GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het verborgen land.

I.

Eens, zoo zegt de overlevering der Mahomedanen, werd den profeet Mahomed gevraagd wat wel het verdienstelijkste werk was. ( »Het geloof, " luidde zijn antwoord.

»En vervolgens? " »De heilige krijg." »En verder ? "

»De pelgrimstocht naar Mekka.''

De laatste is dus voor elke volgeling van den zoogenaamden profeet, een zaak van niet weinig gewicht. Elk Moslim, of Mahomedaan, elk man althans, moet minstens eens in zijn R m R t leven dien tocht naar Mekka doen. Mekka is de heilige stad der Arabieren, waar Mahomed heeft gewoond en geregeerd en te Mekka is hun heiligdom, de Kaaba. Geen wonder dat er elk jaar tweemaal honderdduizend vreemdelingen komen, allen natuurlijk Mahomedanen.

Langen tijd heeft men niet geweten wat er te Mekka plaats vond, en hoe 'f met die bedevaarten gelegen was. Want de Mahomedanen vertelden het niet; een Christen mocht er niet komen, en een Europeaan die dat toch waagde stelde zich aan het grootste gevaar bloot.

Toch hebben enkelen dat gedaan en door hen weten wij eindelijk wat in dat verborgen land, in die stad Mekka, waar de Turken heerschen, jaarlijks geschiedt. Tot de moedige mannen, de vreemdelingen of „ongeloovigen", die zoover dorsten doordringen, behoort ook een Franschman, Leon Roches i). Hij is met een karavaan meegegaan en heeft Mekka en al wat. er gebeurde gezien en 't later verteld. Daarvan nu zullen we hier iets meedeelen.

Eenmaal per jaar, in de maand Rhamadan of Juli, komen van allen kant de pelgrims opdagen, die Mekka bezoeken. De stad die heilig is, als Mahomed's geboorteplaats, ligt tusschen kale bergen en heeft een 50, 000 inwoners. De hoofdpersoon is de groot-sherif, een soort van Mahomedaanschen bisschop.

Vroeger kwamen de pelgrims altijd met karavanen, nu ook vaak met stoombooten, o. a. uit onze Oost. Die booten lossen dan te Djeddah, de haven van Mekka.

Zoodra nu een pelgrim op een dagreis afstands van Mekka is, moet hij een gewaad aantrekken dat irham heet. Het bestaat uit twee stukken katoen, linnen of wol en ziet grijs of wit. Plet eene stuk slaat men om de lendenen; het andere om hals en schouders, doch zoo, dat de rechterarm ongedekt blijft. Alle overige kleeding is verboden; het hoofd is ongedekt en men draagt een soort schoenzolen. Zoo lang een pelgrim dus gekleed is, laat hij ook zijn hoofd niet scheren, hij loopt altijd statiglijk, mag volstrekt niet twisten en doodt geen enkel levend wezen. Dit laatste vooral is een lastig gebod, want in een warm land onder veel menschen en meest juist geen zindelijke, wil 't nog al eens gebeuren dat zekere kleine gedierten zeer sterk vermenigvuldigen en toonen dat ze er zijn, door fel te bijten. Maar dat wordt gaarne verdragen.

Ook de vrouwen die den pelgrimstocht doen, moeten zulk een irham dragen, die dan bestaat uit een sluier, welke het gelaat bedekt en een reep wollen of katoenen stof, die zoo lang is, dat zij er zich geheel inwikkelen. Zelfs handen en voeten zijn niet zichtbaar; in de warmte een lastige mode.

Na een vaak lange reis, krijgt de reiziger de heilige stad in 't oog, met haar vsle torens en minarets (slanke torentjes op de moskeeën.) De karavaan houdt nu stil; de kameelenj worden gestald in een herberg of karavanserai van de voorstad, en de pelgrims gaan te voet — 't mag niet anders — Mekka binnen.

De heilige stad valt iemand die uit Europa komt ontzettend tegen, gelijk de meeste steden in het Oosten. Wel vindt men er steenen huizen van verscheiden verdiepingen en breede straten, maar vergeefs zoudt gij er boomen, pleinen of ged, enkteekenen zoeken. Bestrating ontbreekt geheel en de reiziger weet niet wat het ergste is: het stof dat met mooi weer hem bij wolken in 't gezicht waait, of de modder waardoor hij baadt zoodra 't regent. Onze zindelijke huismoeders zouden er van gruwen, maar in 't Oosten neemt men het zoo nauw niet.

Duidelijk ziet men dat degenen die de stad gebouwd hebben slechts één gedachte hadden, namelijk er een groote herberg, een plaats van huisvesting van te maken. De pelgrims, zegt onze reiziger, worden er gemakkelijk onder dak gebracht en tevens wordt van hen gehaald wat maar mogelijk is.

Een der onaangenaamste dingen in dit heete land is 't gebrek aan goed water te Mekka. Wel zijn er putten, maar hun water smaakt zout. Alleen de heilige put Zemsem maakt hierop een uitzondering. Het beste water komt uit een waterleiding die aan de sherifs behoort. Deze nu willen dat water wel verkoopen maar zijn er heel duur mee.

(Wordt vervolgd)

AAN VRAGERS.

Hoe kon men vroeger spreker van de zeven provinciën ? — vraagt een onzer lezers, die o. a. wijst op den naam van De Ruyters schip. Ons land is toch niet grooter geworden en heeft nu II provinciën.

Allereerst zij opgemerkt, dat ons land wel iets grooter is geworden dan toen het de zeven provinciën heette. Verschillende deelen van Noord-Brabant en Limburg zijn er bijgekomen. Een groot deel van wat nu zoo heet noemde men toen de »generalitcitslanden", omdat zij aan de »generaliteit" dit is aan heel onze republiek behoorden.

Dat er maar zeven provinciën waren kwam zoo: Limburg en 't grootste deel van Brabant er buiten gerekend werd ons land aldus verdeeld :

1. Friesland.

2. Groningen of stad en lande, waar ook Drenthe bij behoorde.

3. Overijsel.

4. Gelderland.

5. Utrecht.

6. Holland (Noord en Zuid.)

7. Zeeland.

Diezelfde lezer vraagt ons naar de beteekenis van de woorden markgraaf, pluimgraaf en dijkgraaf.

Het woord graaf beduidt eigenlijk metgezel t. w. van den vorst, of anders een hooggeplaatst persoon die hem dient, een of anderen post vervult. Zoo was de markgraaf de man, die de mark of grens bewaakte; A^pluimgraaf zorgde voor al h^t pluimgedierte of gevogelte; de dijkgraaf eindelijk is nog in onzen tijd de man, die moet toezien dat de dijk onderhouden wordt.

i) Uit te spreken ongeveer als: Roo-sje.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 september 1893

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 september 1893

De Heraut | 4 Pagina's