GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

WAT ER VALT.

III.

(Slot).

We weten dan nu ~ althans zooveel dat bekend is — hoe het mogelijk is dat vuurbollen en steenen uit de lucht vallen kunnen. In vorm en grootte echter zijn ze zeer verschillend.

De meteoorsteenen zijn nu eens rond dan weer plat. Meestal echter zien zij er uit als een afgeknotte pyramide (wat dat voor een ding is weet tegenwoordig iedere schooljongen) met stompe hoeken en niet scherpe kanten. In mijn jeugd zag ik er, meen ik, een die den vorm had van het ijzer dat aan een bijl zit. Gewoonlijk heeft de luchtsteen een zwarten rand. Dit komt doordat de oppervlakte uit gesmolten stoffen bestaat.

Ik zei reeds, dat het soms geweldig groote stukken zijn, zooals ieder in de museums kan gaan zien. De groote natuuronderzoeker Pallas vond eens in Siberië een raeteoorsteen, die meer dan vijftienhonderd pond weegt; een andere, dien men in Brazilië vond, is zelfs zevenduizend pond zwaar. Da grootsten die men dusver ontdekt heeft zijn denkelijk die, welke in 1870 in Groenland werden gevonden. Daar vond men drie zulke meteoorblokken; het eene woog 4500 pond; het andere 10.000 en het derde 25.000; wel te verstaan Ned. ponden of kilogrammen. Wie er aan twijfelt kan het grootste blok gaan zien in het museum te Stockholm in Zweden. Om de merkwaardigheid is het daarheen gebracht.

Maar waaruit bestaat nu zulk een Meteoriet?

Wel, er zijn er tweeërlei. Sommigen lijken op steenen (meteoorsteen), anderen op ijzer (meteoorijzer.)

Nu moet ik hier al dadelijk bij opmerken, dat het vallen van ijzer slechts zelden voorkomt. Het geschiedde o. a. te Braunau, waar ik van verteld heb. Ook weten we dat het nog eens geschied is te Hraschina bij Agram in Croatië (1807) en in 't jaar 1835 in den staat Tenessee in Noord-Amerika.

Doch dat het meer geschiedt, is duidelijk, al wordt het ook niet altijd opgemerkt, b. v. in onbewoonde streken. Men weet dat daaruit, dat men groote massa's ijzer soms aantreft op de oppervlakte der aarde of op zeer geringe diepte, zooals in Groenland. Die groote massa's veranderen niet, al gaan er ook eeuwen overheen. Alleen ligt er natuurlijk na dien tijd een aardig laagje roest op.

De steenen echter veranderen wel. Laat men deze liggen waar zij zijn neergekomen, dan verweeren zij, worden onkenbaar en vallen eindelijk uiteen. Van de steenen, die in de museums zijn, is dan ook altijd bekend, wanneer zij zijn gevallen ; van het ijzer weet men veelal slechts de plaats waar het is neergekomen.

Nu is dit echter niet zulk ijzer als wij gewoonlijk zien. Het is niet zuiver, maar vermengd met dat metaal, 'twelk nikkel heet, en dat ge zeker wel kent uit de fraaie dingen, die men er thans van maakt.

Toen men eens een stuk meteoorijzer van 3000 il 4000 pond, dat in 1802 bij Trier was gevonden, in een ijzersmelterij bracht, bleek dat het niet als ander ijzer was te verwerken. Daardoor juist ontdekte men toen, dat het meteoorijzer was.

Als gij een meteoorsteen bekijkt ziet gij een licht of wel donkergrijze massa, waar grootere en kleinere kogeltjes liggen. Maar neemt gij nu een vergrootglas, dan ziet gij ook allerlei stoffen in dien steen zitten en bespeurt gele en groenachtige korreltjes, benevens grauwe en bruinachtige. Men vindt echter enkel stoffen die ook elders op aarde voorkomen. Vooral kiezelzuur, magnesia, kalk enz. gelijk men die ook in vulkanische bergen vindt. Ook bevatten de steenen wel eens ijzer, als waarvan we reeds gesproken hebben.

Tegenwoordig kunt gij in alle groote museums van natuurkunde zulke meteoorsteenen gaan zien — wat ik u wel aanraad. Te Weenen heeft men er zelfs bijna twee honderd en bijna honderd stukken ijzer. Toch, vergeleken met andere verschijnselen iif de natuur, komt het vallen der luchtsteenen maar zelden voor en doen zij ook geen groote schade. We weten dat eens, in 't jaar 1835 te Belley, in Frankrijk, een schuur in brand raakte door een vurig lichaam, dat uit de lucht viel. Doch zoo iets is hoogst zeldzaam.

Dat de meteoorsteenen zoo weinig neervallen komt, middelijkerwijs, daardoor dat de lucht die de aarde omgeeft, ons beschermt. Op sommige tijden vliegen zeker miljoenen »vallende sterren" meteoorsteenen door het luchtruim, maar de lucht om de aarde houdt hen geheel tegen of werkt bij de groote zoozeer tegen hun verbazende snelheid in, dat zij bij het vallen niet diep in den grond kunnen dringen.

Het is de Heere God, die alle ding regeert, die ook in deze wonderlijke dingen zijn onbegrensde macht en wijsheid toont. Hij heeft de ordeningen des hemels gemaakt en houdt die in stand, zoodat, al zouden wij telkens voor stoornis en onheil vreezen, toch alles geregeld gaat. Want bij Hem, den Formeerder woont de wijsheid en de kracht.

Toch zien we ook, hoe weinig er noodig zou wezen om de grootste verwoesting te weeg te brengen, als de Heere ons niet bewaarde, en we weten uit de geschiedenis van Sodom en Gomorrha, toen de Heere vuur en zwavel deed regenen van den hemel, wat er geschieden kon als Hij de krachten der hemelen, tot straf der menschen gebiedt te werken. Ook weten wij dat eens zelfs deze schepping, die wij nu zien, zal vergaan, wijl zij sten vure bewaard wordt."

Wij lezen in 2 Petrus 3 : 10, 11 en 12: Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in den nacht, in welken de hemelen met een gedruisch zullen voorbijgaan en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde en de werken, die daarin zijn, zullen verbranden. Dewijl dan deze dingen alle vergaan, hoedanigen behoort gij te zijn in heiligen wandel en godzaligheid! Verwachtende en haastende tot de toekomst van den dag Gods, in welken de hemelen, door vuur ontstoken zijnde, zullen vergaan, en de elementen brandende zullen versmelten."

Maar gelukkig dat er achter volgt in vers 13:

sMaar wij verwachten, naar zijne belofte, nieuwe hemelen en eene nieuwe aarde, in de welke gerechtigheid woont."

Wie dat verwacht is blijmoedig en zegt bij al de wonderen des Heeren die hij aanscliouwt: Deze God is onze God. En wie Hem heeft, die is gerust, want:

> De zee van Gods genade Dooft het vuur voor 't volk van God."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 juni 1894

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 juni 1894

De Heraut | 4 Pagina's