GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE WAGENMAKER.

II.

WAT DE RAADSHEER VERTELDE.

„En wat zei men daarop? " vroeg Klaus,

„Wel, verscheiden rijkssteden en vorsten uit het noorden vielen ons bij, maar de geestelijke heeren en vorsten spraken er tegen, en zeiden dat de zaak eerst nader onderzocht moest worden. Doch wij antwoordden, dat dit niet noodig was, ten eerste wijl ieder wist hoe het bij ons en overal in Duitschland stond, en ten tweede dewijl wij toch niet van besluit konden of mochten veranderen."

„Dat zal den keizer niet gesmaakt merkten een paar der gasten op. hebben, "

«Zeker niet, " was het antwoord. »Keizer Karolus sprak wel niet veel, maar wij bespeurden genoeg. Er werd over en weer nog heel veel gezegd. Een van de heeren — ik weet niet meer wie — zei zelfs dat Constanz, waar eens de groote ketter Johannes Huss was verbrand, nu ook weer het voorbeeld moest geven, van trouw aan de Roomsche kerk en de ketterij moest onderdrukken. Doch dit maakte de onzen zeer toornig, en toen wij des middags met velen aan tafel zaten, zei een van ons: xConstanz zal juist andersom doen dan gezegd is. De profetie van Huss zal nu vervuld worden, dat honderd jaar na hem een zwaan i) zal komen, dien men den mond niet zal kunnen stoppen."

„Juist zoo!" riepen verscheiden aanwezigen, »en wat is ten slotte , vastgesteld ? "

Niets zekers; we hebben alle hoop het te zullen winnen en kunnen vooreerst althans onzen gang gaan. Dat is al veel. Of 't ooit tot een vaste schikking komt weet ik niet.

»Nu, tijd gewonnen veel gewonnen", sprak er een. sGode zij dank, dat we het al zoover hebben."

»Maar vergeet één ding niet" sprak de raadsheer ernstig, " De keizer is toornig op ons, zeer toornig. Hij zal ^t ons nooit vergeven dat wij zoo iets hebben voorgesteld.

»Maar wat kan hij ons doen? Constanz is een vrije stad."

„Vriend" sprak Klaus, den laatsten vrager aanziende, »bouw daar niet te veel op. Heer Friedrichs heeft gelijk. We mogen ons verheugen, maar moeten zeer voorzichtig zijn. De keizer is geen man die toegeeft; hij vreest en haat de Lutherschen, en zal alles doen om de leer van Luther tegen te staan en ons die er voor opkomen."

„God zal voor zijn zaak zorgen" sprak de raadsheer.

Denk aan Luther's lied:

»Gods Woord houdt stand in eeuwigheid", en meteen de stem verheffend hief hij 't schoone geloofslied. aan: »Een vaste burg", waar allen mee instemden. Toen het lied geëindigd M'as, sprak Klaus :

„Mannen broeders, zoo is het. Laat ons het niet verwachten van koningen en prinsen, maar ook niet voor hen vreezen. Want zelfs de poorten der hel zullen Christus' gemeente niet overweldigen. Dat weten wij. Inmiddels laat ons waken en toezien, dat deze goede stad bewaard blijve voor alle schade en het licht, dat God op den kandelaar geplaatst heeft, niet worde uitgedoofd, "

III.

BIJ DEX DOKTER.

Een paar maanden na de gebeurtenissen, waarvan we in 't vorige hoofdstuk hebben gesproken, reed op een donkeren avond een overdekte boerenwagen den grooten weg op, die van de stad Ulm, aan de Donau, zuidwaarts leidt. Op den bok zat iem.and in boerenkleeding; binnen een man van wien men weinig in de duisternis kon onderscheiden.

Na een paar uur rijdens, in welke de man daarbinnen meermalen een uilroep van ongeduld had doen hooren, hield de wagen stil op een plek, waar niets te zien was dan boomen en struiken. De koetsier steeg af, bond het paard aan een boom vast, en sprak tot den man daarbinnen, die intusschen ook het rijtuig had verlaten:

„Ik kom zoo dadelijk terug, generaal. Ik ga eerst zien of hij er al is."

De koetsier verdween in het duister. De ander plaatste zich zoo, dat de wagen hem dekte voor 't gezicht, in het geval er nog iemand langs den weg mocht komen. Men vernam echter geen voetstap.

't Duurde lang eer de koetsier terugkwam. Eindelijk verscheen hij, bond het paard los en leidde het nu voorzichtig aan de hand langs een smal pad, vol steenen en struikgewas, zoodat de wagen er slechts met moeite door kon. De man die als ^generaal" was aangesproken, hielp in den letterlijken zin den wagen recht houden, terwijl hij knorrig sprak:

„Een fraaie tocht. Duurt het nog lang? "

„Haast zijn we er, generaal", was het antwoord. »De dokter woont wat afgelegen, "

Hij zal wel weten waarom", bromde de ander. Eindelijk kwamen zij aan een hek dat openstond. Paard en wagen werden daarbinnen gebracht, het hek gesloten en de koetsier, zijn reisgezel bij de hand leidend, trad met hem voort. Weldra stonden zij voor de deur van een huis, in 't welk echter nergens licht was te bespeuren.

»Hier is het", sprak de koetsier, terwijl hij aanklopte.

De deur ging aanstonds open en werd achter de bezoekers ook weer even snel gesloten en gegrendeld. De twee gasten werden nu in een kamer gelaten, die maar half verlicht was door een lamp, welke aan den zolder hing. De man die de deur had geopend bood zijn bezoekers een zitplaats aan en zette zich toen zelf neder.

„Zijt gij de dokter", vroeg nu de generaal, terwijl hij een scherpen blik op den man wierp.

De aangesprokene was iemand van een 40 jaar, maar reeds geheel grijs. Zijn gelaat was vaalbleek en de grauwe oogen loerden onheilspellend onder de zware saamgetrokken wenkbrauwen. Op het hoofd droeg hij een zwarte kap en geheel zijn lichaam was verborgen onder een zvi^aren tabbaard, eveneens van donkere kleur, maar zoo oud en versteld, dat zeker weinig dokters hem zouden gedragen hebben. De tabbaard werd gesloten gehouden door een lederen gordel, die met veelkleurige figuren was gesierd, 't Was het eenige kleedingstuk van den man dat niet oud en vervallen er uitzag, even als hij. zelf.

Op de vraag van den generaal antwoordde hij bevestigend en wierp zich toen achterover in zijn leunstoel, als om op zijn gemak te luisteren.

Intusschen ontdeden de bezoekers zich van hun zware bovenkleederen, waarin zij 't blijkbaar warm hadden, 't Was verwonderlijk te zien hoe zij er zoo ineens geheel anders uitzagen. De koetsier vertoonde nu de kleeding van een onderofficier in Spaanschen dienst, of anders gezegd in dienst bij keizer Karel. De ander bleek ook door zijn kleeding datgene te zijn wat de koetsier hem genoemd had. Zijn gewaad, dat uit kostbare stoffen, veelal uit zijde bestond, was dat van een Spaansch opperbevelhebber. Een gouden keten hing om zijn hals. Zijn gelaatstrekken, die hard en scherp waren, toonden, gelijk heel zijn uitzicht, dat het Zuiden zijn geboortegrond was en staken zeer af bij die van zijn makker, wiens blond haar en blauwe oogen den Duitscher aanduidden.

i) Zinnebeeld van Luthcr.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 augustus 1895

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 augustus 1895

De Heraut | 2 Pagina's