GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Diaconaie Conferentie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Diaconaie Conferentie

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

werd dit jaar den 5den September te Arnhem gehouden, in het kerkgebouw der Gereformeerde kerk A aldaar. Hoewel niet zoo druk als de vorige jaren bezocht, ontbrak het echter zoomin aan belangstelling in de behandelde onderwerpen als aan deelneming in het debat, hetwelk over deze onderwerpen gehouden werd. Toen de tijd tot opening was aangebroken, liet de voorzitter. Prof. L. Lindeboom, zingen Ps. 25 ; i en 2, waarna op diens'verzoek Ds. A. Brummelkamp Jr., thans te Velp woonachtig, vooraf gelezen hebbende het laatste gedeelte van Hebr. 11, een openingswoord sprak en in gebed voorging.

Na 6p de geloofskracht van de helden des Ouden Verbonds te hebben gewezen, verklaarde hij, dat het hem aangenaam was een woord tot opening van deze conferentie te mogen spreken. Arnhem was voor hem eene plaats van rijke herinnering. Hoeveel heeft hij hier in zijne jeugd met zijnen, nu zaligen, vader doorleefd I Hier stond zijn vader als Bedienaar des Woords in eene kleine gemeente, die met hem de smaadheid van Christus om Zijne eer en waarheid aanvaard had! Hier* stond hij aan het hoofd eener Theologische School, om jeugdige broeders tot de Bediening des Woords op te leiden. Hij behoorde tot dezulken, op wie van toepassing is, wat in Hebr. 11 van de geloofshelden des Ouden Verbonds staat aangeteekend: »welker de wereld niet waardig was.'' En toch, dat had hij voor den Naam en de zaak des Heeren over; genade had hij van zijn God ontvangen, om voor de eer van Christus de eer der wereld te versmaden.

En hoewel de omstandigheden, waaronder wij nu verkeeren, veel gunstiger zijn, onze positie is nog dezelfde als weleer. Van de zijde der wereld hebben wij niet anders dan vijandschap te wachten. Toch komt er een tijd, waarop God het werk Zijner knechten kroont. Wie had het weleer durven denken, dat de zaak, waarvoor Vader Brummelkamp leed en streed, eerst door eigen langzamen groei, en later door de Doleantie, nu reeds zulk een breeden omvang zou hebben verkregen ? Aan wien hebben wij dien zegen te danken ? De wereld heeft hem ons voorzeker niet bezorgd. God heeft dien ons bereid, ondanks de vijandschap, de tegenwerking en miskenning der wereld.

Spreker denkt aan de tradities uit vroegere jaren en eeuwen, en brengt die in herinnering. Wij hebben, zoo wij willen getrouw zijn aan het standpunt, " dat wij hebben ingenomen en waarvan wij gelooven, dat het de behoudenis der wereld in zich bevat, nog niet anders dan strijd te verwachten. In dien strijd elkander te sterken, opdat de zaak des Heeren de overhand hebbe, moet ons aller doel, het doel ook dezer conferentie zijn.

Hij wenscht, dat in dien strijd de geest van Mozes ons leiden en bezielen moge, dat wij niet zien op hetgeen achter, maar op hetgeen vóór is, achtende de versmaadheid Christi meerderen rijkdom dan de schatten van het hedendaagsche Egypte van wijsheid en roem.

De Voorzitter sluit zich bij het door Ds. Brummelkamp gesprokene aan en brengt nu in herinnering, met welk doel deze conferentie vóór 20 jaren werd in 't leven geroepen. Zij is geboren uit de behoefte om met elkander te spreken over de dingen, die voor de kerk van actueel belang zijn. Ook op de Classen en andere kerkelijke vergaderingen worden ze ter tafel gebracht. Daar echter verschijnen alleen afgevaardigden en meestal dezelfde personen en kunnen niet alle ambtsdragers aan de bespreking deelnemen. Op eene samenkomst als deze, kan ieder zich uitspreken en bestaat gelegenheid om de zaken, die ter tafel gebracht worden, van alle zijden te bezien.

Evenwel, we maken hier geen besluiten, en zoo we al tot eenige conclusie komen, dan heeft ze geen bindende kracht. Wat we hier redeneeren en disputeeren, nemen we mede; misschien vloeit er eenig voorstel ter behandeling voor eene kerkelijke vergadering uit voort. Gezegend zijn deze conferenties voor den arbeid in het koninkrijk Gods geweest ; vrucht er van zijn o. a. Veldwijk en Effatha.

De Voorzitter laat nu zingen Ps. 119:17, waarna Ds. J. H. M. G. Wolf van Maasland zijn referaat over het volgende onderwerp ten beste geeft:

y, Het diaconaat, zooals het in de Belijdenis en Kerksnorde is omschreven, beschouwd in verband met den toestand en de behoefte van dezen tijd."

Door referent wordt in de eerste plaats aangetoond, wat Belijdenis en Kerkenorde over het Diaconaat geven; daarna, hoe in de dagen der Republiek door allerlei oorzaak het Diaconaat in Gereformeerde kerken weer tot ontwikkeling kwam; vervolgens, dat met het oog op de vele en eigenaardige nooden van dezen tijd nadere ontwikkeling van het Diaconaat onmisbaar vereischt wordt.

Nadere ontwikkeling onmisbaar vereischt? Voorzeker. Het aantal armen neemt toe; de stroom der ellendigen wast, en in deze nooden doen de Gereformeerden keiken niet, wat zij moeten doen naar haar eigen Belijdenis en Kerkenorde. — Belijdenis toch en Kerkenorde zeggen: De armen moeten geholpen worden, naardat zij van noode hebbe En niet alleen armen, maar ook bedrukten en benauwden (Confessie art. 30, Kerkenorde art. 25) moeten worden geholpen. De kerken echter doen door het diaconaat in den regel noch het een, noch het ander. De hulp aan de armen betoond, is dikwijls zeer onvoldoende. Voldoende hulp sluit in zich: aimoe voorkomen, uit armoe opheffen, enz. Nu loopt het meestal af met eene geldelijke ondersteuning voor dagelijksch brood.

Wat de bedrukten betreft, de kerken laten hunne verzorging over aan de particuliere Vereenigingen in plaats van door het Diaconaat zelve op te treden. Ten slotte wijst referent er op, dat bij eene latere revisie onzer Belijdenis, het Diaconaat breeder behoort omschreven te worden. Uitwerking van de drie beginselen, welke nu reeds in onze Belijdenis staan uitgedrukt, zal ons verder brengen. Deze drie beginselen zijn:

l». de Kerk moet helpen door het Diaconaat ; 2". de Kerk moet allerlei ellendigen helpen; 3", de Kerk moet helpen naar den eisch der behoeftigcn,

Voor dit referaat, (dat we slechts in hoofdtrekken weergeven en dat op verzoek, in eene onzer tijdschriften is geplaatst, n.l. in de November-sAevering van het Tijdschrift voor Gereformeerde Theologie), wordt Ds. Wolf uit naam der vergadering van harte dank gezegd, eii tevens de gelegenheid tot debat geopend.

Br. Onclc vraagt, of het goed is, dat Vereenigingen hulp verleenen.

Ds. Brummelkamp te Velp is met referent van oordeel, dat de werkzaamheden van het diakenambt niet genoeg in Belijdenis en Kerkenorde omschreven zijn. Dit ambt moet in de Gereformeerde kerken meer een onderwerp van studie uitmaken. Een begin is er, maar de zaak moet meer worden ingedacht, om te komen tot eene meer zuivere formuleering van het wezen, de roeping enz. van het diaconaat. Hij verklaart met instemming den referent te hebben gehoord, legt nadruk op het voorkomen van armoede en ook, dat door/^^i^ï'^^'^/wVw van hulp aan nooddruftigen te verleenen, het socialisme gekweekt wordt. Vooral met het oog op eigenaardige behoeften van dezen tijd is het diaconaat in onze Belijdenis en Kerkenorde niet genoeg omschreven; hij wil het inzonderheid onzen godgeleerden op 't hart hebben gedrukt, ook dit gebied aan nadere studie te onderwerpen; door godgeleerden verstaan de menschen met dogmatischen zin, in staat om Gods Woord te onderzoeken en de resultaten van hun onderzoek bekend te maken.

Een diaken, zegt hij, in de oorspronkelijke beteekenis van het woord, is iemand die Christus achterna loopt; die zich over al wat ellendig is, ontfermt. Er zijn geen ellendigen, die niet door de Diaconie moeten geholpen worden. Hoe groot is het terrein, dat hier moet worden betreden en hoevele zijn de moeielijkheden, die men hier ontmoet. Onder deze moeielijkheden behoort ook de vreeze van in conflict te komen met de Overheid. De Kerk heeft haar terrein, niet minder dan de Overheid. En het heugt spreker nog, dat zijn vader dienaangaande steeds zeide: «Wij mogen, wat door de Diaconie geschiedt, niet brengen ter kennis van de Overheid." De richting van onzen tijd is, om alles openbaar te maken, en daartegen moet door onze Diaconieën een dam worden opgeworpen. Door openbaarmaking ontaardt het werk der barmhartigheid. Laat uwe linkerhand niet weten, wat uw rechter doet.

Hoe krijgen wij de geesten er toe, dat men begrijpt, dat de Kerk een recht van Gods wege heeft, een publiek recht, een recht om in het publiek op te treden? De Staat moet het recht der Kerk erkennen en onze staatslieden hebben eene studie van het Diaconaat te maken, van wat n.l. tot zijn gebied behoort, opdat zij op het gebied van den Staat ook ten dezen opzichte voor de rechten der Kerk mogen kunnen optreden.

Br. Van Veelen stemt met referent in, als hjj beweert, dat er niet genoeg geschiedt. Evenwel meent hij, dat het in gebrelte blijven van Diaconiën te donker door spreker gekleurd is; dat ze, zooals door spreker is voorgesteld, een smaad voor de wereld zouden zijn, dit zou voor onze Diaconiën eene onverdiende beschuldiging wezen.

Br. Hoffmans legt nadruk op het voorkomen van armoede. De roeping der Diaconiën met het oog op de behoeften van dezen tijd, wordt over 't algemeen niet genoeg begrepen. De armen moeten onderwezen worden. Het wordt over 't algemeen geacht een schande te zijn, wanneer men uit de hand der Diaconie leven moet. En deze gedachte moet worden bestreden. Ook is het niet goed, wanneer men den armen eerst dan te hulp komt, als zij geheel en al zijn uitgeput. Hoe nieer zij uitgeput worden, hoe meer zij ten laste voor de Diaconiën zullen komen. Onze roeping is: ze op te heffen uit hunne tijdelijke ellende.

Ds. Wolf spreekt zijn dank uit jegens Ds. Brummelkamp wegens de welwillende beoordeeling van zijn referaat; ook hij gelooft, dat op het gebied van verzorging der armen de juiste verhouding tusschen Overheid en Kerk moeielijk is aan te wijzen en vereenigt zich met den wensch, dat ook bij onze staatslieden deze zaak meer een onderwerp van studie moge worden.

Tegenover br. Van Veelen beweert hij, de toestanden niet te donker te hebben gekleurd. Vele Vereenigingen doen, wat de Diaconieën moesten doen. Wanneer de Diaconieën meer naar eisch htmner roeping optraden, zouden er zoovele Vereenigingen niet noodig zijn.

Over 't algemeen moeten de meer gegoeden, zooals het convent van Wezel wil, meer in 't belang van hulpbehoevenden bewerkt worden. Kan Br. Van Veelen bewijzen, dat de Diaconieën doen, wat ze ten dezen opzichte te doen hebben, dan trekt hij zijne bewering terug.

Aan br. Onck geeft hij ten antwoord, dat hij de Diaconiën niet van de hulp van Vereenigingen wil afhankelijk stellen: inzonderheid niet van Vereenigingen, die buiten onze Gereformeerde kerken staan; dat Vereenigingen nooit mogen doen, wat tot de roeping der Diaconieën behoort; dat echter bij het in gebreke blijven in deze roeping of wegens onvermogen' om haar te vervullen, Vereenigingen noodzakelijk zijn; doch dat daarom ook de bestaande vereenigingen moeten ophouden te bestaan, zoodra de Diaconiën in staat zijn en bereid zijn te doen, wat zij voor haar gedaan hebben.

Hij betuigt zijne instemming 'met hetgeen door Br. Hoffmans in 't midden werd gebracht.

De discussie wordt op verlangen der broeders voortgezet.

Br. Hoffmans wijst er op, hoe te Arnhem aan een in nood verkeerenden Br. van elders hulp werd verleend en vraagt, of het niet op den weg der Diaconiën ligt denzulken hulp en bijstand te verleenen, en of_, men, als het blijkt dat eigene middelen niet voldoende zijn, buiten den kring zijner kerk naar middelen mag om zien, teneinde aan de behoeften derzulken te kunnen voldoen.

Br. Van Vulpen is het eens met Ds. Wolf. De schets van Ds. Wolf is niet donker genoeg. Ook hij meent, dat vooral het voorkomen van armoede dure roeping is. Hij wijst op Amsterdam, waar wekelijksche bedeeling liet laatste middel is om in de behoeften der armen te voorzien en waar men der armen nood tracht weg te nemen: a. door werkverschaffing, b. door leiding te geven aan het gezin, c. door oplossing van familiequaesties, welke armoede ten gevolge hebben, d. door emigratie. Niet genoeg kan hij nadruk leggen op particulier bezoek. Hij heeft geene vrijmoedigheid om de hulp van Vereenigingen tot liefdadigheid af te wijzen. We hebben er onder de bestaande toestanden nog behoefte aan.

Ds. Westerbeek van Eerten heeft met zeer veel genoegen Ds. Wolf gehoord. Hij gelooft niet, dat hij een schets geteekend heeft, welke te donker is gekleurd. Wij verstaan ook op dit gebied onze roeping niet genoeg. Toch zou hij wel gevraagd willen hebben: heeft Ds. Wolf niet te weinig gezegd van de roeping van den eenen beweldadigden broeder jegens den anderen broeder, die zoozeer de hulp van de meer beweldadigden behoeft? Ieder geloovige heeft toch ook eene roeping der priesterlijke barmhartigheid jegens den ellendige te vervullen. Ook wil hij er nadruk op hebben gelegd, dat het mede tot de roeping van den dienst des Woords behoort, het besef van de roe­ n. ping der diakenen op te wekken en te versterken.

(Slot volgt.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 december 1895

De Heraut | 4 Pagina's

De Diaconaie Conferentie

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 december 1895

De Heraut | 4 Pagina's