GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Onze Scholen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Scholen.

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 6 Oct. 1893.

Onder de gewichtige resolution, die de kerken te Dordrecht namen, behoort ook die over onze scholen.

Die resolutie hield In, dat de scholen" niet van de kerken moeten uitgaan, maar dat het de ouders zijn, die hierbij hebben op te treden.

Aanleiding tot deze resolutie gaf zekere moelelijkheid, door sommige kerkelijke scholen in zake de subsidie van het Rijk ondervonden; moeielijkheden die aan andere scholen niet waren overkomen.

Toch zou men zich zeer vergissen, zoo men hierin ook maar iets meer dan een aanleiding zag.

Zoo Iets toch duidelijk op deze Synode uitkwam, dan was het wel de onvervaardheid voor geldelijke schade. Immers met een ontwerp-grondbelasting; in de sectiën, dat vrljdQ!T< van grondbelasting wil ontnemen aan alle Gereformeerde kerken die niet naar de wet van 1855 ^ vereeniging erkend zijn, aarzelde de Synode geen oogenblik, om voor God en menschen te verklaren dat onze kerken zulk een erkenning niet mogen en niet zullen vragen.

Neen, ia de resolutie over de scholen spreekt zich eesi overtuiging, een beginsel uit.

Dat men in een vroegere periode, om alle.tlei botsit; g te voorkomen, of ook om het beheer gemakkelijker te maken, de scholen van de kerkeraden liet uitgaan, was verklaarbaar.

Uit nooi en in den aanvang slaat men vaak een pad in, waarop men naderhand cieener bsweging terugkeert.

Dairi.'s s; .ik dan ook zooveel kwaad niet, en menige school die nu bloeit zou allicht, indien de ksfkeraad stil had gezeten, er nooit zijii gekomen.

Daarbij vergete men niet, dat de juiste verhouding tusschen school, huisgezin en kerk niet aanstonds genoegzaam was doorgedacht, en' eerst allengs tot klaarheid Is gekomen.

En eindelijk houde men ook in het oog, dat een kerkschool in den eersten tijd vaak meer vertrouwen inboezemde dan een van particulieren uitgegaan.

Thans echter, nu we de leerjaren achter ons hebben, jiu de financieele toestand der scholen beter staaf, en het. Ir zicht in de juiste verhoudingen gerijpt is, was spreken plicht geworden.

En zonder dat nu de kerken zich hebben aangematigd, om een paedagogischen regel voor de vrije school op te zetten, hebben ze ook hier toch zooveel willen verklaren, dat zij als kerken het niet van heur roeping achten, om scholen op te richten cf in stand te houden. <

Van zich als ge'institueerde kerken hebben ze, In het organisme der kerk, naar de ouders verwezen, als in de eerste plaats geroepen om voor de opvoeding van hun kroost te zorgen.

En al is hiermee aan geen enkelen kerke^ raad ook maar eenige verplichting opgelegd, om zoo hij een school heefr, die los te maken, toch gevoelt men dat zulk een resolutie met algemeene stemmen, en zonder iemands tegenspraak, in naam van alle kerken aangenomen, een zeer ver reikende, zedelijke strekking heeft.

De overtuiging moet thans wel veld winnen, dat in plaatsen, waar de toestand nog niet in overeenstemming met deze resolutie is, die toestand te wenschen overlaat.

Ea we twijfelen dan ook geen oogenblik, of de vrucht en uitwerking vari deze icsolutie zal zijn, dat de kerken die nog eigen scholen hebben gaandeweg in aantal afnemen, en dat de vrije school ook hierin haar elsch Icrijgt, dat ze viij óók van de kerk v/orde.

Dit wil natuurlijk niet zeggen, dat er geen band tusschen de kerk en de scholen moet bestaan.

Zulk een band is zelfs noodig.

Alleen het zij dan een band, die vrijwillig gelegd wordt, doordat de schooi den kerkeraad uitnoodïge een cf meer van zijn leden als bestuurders van de schoolvereenlging aan te wijzen, of doordat de Jicerke» raad het toezicht over het religieus en confessioneel karakter van de school op zich neme.

Er zij verdeeling van taak en roeping naar gelang van ieders werkkring en positie.

De ouders, en de kerkAs instituut, hebben ten deze heide een plicht te vervullen, en beide saam hebben weer het gosd en deugdelijk recht van het paeda^ogisch element te verdedigen.

Efs al komen deze dïfe machten nu niet aanstonds tot harmonie, tóch is men reeds veel gevjrderd, indien men den goeden weg maar inslaat, die tot harmonie leiden kan.

Hier te Amsterdam zijn de scholen van de Vereeaiging voor Gereformeerd tchoolonderwijs dien weg reeds op, Inzoover deze Vereeniging enkele bestuurders laat aanwijzen door den kerkeraad, andere door de diaconie, weer andere door de ouders, ea als paedagogische vereeniging, de rest laat benoemen door haar leden.

Beoefening der .Theologie.

Heeft de Generale Synode van Amsterdam, of ook heeft de Generale Synode van Dordrecht, het beginsel aanvaard, dat de ge'institueerde kerk, als zoodanig, de van Christus'wege geroepene is, om de Theologie te beoefenen.?

Op deze vraag kan noch raag anders geantwoord, dan dat de kerken op beide Generale Synoden een tegenovergesteld standpunt innamen.

Zij het ons vergund dit kortelijk te bewijzen.

De geïnstitueerde kerk is de geroepene om het Woord en de Sacramenten te be dienen. Dat doet zij dan ook. En niemand mag het doen dan zij.

Niemand dan die vanwege de kerken daartoe aangesteld en In naam van Christus gemachtigd is, kan of mag het Woord bedienen en het Sacrament geven aan wien het toekomt.

Zoo hoort het dan ook.

Alleen een notaris kan een akte officieel passeeren, omdat hij de daartoe geroepene Is. Alleen een ambtenaar van den burgerlijken stand kan u In de registers boeken, omdat hij alleen de daartoe geroepene is.

Elk ambt is exclusief uit zijn aard. Waar ambtelijke roeping is, sluit deze niet ambtelijke verrichting van gelijk effect uit. Dit is zoo In eiken levenskring.

Hadden dus de kerken op deze beide Generale Synoden de stelling aanvaard dat de ge'institueerde kerk de van Christus'wege geroepene is, om de Theologie te beoefenen, dan zou, zoomin als iemand anders dan de geordende Dienaren het Woord en de Sacramenten kunnen bedienen, zou ook niemand anders dan de vanwege de kerken aangewezen personen Theologie kunnen beoefenen.

Deden ze dit nu.' Neen, ze deden het tegendeel én te Amsterdam én te Dordrecht.

Op tweeërlei manier.

"Vooreerst door duidelijk uit te spreken, dat het aloud Gereformeerd beginsel van vrije studie geëerbiedigd bleef; en anderzijds door als kerken officieel in contact te treden met de Theologische faculteit der Vrije Universiteit.

Ze handhaafde het beginsel van studie. vrije

Zouden nu ooit de kerken het beginsel kunnen aanvaarden van vrijheid in den dienst des Woords en de bediening der Sacramenten?

Natuurlijk niet.

Immers vrije studie beteekent, dat de kerken bereid zijn te examineeren, wie ook tot haar komt, onverschillig waar Iemand zijn Theologische opleiding ontvangen heeft.

Hiermee nu is beslist uitgesproken, dat de kerken aannemen, dat er beoefening van de Theologie en opleiding in de Theologie, kan zijn ook daar waar de kerken deze niet gaven, maar ze van elders kwam.

Oordeelden toch de kerken, dat alleen de geinstltuteerde kerken Theologie konden beoefenen, dan zou vrije studie natuurlijk ongerijmd zijn. Evengoed toch als iemand het Sacrament alleen In de ge'institueerde kerk kan erlangen, evenzoo zou dan ook de Theologie alleen bij de geïnstitueerde kerk te vinden zijn.

Door vrije studie officieel te eeren, hebben de kerken derhalve zoo stellig mogelijk én te Amsterdam én te Dordrecht uitgesproken, dat zij op zijn minst genomen, óók erkennen als Theologie een beoefening van deze wetenschap, die niet van de geïnstitueerde kerken uitgaat.

Hiertegen zal niemand iets weten in te brengen. Het is eenvoudig zoo. En dit punt althans Is hiermee afgedaan.

Hetzelfde nu blijl«t uit wat we in de tweede plaats opmerkten aangaande de officieele erkenning van de Theologische faculteit der Vrije Universiteit.

Deze faculteit gaat niet van de ge'institueerde kerken uit, maar is opgekomen uit de kerk als organisme.

Toch pretendeert ze Theologie te beoefenen. Theologie te onderwijzen en in de Theologie op te lelden.

Hadden nu de kerken het standpun'j ingenomen, dat de beoefening der Theologie alleen van de ge'institueerde kerken uitgaat, dan hadden zij natuurlijk deze pretentie der Theologische faculteit niet kunnen noch mogen erkennen.

Ze hadden dan moeten zeggen: Gij matigt u aan wat u niet toekomt. Theologie beoefenen is ons monopolie. Allhans het opleiden In de Theologische kennis is iets dat ons uitsluitend toekomt. Gij hebt dus uw opzet te laten varen. Gij hebt ais Theologische faculteit afstand van uw titel te doen. Geen uwer kweekelingen kan door ons erkend worden. En in geen geval rekenen wij dus met u, of willen wij ook maar eenigszins geacht worden In eenig opzicht u als beoefenende de Theologie officieel te eeren.

En toch zoo deden de kerken niet.

Integendeel zoo officieel mogelijk hebben ze de Theologische faculteit In een reeks synodale besluiten erkend; er meê gerekend; haar kerkelijke privileges toegeke.nd; en zelfs aan de hoogleeraren In deze faculteit het recht van praeadvies op de Synodale vergadering gegeven.

Ook hieruit spreekt dus de besliste overtuiging der kerken, dat er buiten de geïnstitueerde kerken wel terdege beoefening van de Theologie is en zijn kan; en dat de kerken ook met deze buitenkerksche Theologie, als we het zoo noemen mogen, winste hebben te doen.

Voor ditmaal gaan we nu in ons betoog niet verder.

Het Is ons genoeg, zoo maar duidelijk uitkomt, dat de kerken én te Amsterdam én te Dordrecht, kkar en duidelijk het standpunt hebben «ingenomen, dat er, ook buiten de bemoeienis der ge'institueerde kerken, op onderscheiden wijze een beoefening van de Theologie kan bestaan, bestaat en zóó bestaat, dat de kerken er mcê rekenen kunnen en mogen.

Indien derhalve iemand beweert dat de beoefening der Theologie van Christus' wege, als speciaal mandaat, aan de ge'institueerde kerken is opgedragen, dan staat zulk een hiermee een gevoelen voor, dat niet met de stellige uitspraak dezer beide Generale Synoden overeenkomt.

Dit eens duidelijk in het Hcht te stellen was daarom noodzakelijk, omdat in het tegenovergestelde geval, een ieder in onze kerken, die zijn opleiding niet aan onze Theologische School had genoten, dan ook geen Theoloog zou kunnen zijn.

Bezaten toch alleen de geïnstitueerde kerken het monopolie van de beoefening der Theologie, dan zou alleen onze Theologüsche School u Theologie kunnen bieden, en met schrijver dezes zou heel een reeks van mannen te kwader ure tot de ontdekking komen, dat ze, om Iets van de Theologie te weten te komen, nog eerst drie jaren naar Kampen zouden moeten gaan.

Dit spreken we met opzet zoo uit, om het ongerijmde van het exclusieve standpunt, dat een enkele hierbij poogt in te nemen, duidelijk te laten uitkomen.

Men kan doen. dit ook nog op andere wijze

Bijvoorbeeld aldus.

Is de beoefening der Theologie aan de gf'i'tistitueerde kerken opgedragen, zoodat zij alleen de Tneologie scheppen en bestendigen kunnen, dan komt ze er nooitj en is ze ook niet in Kampen.

Immers, toen onze Theologische School is opgericht, zijn daar als leeraren mannen geroepen, die nog geen van allen aan een school van de ge'institueerde kerken waren opgeleid.

Vader Van Velzen en vader Brumnaelkamp waren kweekelingen, niet van een Theologische school, maar van een Universiteit.

Bezaten nu de ge'institueerde kerken het monopolie der Theologie, dan waren alzoo deze mannen geen Theologen.

Zelven geen Theologen, konden ze dan ook als docenten geen Theologie beoefenen, noch Theologen vormen.

En het eind van het lied zou dus zijn, dat er wel bezien iiergens beoefening van de Theologie was, noch aan onze Theologische School, noch aan de Theologische faculteit te Amsterdam.

Zoo Is het nu natuurlijk door niemand bedoeld, maar zij men dan voortaan ook wat voorzichtiger met zijn' zeggen, dat aan de kerken het Woord Gjds en dus ook de beoefening der Theologie is toevertouwdt.

Consequent doorgeredeneerd hebben dan onze Gereformeerde kerken in de dagett

van Trigland, Voetius, Maastricht, aMarck, Brakel en Smijtegelt slechts bij vergissing gemeend dat ze Theologen waren.

Neen, de Theologie is dan eerst begonnen met de opening van de School te Kampen, midden in de 19de eeuw.

Ex absurdo, d. i. uit het ongerijmde heet een betoog als we hier voerden, Doch ook zulk een betoog is door de meesters in de redeneerkunde steeds voor uitnemend gehouden.

Het is zoo noodig dat we elkaar leeren verstaan, en over en weêc tot klaarheid komen.

En zooveel althans zal dan nu wel worden ' toegegeven, dat én de Synode van Amsterdam én die van Dordrecht, beslist | en duidelijk getoond heeft de bsoeiening der Theologie niet te beschouwen als iets waarvan ket monopolie bij de geïnstitueerde kerken berustte.

Affirmanti incumbit probatio.

In de Friesche Kerkbode is DJ. Ploos j van Amstel zoo vriendelijk, nota te nemen van enkele bejienkingen onzerzijds, tegen zijn jongste vlugschrift in het midden gebracht.

Hij blijft in deze repliek zijn stelling handhaven, dat de Theologie alleen van de geïnstitueerde kerk kan. uitgaan, en dat eigenlijk de ^eheele wetenschap voor alle faculteiten door de geïnstitueerde kerk moet gedreven worden.

Wel voegt hij er dit geïnstitueerde niet overal uitdrukkelijk bij, maar toch moet dit er overal onder verstaan worden; want dat de Theologie uit de kerk als organisme opkomt, en dat de geheele wetenschap door de kerk als organisme mag en moet gedreven worden, weerspreekt niemand, en is dus niet in geschil.

Het geschil loopt alleen over de vraag, of hij te recht of ten onrechte poneert, dat de kerk als instituut hiertoe geroepen is.

Hij stelt dit.

Wij ontkennen het.

Laat ons er bijvoegen, het is tevens evenzoo ontkend, door alle Gereformeeirde Theologen, die in vroeger tijd over deze zaak zich uitlieten of advies gaven.

Althans, r.a de dissertatie van Dr. H. H.

Kuyper, is er niemand meer die dit ontkent of betwist.

Dit punt is uitgemaakt.

Nu echter is Ds. Ploos van Amstel zoo vriendelijk ons te vragen, of wij voor ons gevoelen eens bewijs uit de Heilige Schrift willen leveren.

Dan, maar ook dan alleen, wil hij zich gevangen geven.

Veroorlove nu Ds. Ploos van Amstel ons op te merken, dat het zoo niet gaat.

Ais men saam redeneert en broederlijk redetwist, is men over en weer gebonden aan de wetten en regels der redeneerkunde.

Onder deze wstten en regels nu is er, gelijk ook hem bekend is, één die zegt: Affirmanti incumbit probatio.

Dit beduidt op zijn HoUandsch: Niet wie een stelling bestrijdt, maar wie haar stelt, moet bewijs leveren,

In ons geval nu is de man die de stelling stelt Ds. PJoos van Amstel, en wij bestrijden haar.

Niet op ons dus, maar op hem rust de last van bewijs.

En nu is het wel zeer vriendelijk, dat hij dien last van bewijs liever op ons overschuitt, maar hij zal ons te* goede houden, dat wij liefst niet tegen de wet ingaan, en daarom aan hem overlaten, wat zijn taak, en niet de onze is.

Hij heeft uit de Schrift te bewijzen, dat alle vroegere Gereformeerde Theologen miszageuj en dat hij alleen de zaak recht inziet. Hij heeft te bewijzen uit het Woord, dat aan de kerk als instituut door Christus de beoefening der Theologie als wetenschap en het drijven van alle overige vakken van wetenschap is opgedragen. En hij eindelijk heeft uit de heilige openbaring Gods het bewijs te leveren, dat Christus als Koning zijner kerk aan de geïnstitueerde kerk (^r^önen gegeven heeft, om deze taak te volbrengen, en die organen met de gaven voor deze taak heeft toegerust.

Dit bewijs nu kan hij niet leveren, omdat het in de Schrift niet te vinden, noch er uit af te leiden is.

Nergens toch wordt in de Heilige Schrift met opz'cht tot de geïnstitueerde kerk ook maar ééne enkele uitspraak gedaan, die de beoefening der Theologie of der andere wetenschappen aan haar opdraagt

Al wat desaangaande, althans bij gevolgtrekking, ware aan te halen, raakt niet de kerk als instituut, maar de kerk als orga-

Immers het verschil tusschen deze beide is geen oogenblik onzeker. Tot de kerk als instituut hoort al datgene waarvoor bepaalde organen of ambten zijn aangewezen. Al het overige, wat van de kerk gezegd wordt, geidt de kerk als organisme.

Bog eens het Bazuin-verslag.

Oa.it critiek op het Baguin-vetslag is blijkbaar niet begrepen.

Blijkbaar heeft men er een soort vitterij !n gezien, terwijl het niet anders was dan een verweer tegen de nawerking van wat achter ons lag, en een poging om in de toekomst zulk verweer onnoodig te maken.

Wat toch Is het geval?

Ge wordt, zeg als adviseerend lid, uitgenoodigd . aan de zittingen van zulk een Synode deel te nemen, en in voldoening aan het aldus u verstrekt mandaat, geeft ge dan ook nu en dan advies; de eene maal in korter, de andere maal in breeder vorm.

Loopt dat liu over een interessant onderwerp, dan wil men ook in den lande hier en daar weten, wat g« er van gezegd hebt, en zoekt waar men dit kan vinden.

Daar er nu geen woordelijk verslag uitkwam, en alle andere bladen slechts korte mededeelingen bevatt'en, moet men zulk een dan wel naar de Bazuin verwijzen.

Da^r en óé, é.r alleen vindt hij een verslag van de gehoudene redenen.

Nu krijgt men die Bazuin ih handen; men zoekt de voornaamste adviezen er in op; men leest die; en denkt en zegt dan: Zie, zoo weet ik dan nu, wat die en die onzer vrienden gezegd heeft.

Niet wat ge werkelijk gezegd hebt, maar wat de Bazuin zegt, dat ge gezegd hebt, komt dan voor uw rekening, en het heet dan dat werkelijk zulk, en geen ander, advies door u is uitgebracht.

En dit te meer, daar de Bazuin een blad is dat van de kerken uitgaat en geheel beheerd en bestuurd worden door Deputaten der kerken qua tales.

Om dit nu te voorkomen is er maar één middel, en dat vanzelf aangeboden middel bestaat hierin, dat er even van meer kanten tegelijk een geroep opga, om wel te doen uitkomen, dat voor wat de uitgebrachte adviezen aangaat, dit verslag, om het nu zacht uit te drukken, te wenschen overlaat.

Dit moest dan ook uitgesprokea.

Toch hebben we hst hierbij niet gelaten, maar om biilijk te zijn, duidelijk doen uitkomen, dat men hel gebrekkige van dit verslag waarlijk niet wijten mocht aan hem die er mee belast werd, en goed zou doen met liever op de nadere regeling van deze zaak te letten, ten einde in hst vervolg dit ongemak te voorkomen.

Hoe dit nu min broederlijk kan zijn, of de kerkelijke eenheid kan raken, gaat ons te diep.

Veeleer hebben we eigener beweging alles bijeengesprokkeld wat strekken kon, om den broeder, die met deze zaak belast was, te verontschuldigen.

En wat de kerkelijke eenheid aangaat, zoo zij toch wel verstaan, dat de Bazuin nu alle onze kerken aangaat, en volstrekt niet meer van een enkele groep van kerken is.

Elke Gereformeerde kerk, en elk lid in die kerken, en daaronder mogen ook wij ons rekenen, heeft thans op óe Bazuin, sis zijnde ook zi/n blad, jaloersch te wezen.

Hoe beter nu dit blad wordt, en hoe keuriger zijn regeling, hoe meer ook dit blad de eenheid der kerken tot uidrukking zal brengen.

Wie derhalve op veredeling van dit blad aandringt, brengt niet die eenheid in gevaar, maar bevordert ze.

In dien zin en met die strekking spraken we dan ook; en in dien geest zullen we blijven getuigen.

We zouden dit niet doen, zoo de gelijk ons blad, particulier was. Bazuin,

Maar zie, de Bazuin is der kerken.

Jood of Israëliet.

Naar aanleiding van de Feestrede door den opperrabija Ta! nog een enkele opmerking.

Onder de vrienden der Jodeamissie hier te lande heerscht zekere neiging, om onze Semietische medeburgers niet met den naam van Joden, ncaar met dien van Israëlieten te bestempelen.

Verstaan we hen hierin wel, dan bedoelen ze hiermede zekere captatio benevolentiUe, een poging om de Joden aangenaam te zijn en te lokken.

De naam „Jood" klinkt h. i. min kosj'r, min fatsoenlijk, min aangenaam. En om nu dien min gewenschten naam van Jood te mijden, spreken ze dan van Israëlieten.

Hier nu is iets van aan.

, Er ligt een periode achter ons, waarin de Joden zich min of meer over hun eigen naam schaamden, en zich bij voorkeur als Israëlieten aandienden.

Ze spraken daarom van „Israëlietisch kerkgenootschap", Israëiietisch weekblad, Israëlietisch weeshuis, en wat dies meer zij.

Vooral kwam die neiging sterk uit bij wat men in Duitschland noemt de Re formjuden; dat zijn zij, die het geloof aan de Thorah vaarwel hebben gezegd, zich aan de wetten van den Talmud niet meer storen, en in het eten van een varkenskarbonade geen been zien.

Hoe minder geloovig men was, hoe meer men dien naam van ^ood meed en in den vreemden naam van Israëliet heil zocht.

Daarom nu juist trof het ons, dat een geloovig opperrabijn als de heer Tal er juist omgekeerd over denkt.

De heer Tal, uit zijn polemiek met Prof.

Dr. H. Oort meer algemeen bekend, is een der steunpilaren van het orthodoxe Jodendom, een man van geleerdheid en zeldzaam talent.

En wat blijkt nu uit diens feestrede.' Dit, dat hij juist bij voorkeur op het Joodsche nadruk legt, en zelfs minder den naam van Israëliet dan dien van Jood bszigt.

Iets wat daarin vooral uitkomt, dat hij het heiligste in zijn overtuiging juist aan den jfoodschen en niet aan den Israêlietischen naam verbindt.

Lees slechts:

Waarom ligt zulk een aangrijpende macht in de psalmen? Waarom heeft de koninklijke zanger altijd woorden van zoo treffende innigheid ? Waarom dringen zijn verzen zoo diep in het harte?

Omdat aan zijne hooge dichterlijke vlucht zich eene reine ware geestdrift paart, omdat hij niet enkel een dichter van God's genade, maar ook een Jood, van God's genade was; omdat een heilig vurig Godsbewustzijn hem doordrong; omdat hij niet enkel een begaafd poëet, maar bovenal een echte waarachtige Israëliet was.

Of ook:

Mocht ik 'in die, dikwijls half uitgedoofde harten, wat gloed kunnen doen ontvlammen; gloed voor de waarheden onzer Thora, voor onze Joodsch-nationale herinneringen, voor den eerbied, waarmede we opzien naar de helden van ons geloof, naar de leeraren onzer goddelijke wet; gloed voor dat innige, edele, gemoedelijke, kuische Joodsche leven; gloed voor het echte, eeuwige Jodendom, waarvoor dit huis is opgericht, waaraan dit huis is gewijd.

O Eeuwige, geef, dat er in deze gemeente blijve leven, ook in de toekomst, een echt Joodsche, een waarachtig godsdienstige, krachtige kern, die de banier van ons geloof hoog blijft houden, niet met losse woorden, maar met reine bezielde Joodsche daden, tot in lengte van gelukkige, hüerlijke, zegenrijke dagen en jaren!

Is dat geschied, hier, in die veertig jaren?

Of kan het waar zijn, dat de bezoedeling, die de genius des Jodendoms moest lijden, ook hier voorbijgaand, de sporen van zijn smetten op den bodem achterliet ?

Goddank! de genius des Jodendoms is uit het midden onzer gemeente niet verdwenen, rjiet weggestorven. »Schoon is nog uw vorm — spreekt Jirmia's stemme — de lijnen van uw beeld zijn edel en rijzig. Koninklijk is de houding en edel de gestalte. Uwe synagoge is hecht en hare muren staan vast. In sierlijke kracht verheffen zich de instellingen. En zonen en dochteren onzes volks scharen zich in het ronde.

Maar ik vraag U — «ücp'..-de profeet — wie zijt gij? Zijt gij waarlijk der edelen Joodschen vaderen zoon ? Zijt gij in werkelijkheid der vromen moederen dochter?

Wettigt dit niet de conclusie, dat wie den naam van Jood almeer door dien van Israëliet poogt te verdringen, het orthodoxe Jodendom achterzet bij het halfgeloof of het ongeloof van den Reformjood .' Een echt minnaar van den Thorah schaamt, zooals uit Tal's feestrede blijkt, zich den naam van Jood in het minst niet.

Recensie.

Onze broeder Lion Cachet, men weet dit uit den Worstelstrijd, is een auteur die boeiend en interessant vertellen kan als weinigen. Toen hij dan ook een journaal over zijn reis naar Java aankondigde, wist men vooruit dat dit verhaal prettig zou lezen en de moeite van het doorlezen overwaard zou zijn.

Aan die verwachting voldoet zijn Op reis in dienst der zending, al is het nog in zijn begin, dan ook in schier elk opzicht.

Van alles maakt hij iets. Elke episode van zijn reis kleurt hij op een wijze die uw aandacht wekt. En waar niets te verhalen is vlecht hij idee'ën en beschouwingen in, die u reeds op weg naar Java in eén sendingsstemming brengen.

Hij weet u te doen inleven in wat ge zelf niet zaagt, maar wat hij zag en doorleefde voor u.

Schrijdt dan ook de uitgave gelukkig voort, en gaat hij er straks toe over, om u op Java zeif te orierK-eeren, dan is er geen quaestie van, of ge raakt er beter thuis, en zult met het zendingsveld intiemer bekend worden.

Velen waren bang dat Ds. Lion Cachet, ging hij naar Java, op zijn jaren, uitgeput en af terug zou keeren.

Maar wie zijn journaal opslaat merkt al spoedig, dat de Oostersche lucht den man van Oostersche herkomst eer verlevendigd en verfrischt heeft.

Hij schrijft bezield als gaf hij u zijn eersteling.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 oktober 1893

De Heraut | 4 Pagina's

Onze Scholen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 oktober 1893

De Heraut | 4 Pagina's