GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„De eeders die Hij geplant heeft."

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De eeders die Hij geplant heeft."

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De booiiien des Heerea worden verzadigd, de cederboomen van Libanon, die Hij geplant heeft. Psalm 104:16.

Nog siijii er breede streken op onze aarde, waar niemand woont, en waar elk spoor van menschelijke werkzaunheid nog geheel ontbreekt. Denk slechts aan Stanley, den Afrika-reïziger, wiens moedige tochten zoo zeer de aandacht trokken. Of toog hij niet meer dan een maand lang met zijn karavaan door prachtige wouden, die zoo dicht ineen waren gegroeid, dat er schier geen zonnestraal in doordrong?

Hoe kwamen nu die eeuwenheugende wouden daar.' Wie had ze daar geplant, die reusachtige stammen, die .soms geen drie man met tmn armen omspannen konden?

Was in overoude tijde» deze streek bev/oond door heel een geslacht van boomkweekers, die er lust in hadden gehad, om dit onmetelijk woud, minstens viermaal zoo groot als ons gansche land, daar aan te leggen, er de stekken voor uit te poten, en de eikels of beukenoten aan den vetten bodem toe te vertrouwer.?

Stellig niet.

Die onafzienbare en bijna ondoordringbare wouden, met al hun schat van kostbaar hout, zijn daar gegroeid en in stand gebleven, zonder het toedoen van een eenigen niensch.

Wie zulk een woud binnentreedt, wordt daarom onwillekeurig overweldigd door een gevoel van stillen eerbied en ontzag.

Het is niet: „Dat heeft nu menschelijke kunst gewrocht, " maar wel: »Hier was een meer dan menschelijke macht, die zulk een reuzenwoud eerst uitdacht, toen bet besloot aan te leggen, daarna het deed uitschieten uit den bodem, en het voorts alle die eeuwen in stand hield."

Zulk een woud nu kende ook Israël op de hellingen van den Libanon.

Ken prachtig woud.

Ken woud dat zich uren ver in de hoogte en in de breedte van den bergrug uitstrekte.

Ken woud van vorstelijke ceders.

En als nu de vraag rees, hoe dit prachtige, vorstelijke cederenwoud daar op den Libanon gekomen w.ss, dan antwoordde Israels Psalmist, en dat juist was Israels glorie: Het is God Almachtig, die deze cederen geplant heeft.

Zoo hoog stond Israël. Niet uit zichzelf, maar omdat diezelfde God, die op den Libanon het cederenwoud geplant had, in het Israëlietisch gemoed tevens den vromen trek had ingeprent, om in de wonderen der schepping den naam van den Schepper te eeren.

Doch zoo is het in onze Westelijke landen, en met name in onzen tijd, niet.

Want wel erkent ook nu nog een ieder, dat deze eeuwenoude, onmetelijke wouden niet geplant zijn door een eenig mensch, en dat ze er evenmin vanzelf konden komen, maar op de vraag, hoe ze dan ontstonden en in stand bleven, antwoordt het kind der wereld: Door de Natuur,

De natuur werkt. De natuur is een macht om ons, in ons, en al onze macht te boven gaande. En letterlijk wordt van lie natuur beleden, wat de apostel van Christus, van den God des hemels en der aarde belijdt: In haar, in die natuur, leven we, bewegen we ons en zijn we.

ZelLs klimt die verheerlijking van de natuur nog bij den dag.

En dit kan ook niet anders; want hoeveel men vroeger ook reeds van de schepping en de in haar • werkende kracht waande te weten, toch was dit alles nog iïlechts kinderspel vergeleken met de krachten der schepping, die nu allengs openbaar y.ijn geworden.

Als de Psalmi.st in onze eeuw geleefd had, hoe zou hij in nog veel dieper ontzag voor de majesteit des Heeren HEEREN hebben uit-V.eroepen: „Hoe groot zijn, Heere, uwe werken!" en in nog veel inniger aanbidding voor zijn Schepper zijn neergeknield.

Maar, en dit ïs de zelfvernedering onzer «euw, van die schepping met haar wontieren wordt thans niet meer aan onzen Vader die in de hemelen is, maar aan de Natuur de eere gegeven.

Die natuur is de Diana der Efezeren geworden, waarvan een ieder roept dat ze groot is.

Die natuur wordt als de voortbrengende en in stand houdende macht aangebeden.

Het is niet meet Jehova, maar de die dit alles heeft gewrocht. Natuur

Die booze taal en deze schuldige afgoderij, die onzen God de. eere van zijn werk ontrooft, werkt ook.op de kinderesi Gods in tweeërlei opzicht verkeerd.

Vooreerst in zooverre onbedachtzaamheid zoo licht verlokt, om in deze taal meê te gaan spreken, en gedurig van de natuur te reppen, als er alleen sprake mocht zijn van de almogende en alomtegenwoordige kracht Gods.

Reeds in de dagen der Reformatie sloop dit kwaad in.

Reeds toen was uit de heidensche wijsbegeerte in sommige kringen die verheerlijking der natuur in zwang, en zoo weinig doorzag men toen nog het gevaar, dat hierm dreigde, dat een der Hervormers zelf verklaarde: „Ge kunt, mits in vromen zin, de natuur God noemen. NaturampieDeum dicere posses"

Let wel pie, d. w. z. mits in vromen zin. Maar juist dat pie liet men later weg, en heeft sinds in geschrift na geschrift zich op dit min bedachtzame woord beroepen, om de zonen der Reformatie meê af te trekken naar de natuuraanbidding.

En zoo hoort ge ook nu nog, ook in anders vrome gezinnen, gewaden van die werkzaamheid der natuur, alsof die natuur een zelf werkende kracht ware.

Zoo bij ziekte en onges'eldheid heet het gedurig: Dat de medicijn niet helpt, als de natuur niet meewerkt; dat iemands natuur niet krachtig genoeg meer is; of dat de natuur zich zelf wel zal redden.

Doch nog een tweede kwaad vloeit hieruit voort.

Doordien de vele ontdekkingen van nieuwe, dusver ons verborgen krachten Gods in de schepping, ons altoos als natuurktachtea, gehoorzamende aan nattiurweiten, worden aangediend, en de mannen der natuurwetenschappen zich aanmatigen, om steeds laatdunkender op de Heilige Schrift en de geestelijke realiteiten neer te zien, heeft zich bij de kinderen Gods zekere tegenzin, zekere wrevel, zekere achterdocht en kwaad vermoeden tegen de natuurwetenschap ontwikkeld.

Hier ligt niets vreemds in. Veeleer is het gansch natuurlijk. Maar het gevolg is dan toch, dat aan den Heere onzen God zijn eere onthouden wordt; en onthouden wordt door zijn eigen volk.

Het spreekt toch vanzelf, dat de mannen der natuurwetenschap geen enkele kracht ontdekken kunnen, tenzij God Almachtig die kracht in het leven riep en haar van oogenblik tot oogenblik in stand hield; en ook, dat ze niet één dier krachten zouden ontdekt hebben, indien naar Gods bestel het oogenblik voor de ontdekking niet gekomen ware.

Het ware dus betamelijk, dat elke nieuwe ontdekking op het gebied der natuurwetenschappen ons in de ooren klonk als een motief te meer, om onzen God groot te maken, en onze bewondering voor zijn majesteit gestadig te doen klimmen.

Eigenlijk moesten de mannen der natuurwetenschap dit zelf aan hun eigen ziel gevoelen. Maar ook al zijn de meesten hunner hier te geestelijk stomp voor, de kinderen Gods moesten het dan toch in hun geestelijk besef ontv/aren, en de lof des Heeren moest al grooter worden.

Maar helaas, doordien nu al deze ontdekkingen als kracht der natuur worden aangenomen, wendt Gods volk er zich soms in toorne van af.

Soms is het, of het liever al deze ontdekkingen niet gezien had. Alsof het liever gewild had, dat het gebleven ware bij de krachten, die in de dagen van den Psalmist reeds verheerlijkt werden.

Door gebrek aan diep en veerkrachtig geloof, wordt men bang voor al deze ontdekkingen, in plaats van er zich over te verheugen, dat steeds nieuwe krachten en heerlijkheden van den God des hemels en der aarde openbaar worden.

Dit kwaad nu is daardoor bevorderd, dat men in vrome kringen te uitsluitend in het genadewerk is gaan leven, en zich te weinig om de majesteit des Heeren in het weik zijner schepping bekommerd heeft.

Dat deed het oude Bondsvolk niet.

Drager van de genade Gods, bezong het in roerende en aangrijpende zangen de wonderen Gods in de rechtvaardigmaking van den zondaar, en in de vergeving der zonde, en in de leiding met zijn volk. Denk slechts aan Psalm 25, 32, 51, 103 en zoovele andere.

Maar om het werk der genade vergat het daarom de majesteit des Heeren in de natuur niet.

In Psalm 19 worden beide f^lfs in één zelfden zang verheerlijkt. En in watjtal van zangen niet evenzeer.

Rn daarom i» het ^'> n fi-..ii. In os-.ze levensopvatting, een lout in onze predikatie, een fout in onze geestelijke overdenkingen, indien we in den Christus, die zijn volk van zonde zalig maakt, niet tevens eeren »het Woord, dat van den beginne was, en zonder hetwelk geen ding bestaat, dat gemaakt is."

Wat we daarom noodig hebben, is niet, dat we ons afsluiten van de nieuwe ontdekkingen der natuurwetenschappen, raï.ar dat we ophouden ons op te sluiten in den kring van de Herschepping, alsof er ooit herschepping zijn kan, zonder een Schepping die voorafging.

„Dat de hemelen Gods eer vertellen, en het uitspansel zijner handen werk", moet de heilige leuze zijn, waaronder we Gode weer zijn eere toebrengen ook voor de werken zijner handen, die ons thans eerst openbaar worden.

En ook daarin staan de Psalaien zoo verre boven de Gezangen, waarmee zoo menige kerk de Psalmen verdrongen heeft, dat de Gezangen de majesteit des Heeren in de schepping bijna geheel verwaarloozen, en dat ze alleen i» de Psalmen die schoone, geestelijke harmonie vindt, die het rijk der genade met het rijk der natuur op het innigst saamvoegt, om in beide groot te maken den Naam onzes Gods, die in genade én natuur zich als onze Vader in de hemelen aan ons openbaren wil.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 juli 1893

De Heraut | 4 Pagina's

„De eeders die Hij geplant heeft.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 juli 1893

De Heraut | 4 Pagina's