GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tot afdoeniofing.

Het aantal vragen groeit in den laatsten tijd zoo, dat we ditmaal eens voor een keer de geschiedenis van Kees den staljongen laten rusten, om behoorlijk antwoord te kunnen geven op velerlei. Want gelukkig zijn de meeste vragen alles behalve »zonder leering": op enkele zullen we de vragers langs een anderen weg dan dezen antwoorden.

Een vraag over »vurige kolen op iemands hoofd hoopen" is nog kort geleden uitvoerig behandeld. Onze vriend K. de G. zal dus goed doen dat eens na te lezen.

Wat aangaat de uitdrukking: «spijkers op laag water zoeken", waar al velen en ook wij meer over gesproken hebben. 'T is geloof ik Bilderdijk die zegt, dat hij niet weet wat het beteekent en waar 't vandaan komt. Wat dit eerste betreft, zoo bedoelt men er mee: redenen, oorzaken, beschuldigingen, in 't kort allerlei te zoeken waar het eigenlijk niet te vinden is, wat men dan ook zelf heel goed weet. Maar hoe is men nu aan die, uitdrukking gekomen?

Ik geloof zóó: Als 't laag water is komen er veel dingen bloot die anders bedekt zijn. Op vele plaatsen gaan kinderen en menschen dan uit om schelpen, zeedieren en zoo meer te zoeken. Hier in Amsterdam zal men wel geen schelpen of zeedieren bij laag water in de grachten vinden, maar gezocht wordt er toch — naar allerlei, uit de drie rijken der natuur, naar „onbeschrijfelijke" dingen. Wat men echter ook op laag water, in den modder niet zal zoeken — spijkers. Want die zinken door hun zwaarte er in weg en liggen niet bloot. Wie dus toch spijkers daar zocht, ging iets zoeken wat hij zeker was niet te vinden, en zoo wordt alles duidelijk

Wie het beter weet, mag het echter gerust zeggen.

En nu van het laag water tot de visschen, of liever tot de zeedieren.

Een onzer lezers, de heer F. G., schrijft namelijk:

Er is (hier) een walvisch te zien geweest en door menig groot en klein mensch is dat grootsche scheppingstuk Gods ook bezichtigd.

Jammer maar, dat ook deze tentoonstelling weer dienen moest om aan den kundigen Hollandschen uitlegger gelegenheid te geven om voor het publiek uit te spreken, »dat Jonas dus niet in den walvisch geweest is, want dat het zichtbare kleine keelgat van het monster dit hier klaarblijkelijk bewees." Een eenvoudige vrouw onder het publiek gaf echter dadelijk bescheid aan dezen wijsgeer met de aanhaling van de woorden uit het boek van Jona, Hoofdst. 1:17. »De Heere nu beschikte een grooten •visch."

Terecht zegt onze geachte lezer verder: sMijns inziens hangt er toch wel veel van af, welken indruk nu door zulk bezoek aan dien visch wordt achtergelaten.

Toen ik nog eens over het gehoorde nadacht in verband ook met de wijze waarop deze dieren hun voedsel bekomen, n.l. door het eenigen tijd in den muil of vergaarbak in het ondergedeelte van den kop te bewaren, hetgeen inij niet zoo algemeen bekend voorkwam, overleide ik of het toch mogelijk is dat wij naar de uitspraak des Heeren in Matt. 20:40 werkelijk aan een walvisch moeten denken, en Jona de profeet in die bewaarplaats of eerste maag is bewaard gebleven. Dit zou echter niet naar de letter overeenkomen met hetgeen van Jona's verblijf in den buik of in het ingewand van den visch staat geschreven.''

En dan ten slotte: »Zie, geachte heer! gelijk het mij verder gingzullen er zeker nog velen op kantoor, werkplaats of in de school nog heel wat over dit onderwerp hooren spreken, hetzij tot bevesti-ging of tot ontkenning van hetgeen in de Schrift daarvan wordt gemeld.

Mocht nu bij wijze van nabetrachting, tot leering, maar bovenal tot bevestiging van Gods Woord nog een enkel woord daaraan door u toegevoegd worden, dan zou het bezoek aan »den grooten visch" nog menigeen tot een aangename en gezegende herinnering kunnen zijn."

We willen dat heel gaarne doen. Onze vrietid s'chrijft nog meer. O. a. dat de Heere machtig is om, al heeft een walvisch een zeer nauwe keel, toch Jona te doen inslokken en zoo voort, wat volkomen waar is.

Doch al staat dit vast, we behoeven het hier niet eens aan te voeren. Want de «eenvoudige vrouw" had volkomen gelijk. Het woord »walvisch" beteekent in de Schrift niet alleen dat dier 't welk wij er nu onder verstaan, maar alle groote zeedieren. Het woord beduidt dan ook niet anders dan groote visch. Door welken bepaalden visch Jona werd ingeslokt weten we niet. Oudtijds kwam het meer voor dat men één naam aan verschillende dieren gaf, zooals blijkt uit de woorden: oes en bok. Het is dus als staat in Jona 1:17, en wie uitdien walvisch iets wil halen tot bestrijding van Gods Woord, toont enkel en alleen zijn eigen onverstand.

De levensTerKekeriog.

Eens liep Hendrik met zijn vader op straat. Zij kwamen aan een groot huis. Hij zag boven de deur een bord en daarop stond in groote letters: LEVENSVERZEKERING.

Hè vader! wat beteekent dat? " vroeg Hendrik. »Kan iemand zijn leven verzekeren ? Gaat hij dan niet dood? "

»Neen, jongenlief", sprak de vader, »datzou men wel denken, maar het is zoo niet. Het wil zeggen dat wie alle jaren een 50m gelds betaalt aan de heeren van die verzekering, als hij oud geworden is zooveel krijgt, dat hij de laatste jaren niet behoeft te werken om te leven; of als hij sterft krijgen zijn kinderen het geld."

»0, dat is heel wat anders", zei Hendrik. »Is u ook in een levensverzekering vader? "

Ja zeker, Hendrik, en uw moeder ook." »En kost dat veel geld alle jaren?

»0 neen! het kost in < 7«^«levensverzekering niets."

»Wel dat is aardig", zei Hendrik, moesten allen menschen in gaan." »daar

»Ja dat wou ik ook wel", zei vader, »maar zij doen het toch niet. De een wil het niet om niet hebben; de ander denkt, het is niet noodig en zoo blijven er velen uit."

»En is ook hier de levensverzekering waar u in is vader? " vroeg Hendrik.

»Neen mijn jongen ? Die levensverzekering is ver van hier; heel hoog boven de wolken. De Heere in den hemel is 't die mijn leven verzekera heeft, en dat is eigenlijk de eenige en de beste verzekering. De Heere Jezus zegt: »die in Mij gelooft zal niet sterven in eeuwig heid. Hij zal leven al ware hij ook gestorven." En omdat ik in dien Heere Jezus geloof, weet ik ook dat mijn leven zeker is, en ik hoop dat gij ook spoedig in die levensverzekering zult gaan. Zooals ik zei, kost het niets, het wordt gegeven zonder prijs en nooit weer afgenomen."

Den raad, dien vader aan Hendrik gaf, vrienden, zou ik u allen willen geven. »Ik geef." zegt de Heere Christus, »den mijnen het eeuwige leven", en Hij kan dat doen want het is gelijk gij misschien dikwijls hebt-gezongen :

»Hij steeg uit 't graf door eigen kracht Want Hij is God, bekleed met macht."

en dan is ook waar*

Dic met geloof op Jezus ziet. Die vreest voor dood en helle niet."

HOOGENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 april 1892

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 april 1892

De Heraut | 4 Pagina's