GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De martelaren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

XLV,

MICHIEL ROVILLART.

In Doornik had men in 1563 nauwelijks het Paaschfeest, het feest der opstanding van Jezus Christus gevierd, toen de geest der vervolging weer vaardig werd over de vijan^ den der hervorming. Michiel Rovillart werd een hunner slachtoffers. Deze was geboortig van Arras (thans een Fransche stad, toen behoorende bij de zuidelijke Nederlanden) in Artois, uit een niet onaanzienlijk geslacht, dat vaak deelgenomen had aan het bestuur der stad. Waarom hij zijne geboortestad verlaten heeft is ons onbekend. Alleen dit weten wij, dat hij te Doornik gevangen genomen en in den kerker geworpen werd. Hieruit heeft hij verscheidene brieven geschreven, waarin hij met alleen van zich zelven en zijn uit-en inwendigen strijd gewaagt, maar ook de belijders der waarheid vermaant te volharden.

Een der treffendste tooneelen uit Rovillart s kerkerleven is zijn ontmoeting met zijne moeder, 't Is de asste Juni, de Roomsche kerk viert haren gedenkdag van Johannes de Dooper. Omstreeks twee uren in den middag wordt Rovillart gebracht voor den president van het hof, zijnen stadgenoot Mr. Pieter Asser, heer van Naves, die vergezeld is van een commissaris en een lid van den stedelijken raad. Nauwelijks staat de gevangene voor dit drietal, of de president vraagt: »Wel Michael, zult gij steeds hardnekkig in uwe boosheid blijven volharden en hebt gij over uwe zaken niet nagedacht? " Rovillart antwoordt, dat hij op Gods genade steunt, maar de president voert hem tegemoet, dat de duivel hem zoo opgeblazen gemaakt heeft, dat hij zich verbeeldt wijzer te kunnen zijn dan zijn vader, die steeds Katholiek gebleven was. »Gij hadt u maar moeten blijven bemoeien met potten en schoteis te maken, " eindigt Mr. Asser. Doch zeer ter snede antwoordt de martelaar, dat hij zich toch wel bemoeien moet met de zaligheid zijner ziel.

Daarop vraagt de president den beschuldigde: »Wat zoudt gij wel zeggen, indien men uwe moeder, die gij van verdriet doet sterven, liet spreken, " woorden die dezen laatste zoo diep treifen, dat hij antwoordt: »Ik ben bedroefd, mijnheer, dat God haar de reden van haar verdriet niet doet inzien." Men leidt hierna Rovillart in de kamer bij zijne moeder, die van hare dochter en schoonzoon vergezeld is. Nauwelijks hebben moeder en zoon elkaar gezien, of beiden barsten in tranen uit. De zoon wil zijne moeder omhelzen, maar deze stoot hem af, zeggende: »Gij zijt mijn zoon niet en ik ben uwe moeder niet, zoo lang gij zoo blijft." Waarop zij echter ten antwoord krijgt: »Troost u in God, mijne moeder, en bid Hem u de genade te doen kennen, hoe gelukkig ik ben." Doch de moeder laat haar kind niet uitspreken. Zij jammert__ over hem, zij beschimpt hem. Maar Rovillart blijft bij zijne belijdenis. Zijn broeder herinnert hem, dat zijne volharding de vrouw kan doen sterven. »Ik zeg niet, " verklaart gene eindelijk, sdat gij u veranderen moet, maar om de liefde van haar en allen, die gij zoo bedroefd ziet, wat moet toegeven." De martelaar wijst dit voorstel echter met verontwaardiging af. Dat is veinzerij. Met bittere verwijtingen vallen hem nu zijne zuster en zwager aan, maar hij blijft kalm, ongelooflijk kalm. Aardsche liefde heeft, hij voelt het, geen vat meer op hem. Zijn hart schijnt op dit punt zoo gesloten te zijn, dat de tranen zijner moeder en dierbaren hem niet wankelmoedig maken.

»Zietdaar, " zoo schrijft de martelaar aan zijne broeders in den geloove te Doornik, »zietdaar ons afscheid, na hetwelk ik God loofde, dat het zoo goed gegaan was, en ik verlost was van zulke verzoekingen."

Een uur na dit aandoenlijk tafereel, werd Rovillart wederom uit zijnen kerker gehaald om voor de commissarissen te verschijnen. Daar vond hij twee Augustijner monniken, van welke een, die zich leeraar noemde, vooral jtot hem sprak. Dit deed hij buitengewoon vriendelijk. Telkens noemde hij hem: Michiei, mijn vriend." Telkens gaf hij hem gelijk. Maar de gevangene liet zich hierdoor niet foppen. Het gesprek liep over de geboden Gods, die Rovillart tot de 10 geboden beperkte, die de monnik wilde uitgebreid zien tot de geboden der kerk. Voorts ging het over de zoogenaamde heilige dagen, waarvan ofize martelaar niets wilde weten. Soms trachtte de monnik zijn tegenstander te vangen met woorden der Schrift. Zoo maakte hij de opmerking, dat het lievel des Heeren aangaande den Doop luidde: Doopt ze in den naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes, " en toch zeide Petrus op den Pinksterdag: laat u doopen in den naam van Jezus" (Hand. 2 : 38.) Van deze schijnbare tegenstrijdigheid gaf Rovillart deze verklaring : »Mijnheer, zij, met wie de apostelen te doen hadden, kenden God en den Heiligen Geest, maar de naam van Jezus, in wien de apostelen de zaligheid predikten, was hun eene ergernis, omdat zij Hem gekruisigd hadden." Natuurlijk kwam het in dit dispuut ook op de Sacramenten en hun getal.

Op dit laatste onderwerp kwamen de tegenstanders, onverschillig of zij Augustijner monniken of Jezuïeten waren altijd terug, als zij de gevangene voor zich ontboden. Eens kwam het ook over de kerk. „Waar was uw kerk vóór Calvyn of vóór vijftig jaren", vroegen de Roomsche geestelijken. En Rovillart antwoordde: »Ik zal u ook wat vragen: sWaarwasde kerk, toen Eliaklaagde: Heere zij hebben uwe profeten gedood, en ik hen alleen overgebl ven en zij zoeken ook mijne ziel. En toen zeide God, dat er nog 7000 waren overgebleven, die hunne knieën voor Baal niet gebogen hadden. Al is dan ook, mijnheer, het aantal Godzaligen soms onbekend, niettemin zijn wij er zeker van, dat, aangezien Christus een waar Koning is, Hij ook ware onderdanen heeft, opdat zij over de geheele wereld verspreid zijn. Daar is de kerk hield onze Rovillart vol, waar Gods Woord gepredikt en de Sacramenten bediend worden naar de instelling van Christus. Smarte deed het hem, dat zijne vijanden soms niets deden dan lachen en spotten met Gods Woord en verzinnen van beuzelachtige geschillen.

Ten einde hem te dwingen tot toegeven, werd den gevangene zijn eten verminderd. Soms gaven zij hem niet anders dan water en brood. Wel merkte hij aan , de vrouw des gevangenbewaarders, dat hij wel meer zou kunnen krijgen, als hij vroeg. Maar hij weigerde dat, uit vreeze haar en haren man aan gevaar bloot te stellen. Alleen vroeg hij om een Testament, »ten einde te studeeren en de Schriftuurplaatsen na te gaan, die zijne tegenstanders tegen hem inbrachten." Ook stelde hij eene korte geloofsbelijdenis en beantwoordde eenige schriftelijke bestrijdingen van zijne leer. Zijne moeder, die hem bleef bidden van zijne beweerde ketterijen en dwalingen af te gaan, schreef hem, maar hij antwoordde haar, dat Gods Woord op menig gewichtig punt anders sprak dan Rome.

Eiiidelijfc werden de vijanden den moedigen kampioen der waarheid moe. Den ipen Augustus, 's middags te 5 uren, kwamen hem de procureur der stad en twee gerechtsdienaren namens den gouverneur der stad (Doornik) aanzeggen, dat hij des anderen daags zou sterven. Zijn laatste levensuren wijdde hij nog aan de wederlegging van een bij hem ingediend geschrift. Toen schreef hij zijnen laatsten brief: »Ik bid u, laat ons God bidden mij de genade te bewijzen, om te volharden tot den einde."

De Heere heeft deze bede verhoord.Des anderen daags onderging hij zijn doodvonnis. Hij. werd op de e­markt te Doornik verbrand, »doch beleed tot het einde den naam des Heeren."

DK GAAY FORTMAM.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 april 1891

De Heraut | 4 Pagina's

De martelaren

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 april 1891

De Heraut | 4 Pagina's