GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vergun mij U een woordje te doen toekomen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vergun mij U een woordje te doen toekomen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

PATI, 28 Juni 1894.

Hooggeachte Heer en Broeder in onsen Heiland!

Vergun mij U een woordje te doen toekomen naar aanleiding en tot nadere toelichting van het opstel in de Heraut van den 27stenMei j.L, getiteld: »Nog eens Javanen en Blanken."

De zeker wel te w.iardeeren opmerking van Ds. Adriaanse wordt daar door U in de juiste richting beantwoord. Alleen, indien ü met eigen oogen en ooren van den waren toestand had kunnen kennis nemen, zoudt U zeker aldus U hebben uitgedrukt: »dat onwedersprekelijk de Maleische taal zich niet voor een juist geformuleerde {laat staan rijk geschakeerde) prediking van het Evangelie leenen kan"., en verder: «ook pleit er (hier althans) zeer veel voor, dat men zoo mogelijk, de prediking des Woords hooren kan in zijn moedertaal."

Over de ongeschiktheid der Maleische taal (voor zoover die op Java verstaan wordt) om meer of min diepzinnige denkbeelden uit te drukken (voornamelijk op het gebied van en der Maleiers nog vreemde leer) had ik onlangs nog een korte briefwisseling met den zendeling br, Tiemersma, te Tanggeran, naar aanleiding van ijn Maleisch geschrift over de Christelijke geoofsleer, welke broeder op dat punt met mij nstemde. We moeten niet voorbijzien, dat hier een sprake is van de Maleische taal van overee, zooals die in nationale geschriften voorkomt, aarin ook wel abstracte onderwerpen worden esproken, hoewel niet op zeer diepzinnige ijze, in welke taal ook Klinkert den Bijbel heeft overgezet, maar welke op Java bijna door niemand recht verstaan wordt; — maar dat hier sprake is van het Maleisch zooals het op Java wordt gesproken, een taal zeer arm inwoorden., vooral op geestelijk terrein. Als dan, volgens Ds. A, Kapitein Idenburg > niets anders heeft genoemd dan de taal"., dan heeft ZEd. inderdaad datgene genoemd wat op dit punt het zwaarste gewicht in de schaal legt, en waar hier eigenlijk alles op aankomt. H kHn k t G J vthLAtD

Wat nu betreft het antwoord van »de oudgasten van Den Helder, " ik kan u verzekeren, dat ik te Batavia dat denkbeeld nooit heb hooren uitspreken, of een schijn ervan heb kunnen ontwaren, hetzij in den vorm van een .bedenkelijk gezicht", of op eenige andere wijze. Integendeel zag ik altijd, dat leden van de sMaleische" en van de iEuropeesche gemeente" broederlijk met elkander verkeeren. Indien werkelijk te Batavia in de Maleische beurten de inlanders afzonderlijke plaatsen bezetten, dan is dat wel zeer onmerkbaar; want hoe vaak ik zulk een beurt bijwoonde of zelf erin voorging, het is mij nooit in 't oog gevallen.

Op het voorstel van Ds. A., om dan »in het Maleisch alleen de dienst te houden", moet ik, op grond van het bovengezegde, antwoorden, dat het een groote schade voor de Europeeschc leden der gemeente zou zijn, allermeest natuurlijk voor dezulken, die zelfs van het gewone Maleisch nog niets of nagenoeg niets weten, maar toch ook voor de meesten der volbloed-Europeanen, die dagelijks en sedert lang zich van die taal bedienen; want och! dat huishouhoudelijk en zoogenaamd .pasar-Maleisch" geeft nog niets voor het verstaan van een predikatie. Het is gebeurd, dat een kort aangekomene, anders wel onderwezen, haren bediende beval »zijn broek uit te trekken", willende bevelen »het venster te openen." En menig Europeaan, die reeds ve'e jaren hier doorbracht, radbraakt nog het Maleisch op erbarmelijke wijze. Er bestaat bijna, geen animo om het naar eisch te kennen en te spreken, Alzoo zou een prediking enkel en altijd in 't Maleisch de meesten der zulken geheel van de Evangelieverkondiging verwijderd houden, en tevens hun een geldende verontschuldiging voor hun wegblijven in de hand geven! Zeker zijn er ook die een preek in 't Maleisch ^eer goed kunnen volgen; maar dat zijn zeer weinigen in vergelijking met het geheel. Meer nog: de prediking zelf zou er zeer veel bij lijden wegens de beschreven armoede der taal, in zooverre die hier verstaan wordt.

Te vragen is ook nog of we den Inlander er een dienst meê zouden doen met hem te dringen om in de kerk tusschen de Europeanen plaats te nemen, .Dringen" zeg ik; want nog eens: ik heb nooit opgemerkt, dat ze tot het tegenovergestelde verplicht worden, wel dat ze zelf verkiezen afzonderlijk te zitten en zich daar veel raèer op hun gemak gevoelen, en zoo niet door sgegeneerdheid" afgetrokken worden van de hun toegediende geestelijke spijze. Er bestaat ook aan onze zijde een zekere sentimentaliteit in dat opzicht, goed gemeend, maar niet altijd door verstand geleid. Zoo heeft ook eens een zeer achtenswaardig en Christelijk gezind man van_ mijn persoon gezegd: «wie leert hem de Christen-Inlanders op een matje op den vloer te laten zitten!" Ik ben verzekerd, dat als die heer zich eens persoonlijk had kunnen overtuigen hoe ik met de leden der Inl, ge meente te Diapara omging, hij zou hebben moeten erkennen, dat dat zitten op den vloer geen schade hoegenaamd deed aan hun Christelijk leven of hun vrijmoedigheid in spreken en belijden, of wel aan de hartelijke en broederiijke zielsgemeenschap die er tusschen ons bestond. Nog na zooveel jaren scheiding ondervind ik telkens de hartelijkste en aandoenlijkste blijken hunner innige genegenheid en vooral ook van hun trouv/e liefde voor den Heiland. Ik tv/ijfel er zeer aan, of dat evenzoo zou geweest zijn indien ik hen op stoelen naast mij had gezet, in strijd met hun eigen gewoonten en begrippen. Men wordt zoo licht wat heet sover 't paard gelicht." Wel zeide mij eens iemand op dat woord (een weinig scheef in de toepassing): s beter over het paard heen dan eronder!" maar ik antwoord weder: > wie erover heen gaat, raakt er evenzeer licht onder!" Wanneer ik daarentegen hen kwam bezoeken in hun woningen, ging ik doorgaans naast hen op hun rustbank zitten. Deed ik dat bij een niet-Christen, dan ging deze gewoonlijk van de rustbank af en plaatste zich op den vloer, en liet zich niet overreden Weer hoogerop te komen, zoo diep zijn deze dingen in de adat geworteld. En die adat moet niet tegen den grond geslagen, of uitgeroeid, maar wat er verkeerds of vernederends in is, moet door het Evangelie van binnen bestreden en uitgezuiverd worden. Ons tot hen neder te laten kan hun veel goeds doen; maar hen uit hun stand te rukken en op een hoogte te plaatsen, waar ze niet weten hoe zich te houden, doet hun zeker kwaad.

Om deze .dingen recht te kunnen beoordeelen, moet men langen tijd, niet oppervlakkig, maar intiem, met het volk hebben omgegaan. Dan leert men hen kennen als groote kinderen, die met veel beleid moeten opgevoed worden. En bedenkt men, dat »het hart der menschen tot alle kwaad neigt", dan zal men te hunnen opzichte wel zeer voorzichtig zijn met zulke proefnemingen als licht aanleiding geven, dat het kwade de overhand krijgt.

Met beleefd verzoek om verschooning voor mijn vrijmoedigheid wensch ik zeer, mij hoogachtend en met heil bede te mogen noemen.

Uw dw. dr. en broeder in onzen Heiland.,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 september 1894

De Heraut | 2 Pagina's

Vergun mij U een woordje te doen toekomen

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 september 1894

De Heraut | 2 Pagina's