GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over de afwisseling van Ouderlingen en Diakenen na niet te langen dienst schrijft Ds. Sikkel in de ZuidlioU. Kerkbode van 12 Mei een leerzaam artikel, dat we aan onze lezers niet onthouden willen.

Het heet daar:

In vele gemeenten wordt nog, steeds het rechte antwoord gezocht op de vraag: hoe komen wij tot naleving der kerkenorde in zake de verkiezing en a/treding van ouderlingen en diakenen?

De kerkenorde toch schrijft uitdrukkelijk voor in art, 27; »de ouderlingen en diakenen zullen twee jaar dienen, en alle jaar zal het halve deel veranderd en anderen in de plaats gesteld worden"; terwijl van dezen regel] slechts afwijking wordt toegestaan, indien zoodanige afwijking door bijzondere belangen der kerk uitdrukkelijk geëischt werd.

In vele kerken werd echter allengs de uitzondering voor den regel-^ in de plaats gesteld, en jaar op jaar werden de aftredenden herbenoemd. Ja, in sommige gemeenten ging men nog verder op dezen weg en liet de aftredenden eenvoudig zitten. Totdat het eindelijk gezien werd, dat tien, twintig jaren achtereen van geen verkiezing van onderlingen en diakenen sprake was, en eerst bij den dood van een zittend kerkeraadslid, soms op zeer hoogen leeftijd, weer eens voor één der broeders een plaatsje in den kerkeraad ppenkwam, en een plaatsje ook in de »kerkeraadsbank'' en dan voor heel het leven.

Wij achten dit een bedenkelijke toestand, die slechts tot groote schade voor de gemeente van Christus kan voortduren, en tot heerschappij over het erfdeel des Heeren moet leiden.

Daarom achten wij ons gelukkig, dat onze gereformeerde kerken in haar kerkenorde zulk een wijzen regel stelden, die, indien hij slechts ernstig in de vreeze des Heeren gehouden wordt, blijken zal de gemeenschap der heiligen tot waren bloei te brengen.

Slechts in een kerk, waar het leven niet tot het Evangelie doordrong, blijft de meening heerschen, die 'de farizecn reeds in woorden brachten, als zij spraken van «deze schare, die de wet niet weet; " daaV blijft men het heusch in het «belang'' der gemeente achten, haar onmondig te houden en brengt men het niet verder dan tot de kerk der middeleeuwen; de kerk onder de wet; de kerk onder levieten en priesters; de kerk, die uit de hand van menseken leeft; en die dan ook in het einde voor menschenhand moet bukken, en menschenoogen dienen moet.

Op dat standpunt kan de kerk nooit uitkomen als vergadering der geloovigen, maar blijft zij samenvoeging van clerus en leeken..

Doch Jerusalem, dat boven is, dat is vrij, hetwelk is onzer aller moeder.

Dat verstaat door Gods genade in beginsel de gereformeerde kerk. Daarom rekent zij alle geloovigen oveneenkomstig \ Cor. 13 en 13, Rom. 12 en Ef. 4 als bedeeld met eene eigen bijzondere gave, die aan het lichaam van Christus moet ten goede komen.

Daarom staat zij alle heerschappij tegen en erkent alle kerken in de classe als vergaderingen der geloovigen van gelijke autoriteit, en noodig voor de andere, hetzij ze klein of groot, sterk of hulpbehoevend zijn.

Daarom staat zij zoo ernstig er op, dat alle dienaren des Woords ondanks verschil van gaven gelijk zullen zijn, en de één niet over den ander heerschen zal

Daarom werpt zij een dam op tegen alle heerschappij, door naast de vaste ambtsdragers, minstens drie of viermaal zooveel helpers, die steeds afwisselen moeten, uit de gemeente te roepen. Heel het diakonaat, dat door Rome aan vaste «geestelijken" gegeven wordt, en alle plaatsen van opzieners, die niet in de leer maar slechts in de vermaning arbeiden, bezet de gereformeerde kerk met zoodanige afwisselende helpers uit de gemeente, zoodat alle gaven en krachten, door den Heere in de gemeente gegeven, die hiervoor in aanmerking kunnen komen, beurtelings in deze ambtelijke bediening van ouderling en diaken gebruikt worden.

Zeker, ook dié gaven en krachten zijn zeer onderscheiden; bij dezen vindt gij diepte van inzicht, waar een ander zich weer meer door fijner gevoel en weer een ander door dieper ootmoed, door meerder geloofsmoed, door de gave der barmhartigheid, door de wijsheid der liefde, door de oprechtheid der duiven, door bescheidenheid en zelfverloochening onderscheidt.

Die gaven zijn zeer onderscheiden, maar «//ifzijn ze noodig.

Waar slechts de bijzondere gave Van sommigen, die er vanzelf hun gebrek bij hebben, voor bet helpend ambt in aanmerking komt, daar formeert zich eindelijk een zeer eenvormigen en eenzijdigen kerkeraad; daar domineert een bepaalde gave, een bepaald merk, een bepaalde stand, een bepaalde weg en vorming zelfs in de genade.

Hierdoor wordt de Heilige Geest bedroefd, Gods volk gedrukt, en de wasdom van het lichaam van Christus, hoe goed bedoeld ook, tegengestaan. Terwijl aan de andere zijde ook de broeders, die op zulk een wijze het helpend sxrCüX tot ee vast ambt zouden maken, ook zelven groote schade moeten lijden, waar anderen niet hun gave aan hen bedienen, door op hun beurt over hen als ouderlingen te gaan. Zoo groeien zij aan ééne zijde te veel uit, terwijl ze aan de andere zijde vaak het sieraad van Christus missen. De gemeenschap der heiligen laat hen tekortkomen.

Ja, die gemeenschap zelve lijdt schade in haar wezen. Het helpend ambt, dat juist djenen moest, om de grens en klove tusschen clerus en leeken te voorkomen, door die tdiee in een te laten loopens door een antbisbedieniMg van alle eenigszi geschikte leden der ge)neentej door wie heden opziener, of diaken is, morgen voor zijn broeder in Chris tus te doen plaats maken en omgekeerd; iS. het helpend ambt, dat juist dienen moest om te openbaren, dat al des Heeren volk de zalving van Christus deelachtig is, dat er in Christus geen hoofden en leden onder zijne geloovigen zijn; — het helpend ambt, dat juist het bijzonder karakter van de gemeente des Nieuwen Verbonds, moest doen uitkomen waarover we op den Pinksterdag met den apostel Petrus in de vervulling van Joëls profetie roemen; — dat helpend ambt wordt dan juist de kanker, die aan deze gemeenschap der heiligen knaagt. Een kring die zich afzondert, als iets aparts in de gemeente. Deze mannen gaan dan weldra door een aparte deur het kerkgebouw in en uit. Zij verzamelen zich bij den aanvang der godsdienstoefening in een apart vertrek. Zij komen op een apart oogenblik binnen. Zij zitten in aparte banken. Elke andere plaats in de kerk wordt voortaan voor hen te min. En hun plaats voor elk ander te goed. Zij zelf verdeelen in 't eind de vergadering van Gods volk in de gemeente èn de kerkeraad.

We zeggen niet, dat het hier of daar zoo ^««^ en zoo is, — elk zie maar eens in zijn eigen gemeente rond, — doch het stelsel laat bij de zondigheid onzer menschelijke natuur geen andere uitkomst \.o& Ouderlingen en diakenen moeten naar den eisch van de gemeente van Christus, gelijk de gerefor-1 meerde kerk die verstaat, altoos afwisselende he pers zijn.

Zoo alleen kan 's Heeren gemeente bloeien. Zoo alleen worden ook de vaste dienstknechten op de rechte wijze, zonder eenzijdigheid, geholpen en ook limine eenzijdigheid zooveel mogelijk aangevuld.

Of het dan niet wenschelijk ware, dat ook deze dienaren des Woords, deze vaste dienaars, gelijk de kerkenorde ze kent, wisselden.

Voor henzelf ware dit ongetwijfeld gewenscht, doch een bepaald leven voor de kerk des Heeren, een vaste dienst, is nu eenmaal naar de instelling des Heiligen Geestes naast de wisselende noodig, en dit bezwaar is dus niet geheel weg te nemen. Eenigszins wordt het weggenomen door de wisseling van stamiplaats, die niet ongewenscht, maar in vele opzichten gewenscht en noodig moet gerekend worden voor den welstand, de vrijheid, den bloei, de mondigheid, de vruchtbaarheid der gemeente van Christus.

Misschien is de tegenstelling tusschen den vasten dienst en de helpers wat te scherp genomen, maar het hoofdpunt, waar het op aankomt, is scherp en juist geteekend.

Juist in dat wisselend karakter, waardoor heel de geineente meer in het ambt meeleeft, schuilt de kracht der presbyteriale kerkregeering.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 mei 1894

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 mei 1894

De Heraut | 4 Pagina's