GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Utrechtsche Kerkbode bespreekt Ds, Klaarhamer, met een openhartigheid die weldadig .aandoet, en met een juistheid van critiek die den man van beginselen kenmerkt, schaduwzijde van veler gemeenteleven. zekere

We lezen daar toch:

Het werk der boroeping,

Er zijn zoo enkele dingen bij de vroegere Nederd. Geref. Kerk van Utrecht, die niet goed zijn. Waarin verandering behoort te Iromen.

Misschien is er in andere Kerlien ook wel iets van deze kwalen te vinden en kan het daarom goed zijn, die zaken hier te bespreken.

Zoo is het o a, niet goed, niet voor 's Heeren Woord bestaanbaar, dat er onder ons ongeveer 2000 ten Avondmaal toegelaten leden zijn, waarvan er nauwelijks 500 werkelijk het H. Avondmaal gebruiken, en evenmin goed, dat die 1500 afblijvenden kerkelijk niet vermaand noch behandeld worden.

Toch willen wij nu hierop niet verder ingaan, maar thans meer bepaald v/ijzen op een ander, niet minder bedenkelijk kwaad, dat hier bestaat n.l. de schrikke lijke nalatigheid in het oefenen van het ambt der ge loovigen, als het geldt de eoo niferst gewichtige hande Ijngen van de beroeping van Dienaren des Woords en van de benoeming van Ouderlingen en Diakenen

Als wij het aantal stemgerechtigde leden dezer Gereformeerde Kerk stellen op yoOj dan ramen wij het stellig te laag en van deze 700 komen er nooit meer dan ongeveer 150 deelnemen aan die genoemde handelingen.

Natuurlijk zijn er altoos eenigen, die door ziekte, door zwakte, door beroeps-of ambtsbezigheden of door andere voor God geldende oorzaken verhinderd worden, doch dit kan in gewone tijden nooit een aantal van 500 beloopen.

Dit nu is een verzuimen van het ambt dergeloovigeti, dat dezer Gereformeerde Kerk zeer schadelijk is en dat hen, die het zonder wettige verhindering plegen, schuldig maakt voor God.

Wat toch is er van de zaak.

Als men spreekt van ythet amb' der geloovigen", dan gebruikt men een kerh'eihtelf/ki-uitdrukking. Dan spreekt men van iets anders dan van de y^roefing des Christens", hoewel er tusschen deze onderscheiden zaken een nauw verband bestaat.

Dat woord y> amit'' moet men goed verstaan. De ambten in de Kerk toch zijn wat anders dan het y> ambt der overheid". In dit laatste zit overheids gezag in, dat is daarin klevende, zoodat de overheid met dwingende macht kan optreden en dwingen.

Zóó is het herhelijk ambt niet. Alleen de Koning der Kerk, onze Heere Jezus Christus bezit en oefent zulk een gezag, zulk een dwingende macht in zijn Kerk; Eij alleen is haar hooge overheid.

De predikanten, de ouderlingen, de diakenen en zoo ook de Geloovigen zijn zijn dienaren, waarvan Rij zich bedient.

Die ambten zijn dus «diensten". Gelijk dan ook onze Kerkenordening zoo juist in art. II spreekt en zegt: »De Diensten zijn vierderlei".

4i het r.ambi der geloovigen" kleeft dan ook geen macht, maar het is een dienst waarvan de Koning der Kerk gebruik maakt tot de regeering der zichtbare, geïnstitueerde kerk op aarde.

Het is een tidienst" die ïlij oplegt aan-en vergt ook van de leden onzer Gereformeerde kerk.

De Heere kan zeker wel zonder menschen zijn kerk op aarde regeeren, maar het behaagt Hem nu in zijn nederbnigende goedheid, om het door menschen te doen.

Nu moet men ook goed verstaan het woord tigt' loovigen"'.

»Een »geIoovige" in geestelijken zin is een bekeerde, een die geloof ontving en bij wien dit geloof in de daad der bekeerirg openbaar werd.

Doch hier gebruiken wij dit woord niet in geestelijken zin. maar in kerkrechtelijien zin en dan betee kent het, iemand die door een geïnstitueerde kerk in dit geval nu, door de Gereformeerde kerk van Utrecht voor een geloovige wordt gehouden, d. i. die op grond van een zuivere belijdenis en van een onergerlijken, christelijken wandel tot het H. Avondmaal is toege laten en daarmede tot de volle rechten èn f lichten van een lid onzer kerk.

Elk, die dus in genoemden zin lid dezer Gerefor meerde kerk van Utrecht is, die isgerocfentnverplicht tot de uitoefening van het »ambt der geloovigen". Terwijl men zal inzien, dat niemand alleen voor zich zelf en naar eigen wil en dat ook niet één ld alleen dit ambt kan oefenen, maar dat het geoefend wordt door de gezamenlijke leden der kerk naar d-en regel van 's Konings Woord.

Hoe wenschelijk het nu ooi; -is, dat alle leden, alle geloovigen hierin getrouw en gewillig zijn, zoo kunnen natuurlijk toch de onwilligen en ongehoorzamen de overigen niet beletten, om het ambt der geloovigen te oefenen naar 's Konings geopenbaarden wil en kan evenmin de onthouding der onwilligen en ongehoorzamen de handelingen der anderea onwettig maken.

Dit , , ambt der geloovigen" brengt nu mede dat — altoos naar uitwijzen van 's Konings regel — die bedoelde kerkleden deel hebben aan de kerkelijke rechtspraak, dat is aan de zaak der tucht; dat zij, bij de aanstelling van Dienaren van hun keuze doen blijken; dat zij mede beslissen over het verband, waarin hun kerk met andere kerken zal leven; en zeker ook dat zij, zoo de ambten in verval kwamen of ge heel ontbreken, deze weder oprichten in huagkerk.

jVIede door de oefening van het «ambt der geloovigen" wil dus de Heere zijn kerk regeeren, de tucht handhaven, de dienaren tot het xwerk det bediening'' geven. Zonder de oefening van dit ambt hebben ivij dus geen grond meer om te verwachten, dat onze kerk zal - melvaren en de Heere haar zijn gunst zal doen zien.

Nu hangt aan den welstand der geïnstitueerde kerken en dus óók aan den welstand van onze Gereformeerde kerk, den welstand van het geestelijk Lic/taam van Christus. Onze Heere zelf heeft dat aldus ingezet.

Oefenen wij dus niet het «ambt der geloovigen" naar Gods Woord, dan benadeelen wij onze Gereformeerde Kerk, dan werken wij haar weistand tegen en alzoo worden wij schuldig jegens den Koning der Kerk, daar wij PJem dienst weigeren en niet minder schuldig aan het geestelijk lichaam, welks welstand wij niet helpen bevorderen, maar voorzooveil het aan ons hangt, schaden.

Wij hebben d.an ook alle reden, omdat thuis blijven dier 500 een ernstig kwaad te noemen.

Zich onttrekken is niet de weg.

Hebt gij bezwaren tegen voorgestelde candidaten, kom die dan kenbaar maken, dat moet gij doen naar het «ambt der geloovigen", dat is u opgelegd.

Hebt gij bezwaren tegen de wijze van beroeping en benoeming, kom die dan - kenbaar maken, dit is uw roeping.

Gij moogt niet onweersproken laten, wat naar Gods Woord, opgevat in den zin der drie Formulieren van eenigheid, niet tot welstand maar tot schade der Kerke is.

Voelt gij u onbekwaam tot de oefening van het «ambt der geloovigen", vraag dan onderwijzing en raad van de Dienaren des Woords en van de Ouderlingen. Daar zijn zij voor, om u te onderwijzen en raad te geven. Zij hebben htm ambt aanvaard onder ver bindtenis, dat zij dit doen zouden en dat zij daartoe zelf zich ijverig zouden oefenen in de kennis der waarheid.

Maar wat er ook zij, wat gij ook doet, weiger den Koning der kerk den dienst niet, dien Hij van u vergt. Laat ieder, die niet wettig verhindert is, het «ambt der geloovigen" oefenen óók nu weder, nu het geldt de beroeping van een Dienaar des Woords.

Laat dit kwaad onder ons weggedaan worden.

De Heere wil en [zal barmhartigheid bewijzen aan dien, die zijn zonde belijdt en laat.

Hier is kwalijk jets tegen te zeggen.

Slechts houde men wel in het oog, dat alle onze kerken nog reconvalescenten van de Synodale tering zijn, en dat we niet dan door een wonder van deze schijnbaar ongeneeslijke krankheid zijn gered.

Geen wonder dus, dat we nog lang niet zijn, die we vóór die ziekte waren, en met Gods huipe eens weer worden zullen. .

Ook is de atmosfeer hoogst ongunstig voor pas herstellende kerken. Het is zoo guur en snerpend koud daar buiten.

Maar daarom, en hierin heeft Ds. Klaarhamer gelijk, mag ook Utrechts kerk niet in dien soberen staat blijven.

Ontwaakt, maar ook: »Staat op" is de roepstem, die tot al onze kerken uitgaat, en dan heet het; Wandelt in lief Ikht.

KUYPER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 november 1892

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 november 1892

De Heraut | 4 Pagina's