in geen geval zich bij de gehate Gristenen zouden voegen. Doch anderen — en wel de meesten — zeiden dat zij Olaf zouden volgen. Hg was een verstandig prins — zoo meenden zij — en zou zeker niet de oude goden hebben verlaten, als dat niet het beste ware.

Gij ziet wel vrienden, dat die lieden redeneerden in hun onwetendheid en er volstrekt geen begrip van hadden wat het zegt Christen te worden, Olaf zelf wist daar trouwens niet veel van. De woorden van den kluizenaar hadden diepen indruk op hem gemaakt; dat zijn goden ijdelheid waren, daarvan was hij vast overtuigd en ook dat de God, die door de Christenen aangebeden werd, machtig was. Maar veel verder reikte zijn kennis nog niet.

Hij kon dus zijn mannen ook niet veel zeggen of antwoorden op al hun bedenkingen en bezwaren. Zelf echter dachten ze ook niet veel na. Eenige dagen later werd de zaak nog eens lang en breed besproken en verklaarde Olaf hun beslist, dat hij voor zich de goden nooit meer zou aanbidden, maar zich laten doopen en voortaan een vriend der Christenen zijn. Ook Sigurd was daartoe bereid, en weldra stemden een groot aantal der Noren eveneens toe. Dat deden zij natuurlijk slechts om Olaf en in de hoop met hem te kunnen optrekken. Eenigen echter wilde er niets van weten; zij scheidden zich van de andere af, verlieten, denkelijk in visschersbooten, het eiland, en men hoorde niet meer van hen.

Toen nu eenmaal de zaken zoo stonden, zag Olaf in dat het zaak was niet langer te dralen. Hij wist dat op het eiland een kerk was en begreep dat daar dus ook wel iemand zou zijn van wien hij kon vernemen wat nu diende te geschieden. Dat had ook de kluizenaar hem geraden. Zoo ging hij dan naar de visscherswoningen, doch vernam daar dat er slechts nu en dan een priester kwam van het vaste land om de kinderen te doopen en te verrichten wat er meer was te doen.

Het was zeker opmerkelijk dat, nog terwijl de Noorsche prins zich daar bevond, die priester juist verscheen, schoon niemand hem verwachttet Hij luisterde met groote belangstelling naar al wat Olaf hem verhaalde en verheugde zich hartelijk dat zoovelen uit het heidendom tot het Christendom wilden komen. Waarom ze dit nu deden, wat hen dreef, daarnaar werd even weinig gevraagd als een paar eeuwen vroeger bij ónze heidensche voorouders, de Friezen en Saksers. Ook op kennis van de waarheid kwam 't niet veel aan. Men was al te vreden als de heidenen hun goden afzwoe ren, den naam des Heeren beleden en de geloofsartikelen zoo tamelijk kenden. Van het Evangelie hadden de nieuwbekeerden vaak geen flauw begrip. Lezen konden zij niet en Bijbels in de landtaal waren er ook niet. In de kerken werd een taal gebruikt, die zij niet verstonden en als er gepredikt werd begrepen zij er ook in hun taal niet veel van.

Maar wat hielp het dan dat die volken al in naam Christenen werden ?

Wel, vrienden, het hielp toch veel. Toen Karel de Groote de Friezen en Saksers met het zwaard en met straffen dwong Christenen te worden, waren er zeker al heel weinig onder, wiens hart tot den Heere bekend werd. Maar toch kwam er door dat Christendom onder die volken een geheele en zeer gezegende verandering. Vooreerst toch hield de afgoderij op met al haar gruwelen en verfoeiselen, de menschenoffers, het waarzeggen en de duivelskunsten. Bovendien werden er ruwe gebruiken afgeschaft, zooals het wraaknemen, onophoudelijk vechten en het ruwe, ongebonden leven. De lieden begonnen te begrijpen, dat zij niet ais de redelooze dieren, maar als menschen moesten leven. Voor de ouden en zwakken werd gezorgd. Daarbij leerden zij althans iets; de kinderen groeiden niet zoo geheel meer in onwetendheid op, maar kregen wat begrip van beschaving. Ook werden er ambachten en kunsten beoefend en kwam het tot een geregeld en ordelijk leven. En natuurlijk brachten de kinderen en de kleinkinderen het weer verder dan hun ouders en grootouders. Wie in de Christelijke kerk was geboren en gedoopt, wist dat hij met het heidendom niets meer te maken had, en ontving ook vroeg of laat eenig onderwijs in de leer des geloofs. Natuurlijk ging het alles heel langzaam in zijn werk en waren er altijd heel veel naam-christenen — maar toch 'twas tienmaal beter dan het heidendom.

Als we eens recht dat onderscheid willen zien, let er dan maar eens op hoe 't in ons land er uitzag vóór het Christendom er gebracht werd en een paar eeuwen daarna. Dat onderscheid is zeer groot en werd steeds grooter. De manier waarop het Christendom gebracht werd was niet goed, en we mogen ons verheugen dat het thans anders geschiedt, en niet door kracht of geweld. Maar toch mogen wij en alle volken, dien 't evenzoo gegaan is, den Heere danken dat Hij ons het Evangelie heeft doen brengen en dat het Christendom in ons land en onder ons volk geplant werd, al ging het dan ook op gebrekkige wijs.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1890

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1890

De Heraut | 4 Pagina's